Wet van 14 februari 1998 tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de effectiviteit van de medezeggenschap in ondernemingen te bevorderen alsmede de werknemers bescherming te bieden tegen het eenzijdig wijzigen van arbeidsvoorwaarden en dat in verband hiermee enkele wijzigingen in de Wet op de ondernemingsraden en in het Burgerlijk Wetboek dienen te worden aangebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de ondernemingsraden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden:

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder in de onderneming werkzame personen verstaan: degenen die in de onderneming werkzaam zijn krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de ondernemer die de onderneming in stand houdt.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder in de onderneming werkzame personen mede verstaan degenen die krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens een arbeidsovereenkomst met de ondernemer werkzaam zijn in een door een andere ondernemer in stand gehouden onderneming.

B

In artikel 2 wordt «in de regel hetzij tenminste 100 personen werkzaam zijn, hetzij tenminste 35 personen meer dan een derde van de normale arbeidstijd werkzaam zijn» telkens vervangen door: in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De ondernemer die twee of meer ondernemingen in stand houdt waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn stelt voor alle of voor een aantal van die ondernemingen tezamen een gemeenschappelijke ondernemingsraad in indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de betrokken ondernemingen.

2. Het tweede lid vervalt; het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. In het nieuwe tweede lid wordt «Het eerste en tweede lid zijn» vervangen door «Het eerste lid is» en wordt «waarin tezamen in de regel hetzij ten minste 100 personen werkzaam zijn hetzij ten minste 35 personen meer dan een derde van de normale arbeidstijd werkzaam zijn» vervangen door: waarin tezamen in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn stelt voor een onderdeel van die onderneming een afzonderlijke ondernemingsraad in indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de onderneming.

2. Het tweede lid vervalt; het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

E

Artikel 6, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. De ondernemingsraad kan in zijn reglement afwijken van hetgeen in het tweede en derde lid van dit artikel ten aanzien van de diensttijd is bepaald indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in de onderneming.

F

In artikel 16 vervalt het tweede lid en worden het derde tot en met vijfde lid vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

G

Artikel 17, eerste lid komt te luiden:

  • 1. De ondernemer is verplicht de ondernemingsraad, de commissies van die raad, en, indien de ondernemer aan de ondernemingsraad een secretaris heeft toegevoegd, de secretaris van die raad het gebruik toe te staan van de voorzieningen waarover hij als zodanig kan beschikken en die de ondernemingsraad, de commissies en de secretaris van die raad voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben. De ondernemer stelt de ondernemingsraad en de commissies van die raad in staat de in de onderneming werkzame personen te raadplegen en stelt deze personen in de gelegenheid hieraan hun medewerking te verlenen, een en ander voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van de raad en de commissies.

H

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de leden van de ondernemingsraad» vervangen door: de leden van de ondernemingsraad en de leden van een vaste commissie of onderdeelcommissie, bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderscheidenlijk derde lid,.

2. Het derde lid vervalt. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

3. In het nieuwe derde lid vervalt «, met dien verstande dat het aantal uren niet lager vastgesteld kan worden dan zestig per jaar, en het aantal dagen niet lager dan vijf per jaar».

Toegevoegd wordt een nieuwe volzin die luidt.

Daarbij wordt in acht genomen dat het aantal uren niet lager vastgesteld kan worden dan zestig per jaar en het aantal dagen:

a. voor leden van een in het tweede lid bedoelde commissie die niet tevens lid zijn van de ondernemingsraad, niet lager vastgesteld kan worden dan drie per jaar;

b. voor leden van de ondernemingsraad die niet tevens lid zijn van een in het tweede lid bedoelde commissie, niet lager vastgesteld kan worden dan vijf per jaar; en

c. voor leden van de ondernemingsraad die tevens lid zijn van een commissie, niet lager vastgesteld kan worden dan acht per jaar.

I

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na de eerste volzin wordt ingevoegd: Indien de ondernemer aan de ondernemingsraad een secretaris heeft toegevoegd is de eerste volzin op die secretaris van overeenkomstige toepassing. Op degene die het initiatief neemt of heeft genomen tot het instellen van een ondernemingsraad is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

b. In de nieuwe vierde volzin wordt «de vorige volzin» vervangen door: de eerste tot en met derde volzin.

