Besluit van 21 februari 1998 tot wijziging van het Besluit alcoholonderzoeken in verband met de wijziging van de Scheepvaartverkeerswet (alcoholonderzoek bij varen onder invloed)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 8 september 1997, nr. 650893/97/6;

Gelet op artikel 28a, elfde lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 november 1997, nr. W03.97.0597);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 11 februari 1998, nr. 678157/98/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit alcoholonderzoeken1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

ademanalyse: het vaststellen van het alcoholgehalte van uitgeademde lucht door middel van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27, tweede lid, onderdeel a, van de Scheepvaartverkeerswet;

ademanalyse-apparaat: een apparaat, bestemd voor het verrichten van ademanalyse;

bloedafname: het afnemen van een hoeveelheid bloed ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet.

B

In artikel 6 wordt «in strijd met artikel 8 van de wet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet.

C

In artikel 10a, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de wet» vervangen door:

als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «in strijd met artikel 8 van de wet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet.

2. In het vierde lid wordt «artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de wet» vervangen door:

artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet.

E

In artikel 16, eerste lid, wordt «in strijd met artikel 8 van de wet» vervangen door:

in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet.

F

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in artikel 8, eerste lid, van de wet bedoelde» vervangen door:

in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 27, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet bedoelde.

2. In het tweede lid wordt «overeenkomstig artikel 163, achtste lid, van de wet» vervangen door:

overeenkomstig artikel 163, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 onderscheidenlijk artikel 28a, negende lid, van de Scheepvaartverkeerswet.

G

In artikel 24, eerste lid, wordt na «dan wel» ingevoegd:

rechtmatig is geproduceerd in.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de wijziging van de bepalingen met betrekking tot het varen onder invloed (Stb. 1997, 200) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 februari 1998

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de vijfde maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de wijziging van de bepalingen met betrekking tot het varen onder invloed (Stb. 200) zijn in artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet grenzen ten aanzien van het alcoholgehalte van de adem respectievelijk het bloed van de verdachte opgenomen waarboven in ieder geval sprake is van een strafbaar geval van varen onder invloed. Voorheen was in het scheepvaartverkeer slechts strafbaar het voeren of sturen van een schip onder, kortweg, zodanige invloed van een stof dat de betrokkene niet in staat moet worden geacht dat schip naar behoren te kunnen voeren of sturen. In de praktijk bleek het voor de betrokken opsporingsinstanties moeilijk om dit feit op grond van gedragingen van het schip of de verdachte vast te stellen.

De nieuwe regeling in de Scheepvaartverkeerswet is mutatis mutandis ontleend aan de regeling voor het wegverkeer zoals opgenomen in de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat naast het voorheen reeds in de Scheepvaartverkeerswet bestaande ademonderzoek daarin nu ook het bloedonderzoek is opgenomen. Bovendien is het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht geïntroduceerd, waar voorheen een ademtest pas mogelijk was na gerezen verdenking. Met deze wijzigingen zijn de opsporingsmogelijkheden ten aanzien van varen onder invloed aanmerkelijk verbeterd.

Voor de nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de verschillende typen alcoholonderzoeken kon geheel worden aangesloten bij de bestaande regelingen voor het wegverkeer. Het alcoholonderzoek op het water brengt namelijk geen bijzondere eisen met zich. Bij het onderhavige besluit is het Besluit alcoholonderzoeken aangepast. Overal waar werd verwezen naar «de wet» (zijnde de Wegenverkeerswet 1994) wordt thans ook verwezen naar de corresponderende bepaling van de Scheepvaartverkeerswet. Daarnaast zijn de Regeling ademanalyse en de Regeling bloed- en urineonderzoek aangepast in die zin dat ze ook van toepassing zijn op alcoholonderzoek krachtens de Scheepvaartverkeerswet. Het Besluit ademanalyse binnenvaart is door het schrappen van artikel 28, vijfde lid, (oud) van de Scheepvaartverkeerswet van rechtswege komen te vervallen.

De uitvoering van de nieuwe regeling met betrekking tot het varen onder invloed berust in de praktijk met name bij de divisie Mobiliteit van het Korps Landelijke Politie Diensten, de rivierpolitie te Rotterdam en enkele regiokorpsen in recreatiegebieden. Welke handhavingsinspanning zij aan dit onderwerp zullen geven, wordt op de gebruikelijke wijze in samenspraak tussen korpsbeheerder, openbaar bestuur en Openbaar Ministerie vastgesteld. Wat de voor de handhaving benodigde apparatuur betreft, zal worden bezien of kan worden volstaan met de voor de controle op de weg reeds beschikbare ademanalyseapparatuur.

De artikelen 3 en 4 van het Besluit alcoholonderzoeken zijn te beschouwen als technische voorschriften in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109).1 In verband daarmee is het Besluit alcoholonderzoeken in het kader van de zogenaamde Securitel-hersteloperatie opnieuw vastgesteld bij besluit van 5 juli 1997 (Stb. 1997, 293). Inzoverre het onderhavige besluit het toepassingsbereik van het Besluit alcoholonderzoeken – inclusief de daarin vervatte technische voorschriften – uitbreidt tot het scheepvaartverkeer, is het zelf als een technisch voorschrift in de zin van genoemde richtlijn te beschouwen. Het ontwerp van dit besluit is dan ook op 17 september 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de bovenvermelde richtlijn (notif.nr. 97/0717/NL). Het ontwerp is tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235).

De artikelen 3 en 4 van het Besluit alcoholonderzoeken bevatten eisen aan de door opsporingsambtenaren te gebruiken ademanalyse-apparatuur, in het bijzonder de eis dat het apparaat behoort tot een door de Minister van Justitie aangewezen type en tevens is voorzien van een geldige verklaring van goedkeuring, afgegeven door een daartoe aangewezen keuringsinstelling. Deze eisen maken geen onderscheid tussen apparatuur van Nederlandse dan wel van buitenlandse herkomst. Voor zover de eisen kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag inhouden, worden ze gerechtvaardigd ter bescherming van het belang van de openbare orde en de openbare veiligheid (art. 36 EG-Verdrag), alsmede ter bescherming van het belang van de veiligheid van de scheepvaart zoals door het Hof van Justitie van de EG in zijn jurisprudentie erkend. De eisen aan de ademanalyse-apparatuur waarborgen een deugdelijke uitkomst van het alcoholonderzoek, die de basis kan zijn voor verdere strafvorderlijke maatregelen zoals een vaarverbod en strafvervolging en uiteindelijk evt. veroordeling door de strafrechter. Centrale, landelijke normering van deze eisen is noodzakelijk voor een uniforme toepassing van dwangmiddelen en voor de eenheid in en doelmatigheid van de rechtspraak. De meergenoemde eisen zijn dan ook noodzakelijk en evenredig.

In het kader van de notificatieprocedure werd van de zogenaamde EFTA-landen, die partij zijn bij het Verdrag van 4 januari 1960 tot oprichting van een Europese Vrijhandelsassociatie, een gezamenlijke reactie ontvangen betreffende de met het onderhavige besluit samenhangende en tegelijk daarmee in ontwerp genotificeerde regeling van de Minister van Justitie tot wijziging van de Regeling ademanalyse, de Regeling bloed- en urineonderzoek, de Regeling voorlopig ademonderzoek en de Regeling type-aanwijzing ademanalyseapparaat in verband met de wijziging van de Scheepvaartverkeerswet (alcoholonderzoek bij varen onder invloed). De EFTA-landen vragen naar de verhouding van de in de Nederlandse verkeerswetgeving geregelde ademanalyse tot de Guiding principles on drug and alcohol testing procedures for worldwide application in the maritime industry van de Joint ILO/WHO committee on the health of seafarers. Deze Guiding principles hebben echter betrekking op het alcoholonderzoek in de verhouding werkgever-werknemer in de scheepvaartindustrie en niet op de toepassing van het strafrecht, zodat bedoelde reactie niet tot aanpassing van het onderhavige besluit heeft geleid.

Bij de hierboven bedoelde hernieuwde vaststelling van het Besluit alcoholonderzoeken is artikel 24 opgenomen, dat strekt tot wederzijdse erkenning van gelijkwaardige apparatuur door o.a. de lid-staten van de Europese Unie. In dit artikel ontbreken abusievelijk enkele woorden. Bij artikel I, onderdeel G, van het onderhavige besluit is deze misslag hersteld.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1997, 293.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 april 1998, nr. 70.

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven