Besluit van 24 februari 1998, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 44, vijfde en zesde lid, en 46 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van de liquidatie van het vermogen van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (Besluit liquidatie FAOP)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 december 1997, nr. AB97/U1738, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 44, vijfde en zesde lid, en 46 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

De Raad van State gehoord (advies van 21 januari 1998, nr. W04.97.0811);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 2 februari 1998, nr. AB98/U146, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;

b. Ctsv: het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

c. FAOP: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

d. Lisv: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

e. fase 1: fase 1 als bedoeld in artikel 44 van de wet.

Artikel 2

  • 1. Het Lisv liquideert voor het tijdstip gelegen twee jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1 het vermogen van het FAOP.

  • 2. In verband met de uitvoering van het eerste lid gaan alle vermogensbestanddelen van het FAOP, op het tijdstip van aanvang van fase 1, over op het Lisv.

  • 3. Het Lisv beheert en administreert het vermogen dat op grond van het tweede lid is overgegaan in de vorm van een afzonderlijke rekening.

  • 4. Voor de toepassing van de artikelen 67, vierde tot en met zevende lid, 74, eerste en derde lid, en de artikelen in hoofdstuk 5, § 3, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt het in het derde lid bedoelde vermogen gelijkgesteld met een fonds als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van die wet.

  • 5. Het Ctsv biedt jaarlijks vóór 1 november een verklaring over de rechtmatigheid van uitgaven en ontvangsten, terzake van het vermogen, bedoeld in het derde lid, over het afgelopen boekjaar aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan.

Artikel 3

  • 1. Ten laste van het vermogen, bedoeld in artikel 2, derde lid, worden gebracht de uitgaven op grond van artikel 42, eerste lid, van de wet, met inbegrip van de uitvoeringskosten van het Lisv terzake van de toepassing van dat artikellid, alsmede de uitvoeringskosten van het Lisv terzake van de toepassing van de artikelen 2, eerste lid, en 5, eerste lid.

  • 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regels stellen waarbij ook andere uitgaven, dan de in het eerste lid bedoelde, ten laste van het vermogen, bedoeld in artikel 2, derde lid, worden gebracht.

  • 3. Het Lisv draagt vóór het tijdstip gelegen een jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1 een deel van het vermogen, bedoeld in artikel 2, derde lid, over aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 4. Het deel van het vermogen, bedoeld in het derde lid, bestaat uit een bedrag dat het resultaat is van een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het op 31 december 1997 aanwezige vermogen van het Arbeidsongeschiktheidsfonds vermenigvuldigd met de lasten van het FAOP over 1997 en de noemer door de lasten van het Arbeidsongeschiktheidsfonds over dat jaar.

  • 5. De vermogensoverdracht, bedoeld in het derde lid, vindt niet plaats, indien het resultaat van de in het vierde lid gedefinieerde breuk negatief is. In dat geval wordt het bedrag dat de overheidswerkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de wet moet betalen aan het Lisv in verband met de door hem verschuldigde premie, bedoeld in artikel 76a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, verminderd met een bedrag. Dat bedrag is gelijk aan het resultaat van de in het vierde lid gedefinieerde breuk, vermenigvuldigd met de premieplichtige loonsom van de overheidswerkgever over het jaar waarover de vermindering wordt verleend gedeeld door de totale premieplichtige loonsom van de overheidswerkgevers over dat jaar. De vermindering vindt plaats vóór het tijdstip gelegen twee jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1.

Artikel 4

Indien het vermogen, bedoeld in artikel 2, derde lid, niet voldoende is om de uitgaven, bedoeld in artikel 3, eerste lid, volledig te dekken, komt het tekort ten laste van het bedrag dat op grond van artikel 3, vijfde lid, in mindering wordt gebracht op de door overheidswerkgevers aan het Lisv te betalen premies.

Artikel 5

  • 1. Het Lisv stelt voor het tijdstip gelegen een jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1 de jaarrekening en het jaarverslag over het boekjaar gelegen voor het tijdstip van aanvang van fase 1 met betrekking tot het FAOP vast en biedt deze aan het Ctsv aan en zendt een afschrift aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 2. Het Lisv stelt voor het tijdstip gelegen twee jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1 een slotbalans en een liquidatieverslag op terzake van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde liquidatie en legt deze over aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 3. Alle vermogensbestanddelen die bij de liquidatie, bedoeld in het tweede lid, resteren, vormen, vermenigvuldigd met de premieplichtige loonsom van de overheidswerkgever over het jaar waarover de vermindering wordt verleend, gedeeld door de totale premieplichtige loonsom van de overheidswerkgevers over dat jaar, het bedrag dat op grond van artikel 90, derde lid, van de wet in mindering wordt gebracht.