2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: Indien de ondernemer aan de ondernemingsraad een secretaris heeft toegevoegd is de eerste volzin op die secretaris van overeenkomstige toepassing.

J

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt; het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en met zesde lid.

2. In de eerste volzin van het nieuwe tweede lid wordt «de in de voorgaande leden bedoelde vergaderingen» vervangen door: de in het eerste lid bedoelde overlegvergaderingen.

3. In het nieuwe derde lid komt de eerste volzin te luiden: De ondernemingsraad is ook buiten de overlegvergadering bevoegd aan de ondernemer voorstellen te doen omtrent de in het tweede lid bedoelde aangelegenheden.

4. In de derde volzin van het nieuwe derde lid wordt «een vergadering als bedoeld in het eerste of tweede lid» vervangen door: een overlegvergadering.

5. In het nieuwe derde lid vervalt de laatste volzin.

K

Artikel 23a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «vergadering als bedoeld in artikel 23» vervangen door: overlegvergadering.

2. De laatste volzin van het zesde lid vervalt.

L

In artikel 23b, eerste lid, 25, vierde lid en 27, tweede lid, derde volzin, wordt «vergadering als bedoeld in artikel 23» telkens vervangen door: overlegvergadering.

M

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de in artikel 23 bedoelde vergadering» vervangen door : de overlegvergadering.

2. In het eerste lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: De ondernemer doet in dit kader mededeling over besluiten die hij in voorbereiding heeft met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 25 en 27. Daarbij worden afspraken gemaakt wanneer en op welke wijze de ondernemingsraad in de besluitvorming wordt betrokken.

3. In de eerste volzin van het tweede lid wordt «een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid» vervangen door: een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij en wordt «de vennootschap» vervangen door: de vennootschap, de coöperatie of de onderlinge waarborgmaatschappij.

N

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onderdeel j geletterd onderdeel m en worden na onderdeel i de onderdelen j tot en met l ingevoegd, die luiden:

j. het verstrekken van een belangrijk krediet en het stellen van zekerheid voor belangrijke schulden van een andere ondernemer, tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van werkzaamheden in de onderneming;

k. invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening;

l. het treffen van een belangrijke maatregel in verband met de zorg van de onderneming voor het milieu, waaronder begrepen het treffen of wijzigen van een beleidsmatige, organisatorische en administratieve voorziening in verband met het milieu;.

2. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «het onder j bepaalde» vervangen door: het onder m bepaalde.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De ondernemer legt het te nemen besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor. Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

4. De tweede volzin van het vierde lid vervalt.

5. De laatste volzin van het zesde lid vervalt.

O

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en l van het eerste lid vervallen.

2. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met k geletterd a tot en met j en worden na het nieuwe onderdeel j de onderdelen k en l toegevoegd, die luiden:

k. een regeling omtrent de registratie van, de omgang met en de bescherming van de persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen;

l. een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen;

3. De vijfde volzin van het tweede lid vervalt.

4. De tweede volzin van het derde lid vervalt.

P

In artikel 27, eerste lid, wordt in onderdeel d voor de punt-komma ingevoegd: of het ziekteverzuim.

Q

Aan artikel 28 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. De ondernemingsraad bevordert naar vermogen de zorg van de onderneming voor het milieu, waaronder begrepen het treffen of wijzigen van beleidsmatige, organisatorische en administratieve voorzieningen in verband met het milieu.

R

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de ondernemingsraad kunnen aan de ondernemingsraad meer bevoegdheden dan de in deze wet genoemde worden toegekend en kunnen aanvullende voorschriften over de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden gegeven. De ondernemer zendt een afschrift van de overeenkomst aan de bedrijfscommissie.

2. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, dat luidt:

  • 4. Indien in de overeenkomst aan de ondernemingsraad een recht op advies of instemming wordt gegeven over andere voorgenomen besluiten dan genoemd in de artikelen 25 onderscheidenlijk 27, zijn de artikelen 26 onderscheidenlijk 27, vierde tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

S

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De ondernemer die twee of meer ondernemingsraden heeft ingesteld stelt tevens voor de door hem in stand gehouden ondernemingen een centrale ondernemingsraad in indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet ten aanzien van deze ondernemingen.

2. Het tweede en vierde lid vervallen; het derde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. Het nieuwe tweede lid komt te luiden:

  • 2. De ondernemer die meer dan twee ondernemingsraden heeft ingesteld stelt voor een aantal van de door hem in stand gehouden ondernemingen een groepsondernemingsraad in indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet ten aanzien van deze ondernemingen.

4. In het nieuwe derde lid wordt «eerste tot en met vierde» vervangen door: eerste en tweede.

T

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «ingesteld» toegevoegd: «en ongeacht of ten aanzien van die aangelegenheden bevoegdheden toekomen aan de afzonderlijke ondernemingsraden» en wordt «de artikelen 23 tot en met 31c» vervangen door: de artikelen 22a tot en met 32.

2. In het tweede lid wordt «De ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden aan de afzonderlijke ondernemingsraden toekomende bevoegdheden gaan» vervangen door: Indien bevoegdheden ten aanzien van aangelegenheden als bedoeld in het eerste lid toekomen aan afzonderlijke ondernemingsraden, gaan deze.

U

Artikel 35a vervalt.

V

Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «waarin in de regel ten minste 10 personen werkzaam zijn, maar minder dan 35 personen meer dan een derde van de normale arbeidstijd werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld» vervangen door: waarin in de regel ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging is ingesteld.

2. In het zesde lid vervalt «ten aanzien van personen die als regel gedurende niet meer dan een derde van de normale arbeidstijd in de onderneming werkzaam zijn, alsmede».

W

In hoofdstuk V worden na artikel 35b twee nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 35c

  • 1. De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel ten minste 10 personen maar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, kan een personeelsvertegenwoordiging instellen, bestaande uit ten minste drie personen die rechtstreeks gekozen zijn bij geheime schriftelijke stemming door en uit in de onderneming werkzame personen.

  • 2. Op verzoek van de meerderheid van de in de onderneming werkzame personen stelt de ondernemer de in het eerste lid bedoelde personeelsvertegenwoordiging in.

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, is artikel 5a, tweede lid, derde en vierde volzin, van overeenkomstige toepassing. De artikelen 7, 13, 17, 18, eerste en tweede lid, 21, 22, eerste lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van rechtsgedingen, en derde lid, 22a, 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, en onderdeel d, derde tot en met zesde lid, 31, eerste lid, 32, 35b, vierde en vijfde lid, behoudens de in dat lid bedoelde arbeidsomstandigheden, en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De ondernemer legt een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, en onderdeel d, schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben. De personeelsvertegenwoordiging beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste éénmaal met de ondernemer overleg is gepleegd. Na het overleg deelt de personeelsvertegenwoordiging zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing aan de ondernemer mee. Na de beslissing van de personeelsvertegenwoordiging deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de personeelsvertegenwoordiging mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren.

  • 5. De personeelsvertegenwoordiging kan met toestemming van de ondernemer commissies instellen of deskundigen uitnodigen. Ten aanzien van het uitnodigen van deskundigen is toestemming niet vereist, wanneer de deskundige geen kosten in rekening brengt of wanneer de kosten door de personeelsvertegenwoordiging bestreden worden uit een bedrag als bedoeld in artikel 22, derde lid. Heeft de ondernemer toestemming gegeven voor het raadplegen van een deskundige, dan komen de kosten daarvan te zijnen laste.

  • 6. Inlichtingen en gegevens bestemd voor de personeelsvertegenwoordiging, die volgens artikel 31, eerste lid, schriftelijk moeten worden verstrekt, mogen door de ondernemer ook mondeling worden verstrekt.

Artikel 35d

  • 1. De ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin in de regel minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld, kan een personeelsvertegenwoordiging, als bedoeld in artikel 35c, eerste lid, instellen.

  • 2. De artikelen 5a, tweede lid, derde en vierde volzin, 7, 13, 17, 18, eerste en tweede lid, 21, 22, eerste lid, tweede lid, voor zover het betreft de kosten van het voeren van rechtsgedingen, en derde lid, 22a, 27, eerste lid, onderdeel b, voor zover het betreft een werktijdregeling, derde tot en met zesde lid, 31, eerste lid, 32 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 35c, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, en het vijfde en zesde lid zijn van toepassing.

X

In artikel 36 wordt onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid een nieuw zesde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 6. Een verzoek aan de kantonrechter op grond van artikel 27, vierde en zesde lid is niet ontvankelijk indien met betrekking tot dezelfde aangelegenheid een aanwijzing is gegeven of een eis is gesteld als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet.

Y

In artikel 37, eerste lid, wordt «en de groepsondernemingsraden van deze ondernemingen» vervangen door: , de groepsondernemingsraden van deze ondernemingen, de personeelsvertegenwoordiging en de vergadering als bedoeld in artikel 35b.

Z

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voorafgaand aan de bestaande tekst wordt toegevoegd het cijfer: 1.

2. In het eerste lid wordt «of een groepsondernemingsraad» vervangen door: , een groepsondernemingsraad, een personeelsvertegenwoordiging of een vergadering als bedoeld in artikel 35b.

3. Toegevoegd wordt een nieuw tweede lid, dat luidt:

  • 2. Indien een ondernemer of een aantal in een groep verbonden ondernemers meerdere ondernemingen in stand houdt waarvoor meer dan één bedrijfscommissie bevoegd zou zijn, kan de Raad voor die ondernemingen een afzonderlijke bedrijfscommissie instellen dan wel de commissie aanwijzen die voor de behandeling van de aangelegenheden betreffende de ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen en vergaderingen als bedoeld in artikel 35b van deze ondernemingen als de krachtens deze wet bevoegde commissie optreedt.

AA

In de artikelen 46d, onderdeel c, en 46e, derde lid, vervalt «35a, derde lid,».

ARTIKEL II

Titel 10 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek2 wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 613 tot en met 613c worden vervangen door:

Artikel 613

De werkgever kan slechts een beroep doen op een schriftelijk beding dat hem de bevoegdheid geeft een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen, indien hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

B

In de artikelen 619, tweede lid, 623, tweede lid, 628, vijfde lid, 629, vijfde lid, 637, 667, tweede lid, onderdelen a en b, 671, tweede lid en 680, vierde lid, vervalt telkens «of bij reglement».

C

In de artikelen 638, eerste lid, 667, eerste lid, 669, 670, eerste lid en 672, zesde lid, vervalt telkens «of reglement».

D

Artikel 650 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De werkgever kan slechts boete stellen op de overtreding van de voorschriften van de arbeidsovereenkomst, indien in de arbeidsovereenkomst de voorschriften op de overtreding waarvan boete is gesteld en het bedrag van de boete zijn vermeld.

2. In het derde lid vervalt «of het reglement».

3. In het vierde lid vervalt «in een reglement of».

4. In het zesde lid vervalt «of bij reglement».

E

In artikel 660 wordt «overeenkomst of reglement» vervangen door: of overeenkomst.

ARTIKEL III

De Arbeidstijdenwet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:4, eerste lid en artikel 5:4, eerste lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging».

B

In artikel 1:6 worden de onderdelen b tot en met f herletterd tot c tot en met g en wordt na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, dat luidt:

b. een personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;.

C

In artikel 1:7, onderdeel f, wordt de puntkomma vervangen door een punt en vervalt onderdeel g.

D

In artikel 5:2, eerste lid, vervalt «de personeelsvertegenwoordiging,».

E

In artikel 6:1 vervalt «of de personeelsvertegenwoordiging».

F

In artikel 6:2, eerste lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, van de personeelsvertegenwoordiging».

G

In artikel 6:3, aanhef en artikel 7:1 vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, de personeelsvertegenwoordiging».

ARTIKEL IV

De Arbeidsomstandighedenwet4 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt in de eerste volzin «het districtshoofd» vervangen door «een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 32» en wordt in de tweede volzin «Het districtshoofd» vervangen door: De ambtenaar.