Artikel 6

Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels stellen met betrekking tot de liquidatie van het vermogen van het FAOP.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit liquidatie FAOP.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 februari 1998

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de twaalfde maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 1 januari 1998 treedt fase 1 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW) in werking. Op grond van de OOW wordt het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP) op dat moment opgeheven en treedt het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) in de plaats van het FAOP, wat betreft de afhandeling van de overeenkomstige toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), bedoeld in artikel 32, eerste lid, juncto artikel 46, tweede lid, van de Wet privatisering ABP en de toepassing van artikel 8 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, voorzover betrekking hebbend op de periode vóór de aanvang van fase 1 van de OOW. De uitgaven die het Lisv daarvoor doet, worden gefinancierd uit het vermogen van het FAOP. Dat is opgenomen in artikel 44, eerste lid, van de OOW.

Daarnaast bevat de OOW bepalingen op grond waarvan een deel van het vermogen van het FAOP aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) wordt overgedragen. Dit hangt samen met de inwerkingtreding op 1 januari 1998 van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Onderdeel daarvan is het introduceren van een uniform financieringsregime voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van werknemers in de marktsector en van overheidswerknemers. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het Aof vanaf dat moment de financiering van de dan lopende WAO-conforme uitkeringslasten van overheidswerknemers overneemt van het FAOP. De financiering van de ten laste van het Aof komende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geschiedt vanaf die datum door middel van een uniforme werkgeverspremie, die ook door overheidswerkgevers verschuldigd is. Door de overdracht van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidswerknemers stijgen de lasten van het Aof en daarmee het aan te houden normvermogen. Oorspronkelijk waren de bepalingen die voorzagen in vermogensoverdracht van het FAOP naar het Aof opgenomen in de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen. Met de OOW zijn deze bepalingen in de Invoeringswet vervallen en opgenomen in de OOW.

De OOW bevat ook regels omtrent de bestemming van het restvermogen van het FAOP. Dit vermogen, dat wil zeggen het vermogen dat resteert nadat de uitgaven in verband met de afwikkeling van de periode vóór de aanvang van fase 1 van de OOW, eventuele vermogensoverdracht aan het Aof en uitgaven in het kader van liquidatie van het FAOP-vermogen zijn gerealiseerd, komt ten gunste van de overheidswerkgevers, overigens niet eerder dan nadat liquidatie is afgerond.

Tot slot voorziet artikel 46 van de OOW in de mogelijkheid om ten aanzien van bovenstaande onderwerpen nadere, op een aantal punten tijdelijk afwijkende, regels te stellen.

In dit besluit wordt het volgende geregeld.

Het Lisv wordt opgedragen het vermogen van het FAOP voor 1 januari 2000 te liquideren. Daartoe gaan op 1 januari 1998 alle vermogensbestanddelen van het FAOP over op het Lisv. Het Lisv brengt de uitgaven voortvloeiend uit de liquidatie-opdracht en de uitgaven voortvloeiend uit de afwikkeling van de toepassing van de WAO-conforme regeling ten laste van dat vermogen. Voorts wordt uit het vermogen een bedrag overgedragen aan het Aof, waarmee het vermogen van het Aof moet worden aangevuld, in verband met het overnemen van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen aan de overheidswerknemers. Een eventueel restvermogen wordt, na de afronding van de liquidatie, teruggegeven aan de overheidswerkgevers.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

Eerste lid

Het Lisv wordt opgedragen het vermogen van het FAOP te liquideren.

De keuze voor het Lisv ligt voor de hand. Het Lisv beheert immers de fondsen van de sociale verzekeringen. Daarnaast is het Lisv vanaf 1 januari 1998 op grond van de OOW ook al belast met de afwikkeling van de toepassing van de WAO-conforme regeling over de periode vóór die datum.

Tweede lid

Alle op 31 december 1997 aanwezige vermogensbestanddelen van het FAOP gaan op 1 januari 1998 over naar het Lisv. Deze bepaling spreekt voor zich. Het te liquideren vermogen dient in beheer te worden gegeven aan de liquidateur.

Derde lid

Het Lisv dient het aan hem overgedragen vermogen van het FAOP, alsmede de afwikkeling daarvan, op een aparte rekening te administreren.