2. In het zesde lid komt de zinsnede «aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 32» te vervallen.

B

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «21, eerste lid, tweede volzin, en 36, tweede lid, zesde lid, eerste en tweede volzin, van de Wet op de ondernemingsraden» vervangen door: 21, eerste lid, derde volzin, en 36, tweede lid, zevende lid, eerste en tweede volzin, van de Wet op de ondernemingsraden.

2. In het tiende lid wordt «beroepstermijn» vervangen door «bezwaar- of beroepstermijn» en wordt «beroep» telkens vervangen door: bezwaar of beroep.

C

In artikel 19, tweede lid, derde volzin, wordt «Artikel 21, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de ondernemingsraden,» vervangen door: Artikel 21, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de ondernemingsraden,.

D

In artikel 38, vijfde volzin, komt de zinsnede «of tweede» te vervallen.

ARTIKEL V

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 1996 ingediende voorstel van Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen (Kamerstukken II, 1995/1996, 24 776)5, tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel XLII van dat voorstel van wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 25, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel m door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van het risico, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

2. In onderdeel B wordt «artikel 27, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 27, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 maart 1997 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid) (Kamerstukken II, 1996/97, 25 263) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 1, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder in de onderneming werkzame personen mede verstaan:

    a. degenen die in het kader van werkzaamheden van de onderneming daarin ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek, en

    b. degenen die krachtens een publiekrechtelijke aanstelling bij dan wel krachtens arbeidsovereenkomst met de ondernemer werkzaam zijn in een door een andere ondernemer in stand gehouden onderneming.

ARTIKEL VII

Een personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in artikel 1:7, onderdeel g, van de Arbeidstijdenwet zoals deze bepaling luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt geacht te zijn ingesteld op grond van artikel 35c of 35d van de Wet op de ondernemingsraden.

ARTIKEL VIII

Indien de arbeidsvoorwaarden van een werknemer op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet mede door een reglement als bedoeld in artikel 613 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden bepaald, zoals dit artikel voor dat tijdstip luidde, maakt de inhoud van dat reglement na de inwerkingtreding van deze wet deel uit van de arbeidsovereenkomst.

ARTIKEL IX

Ondernemingsraden die op grond van artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, zijn ingesteld in ondernemingen waar in de regel minder dan 50 personen werkzaam zijn, blijven bestaan tot het tijdstip waarop de lopende zittingsperiode van die raad afloopt, tenzij de ondernemer toepassing geeft aan artikel 5a, tweede lid, van die wet.

ARTIKEL X

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten6 wordt «de Wet op de ondernemingsraden, de artikelen 25, zesde lid, 26, zesde lid, en 36, zesde lid» vervangen door: de Wet op de ondernemingsraden, de artikelen 26, zesde lid, en 36, zevende lid.

ARTIKEL XI

  • 1. Voor de plaatsing in het Staatsblad kan Onze Minister van Justitie de nummering van de artikelen in titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in dit voorstel van wet opnieuw vaststellen en in overeenstemming brengen met de nummering van de overige artikelen van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek, zoals die titel zal luiden op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 7 oktober 1993 ingediend voorstel van wet, Kamerstukken II 1993/94, 23 438, tot vaststelling van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het nieuw Burgerlijk Wetboek in werking is getreden.

  • 2. De overeenkomstig het vorige lid bijgewerkte tekst van de artikelen van dit voorstel van wet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL XII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Lech, 19 februari 1998

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de derde maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 1998, Stb. 85.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 791.

XNoot
3

Stb. 1995, 598, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 789.

XNoot
4

Stb. 1994, 148, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1997, Stb. 536.

XNoot
5

Stb. 1997, 178, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 794.

XNoot
6

Stb. 1950 K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 december 1997, Stb. 757.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 615.

Handelingen II 1996/97, blz. 6036–6078; 6284–6298; 6313–6314; 7085–7098; 7191–7194.

Kamerstukken I 1996/97, 24 615 (331); 1997/98, 24 615 (81, 81a, 81b).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 10 februari 1998.

Naar boven