Dit is in overeenstemming met het feit dat het Lisv elk van de door hem beheerde fondsen op een aparte rekening administreert. Ook is het gewenst dat de afwikkeling van het FAOP-vermogen afzonderlijk zichtbaar is.

Vierde en vijfde lid

Wanneer overgedragen aan het Lisv, valt het FAOP-vermogen onder de regels van het geïntegreerd middelenbeheer. In het kader van de toepassing van deze regeling moet het Lisv nog wel afspraken met het Rijk maken op welke wijze en op welke termijn de vermogensbestanddelen die door het FAOP en, vanaf 1 januari 1998, door het Lisv worden aangehouden bij het ABP op de rekening-courant met het Rijk moeten worden bijgeschreven.

In het kader van de paragraaf over de verslaglegging in de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt het aan het Lisv overgedragen FAOP-vermogen gelijkgesteld met een fonds, niet zijnde een wachtgeldfonds. Voor alle duidelijkheid wordt voorts aangegeven dat het College van toezicht sociale verzekeringen tot het moment van de afronding van de liquidatie, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van die wet, jaarlijks vóór 1 november een verklaring over de rechtmatigheid van uitgaven en ontvangsten, terzake van het voornoemde vermogen aanbiedt.

Artikel 3

Eerste lid

Het Lisv brengt zijn uitgaven, voortvloeiend uit de liquidatie-opdracht, ten laste van het aan hem overgedragen FAOP-vermogen. Deze uitgaven betreffen onder meer de uitvoeringskosten van het, overeenkomstig de OOW en het bepaalde in deze algemene maatregel van bestuur, ten gunste brengen van overheidswerkgevers van het restvermogen van het FAOP.

Het Lisv brengt zijn uitgaven (inclusief uitvoeringskosten), voortvloeiend uit de afwikkeling van de toepassing van de WAO-conforme regeling over de periode vóór 1 januari 1998, eveneens ten laste van het aan hem overgedragen FAOP-vermogen. Deze bepaling wijkt in die zin af van de OOW dat daarin is geregeld dat op het tijdstip van aanvang van fase 1 van de OOW een bedrag, ter grootte van bedoelde uitgaven, van het FAOP-vermogen wordt overgeheveld naar het Aof. In onderhavig besluit is voor een afwijkende bepaling gekozen omdat de betrokken uitgaven niet al op dat tijdstip zijn vast te stellen. Pas na verloop van tijd zal duidelijk worden wat de definitieve uitkomst is van baten en lasten, die uit die afwikkeling voortvloeien.

Tweede lid

Het Lisv mag in het kader van de liquidatie slechts die uitgaven ten laste van het FAOP-vermogen brengen die in de OOW en bij of krachtens dit besluit worden aangewezen. In voorkomende gevallen kan de Minister van Binnenlandse Zaken, na overleg met zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, besluiten tot een nadere – niet in de OOW of dit besluit genoemde – aanwending van het restvermogen van FAOP. Er is een regeling in voorbereiding waarbij de bekostiging van de verbeteringen in de uitvoering van de WAO voor het overheidspersoneel, die noodzakelijk zijn vanwege achterstanden of gebreken in de uitvoering van de WAO-conforme regeling, wordt geregeld. Bij deze regeling wordt aangesloten op de afspraken die het FAOP en het Lisv hierover hebben gemaakt in het kader van de voorbereiding van de overgang van WAO-conform naar WAO.

Derde en vierde lid

Het Lisv draagt vanuit het aan hem overgedragen FAOP-vermogen een bedrag over aan het Aof dat het resultaat is van een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het op 31 december 1997 aanwezige vermogen van het Aof, vermenigvuldigd met de lasten van het FAOP over 1997, en de noemer door de lasten van het Aof over dat jaar.

Dit betreft het bedrag, waarmee het vermogen van het Aof moet worden aangevuld, in verband met het overnemen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen aan overheidswerknemers van het FAOP. De formule, op grond waarvan dit bedrag wordt berekend, is afkomstig uit de OOW en is gekozen om vanuit het FAOP een, in relatie tot de lasten, gelijke bijdrage aan het vermogen van het Aof te leveren als de marktsector. De bepaling dat het Lisv dit bedrag overdraagt van het FAOP-vermogen naar het Aof wijkt af van de OOW. Daarin is geregeld dat het FAOP op het tijdstip van aanvang van fase 1 bedoeld bedrag overdraagt aan het Aof. In onderhavig besluit is voor een afwijkende bepaling gekozen omdat de omvang van het bedrag nog niet op dat tijdstip is vast te stellen. Dat kan pas wanneer de lasten van het FAOP en van het Aof over het kalenderjaar voorafgaande aan dat tijdstip, alsmede het vermogen van het Aof op de dag voor dat tijdstip, definitief zijn vastgesteld. Dat zal niet eerder het geval zijn dan bij de vaststelling van de jaarrekening 1997 van het Aof en van het FAOP, hetgeen in de loop van 1998 zal plaatsvinden.

Vijfde lid

Wanneer het resultaat van de vorenbedoelde breuk negatief is – dat is het geval als het Aof-vermogen negatief is – vindt geen vermogensoverdracht plaats. De motivering van de hier aan de orde zijnde vermogensoverdracht indachtig, spreekt het vanzelf dat vanuit het FAOP-vermogen geen toevoeging aan het Aof-vermogen behoeft te worden gedaan, waneer dat laatste vermogen negatief is.

Het is echter niet reëel in dat geval vermogen over te dragen van het Aof naar het FAOP. Het vermogen van het Aof verslechtert er verder door, terwijl er geen reden is het vermogen van het FAOP, dat dan in liquidatie verkeert, te versterken.

Indien het Aof-vermogen op 31 december 1997 negatief is, kent het Lisv aan overheidswerkgevers een vermindering toe van de over 1998 of 1999 verschuldigde WAO-premie.

Een negatief vermogen moet worden ingelopen door de premie aan te passen. Aangezien met ingang van voornoemd tijdstip het Aof gefinancierd wordt door middel van een uniforme werkgeverspremie, die ook door overheidswerkgevers verschuldigd is, gaan overheidswerkgevers meebetalen aan het inlopen van het negatieve vermogen van het Aof, terwijl zij aan het ontstaan daarvan part noch deel hebben. Dat is niet gewenst. Door een overeenkomstige vermindering van de verschuldigde WAO-premie dragen overheidswerkgevers per saldo niet bij aan het inlopen van het negatief vermogen.

Bepaald is dat bedoelde vermindering plaatsvindt vóór het tijdstip, gelegen 2 jaar na het tijdstip van aanvang van fase 1. Dit is tevens het tijdstip waarop liquidatie van het FAOP-vermogen moet zijn afgerond. De reden dat de hier bedoelde vermindering niet eerder behoeft plaats te vinden, houdt verband met het bepaalde in artikel 4, op grond waarvan tegenvallers bij de afwikkeling van de WAO-conforme regeling niet ten laste komen van het Lisv.

Artikel 4

Dit artikel regelt dat, indien het vermogen dat het FAOP aan het Lisv overdraagt niet volstaat om de uitgaven die het Lisv in verband met artikel 3, eerste lid, moet doen volledig te dekken, het tekort niet ten laste komt van het Lisv maar van overheidswerkgevers. Hierbij is in aanmerking genomen dat, alvorens vermogensoverdracht naar het Lisv plaatsvindt, reeds een zeer groot deel van het FAOP-vermogen, door middel van een premiepauze, aan de overheidswerkgevers zal worden teruggegeven.

Artikel 5

Eerste en tweede lid

Als liquidateur dient het Lisv de jaarrekening 1997 en het jaarverslag 1997 van het FAOP op te stellen. Tevens dient het Lisv, als afronding van de liquidatie-opdracht, een liquidatieverslag en een slotbalans op te stellen en deze stukken, met bijbehorende accountantsverklaringen, voor te leggen aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Liquidatie kan pas plaatsvinden wanneer de waarde van alle positieve en negatieve vermogensbestanddelen definitief is vastgesteld. Hieromtrent bestaat echter nog enige tijd onzekerheid. Zo is hiervoor bijvoorbeeld reeds opgemerkt dat pas na enige tijd zal kunnen worden vastgesteld wat de definitieve baten en lasten zijn geweest van de afwikkeling van de WAO-conforme regeling vóór 1998. Het is daarom gewenst het Lisv voor liquidatie enige tijd te gunnen. Teneinde niettemin liquidatie aan een termijn te binden, geldt de datum 1 januari 2000 als uiterste datum.

Derde lid

In dit besluit wordt tenslotte geregeld dat het restvermogen naar rato van het premieplichtig inkomen op het moment dat tot teruggave wordt overgegaan, wordt teruggegeven aan de overheidswerkgevers.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld terzake van de liquidatie van het FAOP-vermogen.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven