Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1998, 100 | Beschikking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 1998, 100 | Beschikking |
De Minister van Justitie,
Gelet op artikel VI van de wet van 2 mei 1997, Stb. 360;
Besluit:
de tekst van de Meststoffenwet, zoals deze luidt met ingang van 1 januari 1998, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Uitgegeven de zesentwintigste februari 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b. grond: dat deel van de bodem dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;
c. groeimedium: materiaal in vaste of vloeibare vorm, niet zijnde grond, dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als voedingsbodem voor planten;
d. meststoffen: producten die bestemd zijn om
1°. te worden toegevoegd aan grond of aan een groeimedium en die geheel of gedeeltelijk bestaan uit stoffen, organismen daaronder begrepen, of mengsels van stoffen, die als zodanig kunnen dienen om grond of een groeimedium geschikt of beter geschikt te maken als voedingsbodem voor planten;
2°. te worden gebruikt als groeimedium;
3°. te worden gebruikt als voedsel voor planten of delen van planten, voor zover deze producten niet reeds zijn begrepen onder 1° of 2°;
e. dierlijke meststoffen: meststoffen of producten die geheel of grotendeels bestaan uit uitwerpselen van de in bijlage A bij deze wet opgenomen diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, daaronder begrepen de door mestscheiding of andere vormen van be- of verwerking van de meststoffen verkregen waterige fractie;
f. overige organische meststoffen: organische meststoffen, niet zijnde dierlijke meststoffen, die zijn opgenomen in bijlage B bij deze wet;
g. andere meststoffen: meststoffen, niet zijnde dierlijke of overige organische meststoffen, die zijn opgenomen in bijlage B bij deze wet;
h. verhandelen van meststoffen: afleveren van meststoffen aan handelaren in of gebruikers dan wel verwerkers van meststoffen alsmede het met het oog daarop voorhanden of in voorraad hebben, aanbieden of vervoeren van meststoffen;
i. diervoeders: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van hun industriële verwerking, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet in de vorm van een mengsel, met of zonder toevoegingsmiddelen en diergeneesmiddelen, en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;
j. bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van de landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden, en in ieder geval dat geheel van productie-eenheden dat als één bedrijf is opgegeven op grond van de krachtens artikel 7 gestelde regels inzake de registratie van de productie van dierlijke meststoffen, dan wel het na deze opgave ontstane geheel van productie-eenheden als gevolg van splitsing of samenvoeging overeenkomstig de krachtens artikel 58 of de bij of krachtens de Wet verplaatsing mestproduktie gestelde regels;
k. produceren van dierlijke meststoffen: produceren van dierlijke meststoffen door het houden van dieren, door uitscharing van dieren of door tijdelijke onderbrenging ter weiding van dieren elders;
l. aanvoeren van meststoffen: feitelijk afnemen van meststoffen van een derde of van een ander bedrijf, daaronder begrepen de dierlijke meststoffen geproduceerd door ter inscharing aangenomen dieren of door tijdelijk ter weiding aangenomen dieren;
m. afvoeren van meststoffen: feitelijk afleveren van meststoffen aan een derde of aan een ander bedrijf, daaronder begrepen de dierlijke meststoffen geproduceerd door uitgeschaarde dieren of door tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren;
n. mestoverschot: de in een bepaald kalenderjaar geproduceerde, aangevoerde of uit opslag komende hoeveelheid dierlijke meststoffen die in dat jaar niet op het eigen bedrijf wordt gebruikt;
o. mestbank: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10;
p. landbouwgrond: grond waarop enige vorm van akkerbouw, veehouderij – daaronder begrepen intensieve veehouderij – tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, planten, bloemen en bloembollen – en bosbouw die aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet, wordt uitgeoefend;
q. tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond: in Nederland gelegen oppervlakte landbouwgrond, daaronder niet begrepen de oppervlakte waarop zich de bedrijfsgebouwen en daarbij behorende voorzieningen bevinden, die tot het bedrijf behoort op grond van eigendom, een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Pachtwet, en die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij dat bedrijf in gebruik is;
r. grasland: landbouwgrond waarop in het betreffende kalenderjaar gras wordt geteeld;
s. bouwland: landbouwgrond, niet zijnde grasland en niet zijnde braakland;
t. braakland: landbouwgrond waarop in het betreffende kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden aaneengesloten geen gewas wordt geteeld, dan wel waarop gedurende zodanige periode een gewas wordt geteeld ten behoeve van groenbemesting;
u. grond met een houtopstand: grond met een houtopstand waarvan velling – anders dan bij wijze van dunning – een verplichting tot herbeplanten op grond van in artikel 3 van de Boswet, dan wel enig ander algemeen verbindend voorschrift doet ontstaan, alsmede grond waarop zich een dergelijke houtopstand bevond, tenzij aan de verplichting tot herbeplanten is voldaan door beplanting van andere grond of een ontheffing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Boswet is verleend;
v. natuurterrein: grond met een houtopstand, alsmede heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterrein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, waarop een beheer wordt gevoerd dat aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet;
w. bij het bedrijf behorende oppervlakte grond: in Nederland gelegen oppervlakte landbouwgrond en natuurterrein, daaronder niet begrepen de oppervlakte waarop zich de bedrijfsgebouwen bevinden, die tot het bedrijf in eigendom behoort, dan wel daartoe behoort ingevolge een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer geregistreerde, onderscheidenlijk goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in de artikelen 70f, eerste lid, onderscheidenlijk 12 of 70f, vijfde lid, van de Pachtwet;
x. hectare: hectare in gemeten maat;
y. fosfaat: fosfor, in welke vorm of verbinding dan ook, vermenigvuldigd met de factor 2,29;
z. stikstof: stikstof, in welke vorm of verbinding dan ook.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld waaraan landbouwgrond moet voldoen om te worden aangemerkt als «tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond».
3. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IV wordt onder meststoffen verstaan: dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen en andere meststoffen.
4. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk IV, behoudens artikel 38, eerste lid, onderdeel a, wordt onder «tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond» tevens landbouwgrond gerekend die tot het bedrijf behoort op grond van een door de grondkamer geregistreerde, onderscheidenlijk goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in de artikelen 70f, eerste lid, onderscheidenlijk 12, derde lid, of 70f, vijfde lid, van de Pachtwet, en die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij dat bedrijf in gebruik is.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt geen rekening gehouden met handelingen waarvan, op grond van de omstandigheid dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen hebben ten doel gehad of op grond van andere bepaalde feiten en omstandigheden, moet worden aangenomen dat zij achterwege zouden zijn gebleven, indien daarmee niet de toepassing van deze wet voor het vervolg geheel of ten dele onmogelijk zou worden gemaakt.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor meststoffen zijn bestemd, alsmede in het belang van de bescherming van de bodem, het verhandelen van meststoffen worden verboden indien deze meststoffen niet voldoen aan de bij of krachtens die maatregel gestelde eisen met betrekking tot:
a. de hoedanigheid, de aard, de gehalten aan bepaalde stoffen en verdere samenstelling, het gewicht en de verpakking van meststoffen;
b. de benaming, de gebruiksaanwijzing en andere vermeldingen voor meststoffen;
c. de wijze waarop de vermeldingen van meststoffen worden aangebracht.
Deze eisen kunnen verschillend worden vastgesteld afhankelijk van het gebruiksdoel van de desbetreffende meststof.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, kunnen, in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor dierlijke meststoffen zijn bestemd, alsmede in het belang van een doelmatige afvoer daarvan, regels worden gesteld aan de kwaliteit van diervoeders.
Het is verboden een produkt, dat blijkens zijn aanduiding of anderszins kennelijk bestemd is om als meststof te worden gebruikt, te verhandelen, indien dat produkt niet voldoet aan de krachtens artikel 3 met betrekking tot meststoffen gestelde eisen.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 3 kan het verhandelen als meststof van produkten die geheel of gedeeltelijk uit zuiveringsslib, havenslib, compost of andere soortgelijke voor bemesting bruikbare produkten bestaan, zonder vergunning verleend door Onze Minister of door een bij de maatregel aangewezen overheidsorgaan, worden verboden. Daarbij kunnen tevens regelen worden gesteld met betrekking tot het verlenen, weigeren of intrekken van een vergunning.
2. Aan een vergunning, als bedoeld in het vorige lid, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend. Tot de voorschriften kunnen onder meer behoren:
a. de verplichting om van monsters, welke op een daarbij aangegeven wijze zijn genomen, analyses te verrichten ten aanzien van de hoedanigheid, de aard, de gehalten aan bepaalde stoffen en verdere samenstelling van de meststof;
b. de verplichting de uitkomsten van de onder a bedoelde analyses ter beschikking te stellen aan afnemers van de betrokken meststof of aan te wijzen overheidsorganen;
c. een verbod de meststof af te leveren aan bepaalde, bij het voorschrift aangewezen gebruikers of groepen van gebruikers, in grotere dan bij het voorschrift vastgestelde hoeveelheden;
d. de verplichting om de naleving van de onder c bedoelde voorschriften te staven met bij het voorschrift vastgestelde bewijsstukken;
e. voorschriften inzake het voeren van een administratie, welke worden gesteld om de naleving van de onder c bedoelde voorschriften genoegzaam te kunnen controleren.
3. De aan een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, verbonden voorschriften en de beperkingen waaronder zij is verleend, kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten regelen worden gesteld met betrekking tot het in voorraad hebben, verwerken, vernietigen, vervoeren en verhandelen van dierlijke meststoffen.
2. De in het eerste lid bedoelde regelen kunnen onder meer inhouden een verbod de in het eerste lid bedoelde meststoffen:
a. te verhandelen zonder kennisgeving daarvan op een daarbij aangegeven wijze aan een daarbij aangewezen orgaan;
b. in voorraad te houden, te verwerken of te vernietigen op een andere wijze dan daarbij is voorgeschreven;
c. af te leveren anders dan op een daarbij aangewezen wijze aan of door bemiddeling van een daarbij aangewezen mestbank;
d. te verhandelen zonder vergunning verleend door Onze Minister of een bij de maatregel aangewezen orgaan, waarbij tevens regelen kunnen worden gesteld met betrekking tot de verlening, weigering of intrekking van een vergunning.
3. Aan een vergunning, als bedoeld in het tweede lid, onder d, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend. Tot de voorschriften kunnen onder meer behoren:
a. een verbod de desbetreffende meststoffen af te leveren aan bij het voorschrift aangewezen gebruikers of groepen van gebruikers, in grotere dan bij het voorschrift vastgestelde hoeveelheden;
b. de verplichting de naleving van de onder a bedoelde voorschriften te staven met bij het voorschrift vastgestelde bewijsstukken;
c. voorschriften inzake het voeren van een administratie welke worden gesteld om de naleving van de onder a bedoelde voorschriften te kunnen controleren.
4. De aan een vergunning, als bedoeld in het tweede lid, onder d, verbonden voorschriften en de beperkingen waaronder zij is verleend, kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens door producenten, handelaren en bedrijfsmatige gebruikers van meststoffen met betrekking tot door hen geproduceerde, in voorraad gehouden, ontvangen, verhandelde en gebruikte hoeveelheden meststoffen, met betrekking tot de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, en met betrekking tot de aantallen gehouden dieren van de onderscheiden diersoorten, onderverdeeld in categorieën per soort, die zijn opgenomen in bijlage A bij deze wet.
2. Het is verboden onjuiste gegevens als bedoeld in het eerste lid op te maken, over te leggen en af te dragen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder op verzoek van betrokkenen de gegevens, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen worden doorgehaald, al dan niet onder gelijktijdige vervanging van deze gegevens door andere gegevens.
De toepassing van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde regelen kan worden beperkt tot bepaalde, bij of krachtens de in artikel 6, onderscheidenlijk artikel 7, bedoelde maatregel aangewezen gebieden, waarbij deze regelen per gebied en per categorie van bedrijven alsmede dierlijke meststoffensoort verschillend kunnen worden vastgesteld.
1. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7 worden regels gesteld met betrekking tot de berekening van het mestoverschot en de daartoe op te maken, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens.
2. Onze Minister kan regelen stellen ter bepaling van de omvang van de mestproductie. Daarbij kunnen onder meer de hoogte van de normen voor de bepaling van de omvang van de mestproductie en de voorwaarden waaronder deze van toepassing zijn per diercategorie verschillend worden vastgesteld, afhankelijk van de onderscheiden situaties waarop de toepasselijke bepaling gesteld bij of krachtens deze wet ziet.
3. Bij onvoldoende medewerking van de betrokkene aan het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde gegevens, kan de omvang van het mestoverschot ambtshalve worden vastgesteld.
4. Het bepaalde in artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde gegevens.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast voor een bij of krachtens de maatregel aangewezen gebied met het afnemen van mestoverschotten of het bemiddelen in de verhandeling daarvan, alsmede met het toezicht op de naleving door bij hen aangeslotenen van daarbij nader aangegeven regelen, gesteld krachtens de artikelen 6 en 7.
2. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat regionale afdelingen van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen met de in dat lid bedoelde taken worden belast. Het bepaalde in het derde en vierde lid, alsmede in de artikelen 11 tot en met 13 en 35, vierde lid (oud), is op een regionale afdeling van overeenkomstige toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat één of meer gedragingen ter zake waarvan bij of krachtens artikel 6 regelen zijn gesteld, aan producenten van dierlijke meststoffen uitsluitend zijn toegestaan indien zij aangesloten zijn bij een krachtens die maatregel aangewezen mestbank.
4. Een mestbank kan, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen, subsidie verstrekken ter zake van verwerking, vernietiging en transport van dierlijke meststoffen, indien daarmee naar haar oordeel een doelmatige verwerking en afvoer overeenkomstig de doelstellingen van deze wet wordt bevorderd.
1. Een mestbank dient te voldoen aan de volgende eisen:
a. zij moet ten doel hebben een doelmatige afvoer van mestoverschotten te bevorderen door middel van het verlenen van bemiddeling bij of geldelijke bijdragen aan het verhandelen, verwerken en vernietigen van dierlijke meststoffen, het afnemen en verhandelen daarvan, alsmede, indien zij ingevolge artikel 10 met toezicht is belast, door het uitoefenen van toezicht op het in voorraad hebben, verhandelen, verwerken en vernietigen van dierlijke meststoffen door bij haar aangeslotenen;
b. zij mag niet werkzaam zijn met het oogmerk winst te behalen;
c. zij moet, indien zij ingevolge artikel 10 met toezicht is belast, iedere belanghebbende als aangeslotene toelaten, die haar schriftelijk de wens te kennen geeft zich overeenkomstig het in de statuten bepaalde aan haar toezicht te onderwerpen;
d. zij moet door de samenstelling van haar bestuur een algemeen de belanghebbenden vertegenwoordigend karakter hebben;
e. zij moet een reglement vaststellen met betrekking tot de wijze waarop de bemiddeling wordt verleend, de wijze waarop en de plaatsen waar de door haar afgenomen meststoffen worden afgezet en, indien zij ingevolge artikel 10 met toezicht is belast, de wijze waarop dat toezicht wordt uitgeoefend.
2. Een mestbank kan bij reglement bedragen vaststellen voor de kosten die voor haar voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 6 en 10, alsmede voor de kosten die voor haar voortvloeien uit overige door haar verrichte taken of verleende diensten. Zij regelt daarbij de wijze van inning van het uit dien hoofde door degenen die van haar diensten gebruik maken, verschuldigde. Daarbij kan zij bepalen dat deze kosten jaarlijks tevoren worden geraamd en vooruit voldaan dienen te worden.
3. De reglementen, alsmede wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Zij worden door de zorg van Onze Minister in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.
4. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5. De statuten, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de instemming van Onze Minister. Zij worden door de zorg van Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt.
6. Op de instemming, bedoeld in het vijfde lid, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
1. Onze Minister benoemt de voorzitter van een mestbank; de benoeming van een directeur van een mestbank behoeft de instemming van Onze Minister.
2. Op de instemming, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
3. Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kunnen elk afzonderlijk ten hoogste twee ambtenaren aanwijzen die recht van toegang hebben tot de vergaderingen van het bestuur van een mestbank. Zij hebben daarin een raadgevende stem.
4. Op een mestbank wordt rijkstoezicht uitgeoefend vanwege Onze Minister volgens door deze vast te stellen regelen. Zij is verplicht ten behoeve van het welslagen daarvan alle inlichtingen te verstrekken en alle medewerking te verlenen.
5. Onze Minister kan, gehoord het Landbouwschap, aanwijzingen aan een mestbank geven. De mestbank is gehouden de aanwijzingen op te volgen.
1. Bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 6, onderscheidenlijk artikel 7, door aangeslotenen bij een mestbank kunnen één of meer der volgende maatregelen worden opgelegd:
a. een berisping;
b. geldboete tot ten hoogste 30 000 gulden;
c. het stellen van de aangeslotene onder verscherpte controle op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren;
d. openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de aangeslotene.
2. De artikelen 2, 4, 5, eerste lid, 6, 7, 9–33, 34, eerste lid, en 36, eerste zin, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie (Stb. 1954, 417) zijn van overeenkomstige toepassing. De mestbank geeft aan de opbrengsten van de geldboeten een bijzondere bestemming, welke de goedkeuring van Onze Minister behoeft.
3. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
4. De mestbank regelt bij reglement de samenstelling en bevoegdheid van haar organen die de tuchtrechtspraak uitoefenen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding, een en ander met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
1. Ter zake van het aanvoeren van meststoffen of het produceren van dierlijke meststoffen worden onder de naam «forfaitaire mineralenheffingen» regulerende heffingen geheven van iedere persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een bedrijf voert.
2. De heffingen worden geheven per bedrijf.
1. Er wordt een heffing geheven naar de belastbare hoeveelheid meststoffen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.
2. Er wordt een heffing geheven naar de belastbare hoeveelheid meststoffen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen stikstof.
De belastbare hoeveelheid meststoffen wordt bepaald door de som van de hoeveelheid aangevoerde meststoffen en de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, verminderd met achtereenvolgens:
a. de hoeveelheid afgevoerde dierlijke meststoffen;
b. de opname van meststoffen door het gewas;
c. het toelaatbare verlies van meststoffen.
1. De hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per dier per jaar, die zijn opgenomen in bijlage A bij deze wet.
2. De hoeveelheid aangevoerde en de hoeveelheid afgevoerde dierlijke meststoffen worden vastgesteld op basis van het gewicht of het volume van de in het betreffende kalenderjaar aangevoerde en afgevoerde meststoffen en op basis van de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, onderscheiden naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem, die zijn opgenomen in bijlage C bij deze wet. Daarbij worden de in bijlage C opgenomen bepalingen in acht genomen.
3. De hoeveelheid aangevoerde overige organische meststoffen en andere meststoffen wordt vastgesteld op basis van het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de in het betreffende kalenderjaar aangevoerde overige organische en andere meststoffen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder, in afwijking van het tweede lid, ook de hoeveelheid aangevoerde dierlijke meststoffen wordt vastgesteld op basis van het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de dierlijke meststoffen.
De opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, is per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 65 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 300 kilogram stikstof voor grasland;
– 50 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 125 kilogram stikstof voor bouwland.
1. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel c, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is per kalenderjaar per hectare grasland, bouwland of braakland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 40 kilogram fosfaat, in de jaren 1998 en 1999;
– 35 kilogram fosfaat, in de jaren 2000 en 2001;
– 30 kilogram fosfaat, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 25 kilogram fosfaat, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid fosfaat 20 kilogram.
2. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel c, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, is per kalenderjaar per hectare grasland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 300 kilogram stikstof, in de jaren 1998 en 1999;
– 275 kilogram stikstof, in de jaren 2000 en 2001;
– 250 kilogram stikstof, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 200 kilogram stikstof, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid stikstof 180 kilogram.
3. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel c, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, is per kalenderjaar per hectare bouwland of braakland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 175 kilogram stikstof, in de jaren 1998 en 1999;
– 150 kilogram stikstof, in de jaren 2000 en 2001;
– 125 kilogram stikstof, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 110 kilogram stikstof, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid stikstof 100 kilogram.
4. Het toelaatbare verlies van meststoffen, bedoeld in artikel 16, onderdeel c, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof is per kalenderjaar per hectare natuurterrein van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte grond 10 kilogram fosfaat en 50 kilogram stikstof.
1. Het tarief van de heffing bedraagt f 1,50 per kilogram stikstof.
2. Het tarief van de heffing bedraagt per kilogram fosfaat:
– f 10,–, in de jaren 1998 en 1999;
– f 20,–, in de jaren 2000 en volgende.
3. Voor een hoeveelheid fosfaat overeenkomend met ten hoogste 10 kilogram per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte grond bedraagt het tarief van de heffing per kilogram fosfaat:
– f 2,50, in de jaren 1998 en 1999;
– f 5,–, in de jaren 2000 en volgende.
4. Met ingang van 1 januari 2005 komt in het derde lid «10 kilogram per hectare» te luiden: 5 kilogram per hectare.
De heffingen worden verschuldigd op het moment van aanvoeren van meststoffen of produceren van dierlijke meststoffen. Zij moeten na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.
Ten aanzien van een tijdig daartoe aangemeld bedrijf worden, indien aan alle overige ter zake bij of krachtens deze wet gestelde regels wordt voldaan, niet de forfaitaire mineralenheffingen, bedoeld in artikel 14, geheven, maar regulerende heffingen ter zake van het aanvoeren van mineralen door het feitelijk van een derde of van een ander bedrijf afnemen van in bijlage D als aanvoerpost benoemde producten of dieren. De heffingen worden geheven onder de naam «verfijnde mineralenheffingen».
1. Er wordt een heffing geheven naar de belastbare hoeveelheid mineralen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.
2. Er wordt een heffing geheven naar de belastbare hoeveelheid mineralen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen stikstof.
De belastbare hoeveelheid mineralen wordt bepaald door de hoeveelheid aangevoerde mineralen, verminderd met achtereenvolgens:
a. de hoeveelheid afgevoerde mineralen;
b. het toelaatbare mineralenverlies.
1. De hoeveelheid aangevoerde mineralen wordt vastgesteld als de som van de hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de in het betreffende kalenderjaar feitelijk van een derde of van een ander bedrijf afgenomen producten of dieren die in bijlage D van deze wet zijn benoemd als aanvoerpost.
2. De hoeveelheid afgevoerde mineralen wordt vastgesteld als de som van de hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de in het betreffende kalenderjaar feitelijk aan een derde of aan een ander bedrijf afgeleverde producten of dieren die in bijlage D van deze wet zijn benoemd als afvoerpost.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof worden vastgesteld overeenkomstig bijlage D bij deze wet.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder, in afwijking van bijlage D, de hoeveelheden fosfaat onderscheidenlijk stikstof in de aangevoerde en afgevoerde dierlijke meststoffen worden vastgesteld op basis van de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, onderscheiden naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem, die zijn opgenomen in bijlage C bij deze wet en die worden toegepast overeenkomstig de in die bijlage opgenomen bepalingen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder, in afwijking van bijlage D, de hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de aangevoerde en afgevoerde producten wordt vastgesteld op basis van het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de producten.
1. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is per kalenderjaar per hectare grasland, bouwland of braakland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 40 kilogram fosfaat, in de jaren 1998 en 1999;
– 35 kilogram fosfaat, in de jaren 2000 en 2001;
– 30 kilogram fosfaat, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 25 kilogram fosfaat, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid fosfaat 20 kilogram.
2. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, is per kalenderjaar per hectare grasland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 300 kilogram stikstof, in de jaren 1998 en 1999;
– 275 kilogram stikstof, in de jaren 2000 en 2001;
– 250 kilogram stikstof, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 200 kilogram stikstof, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid stikstof 180 kilogram.
3. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, is per kalenderjaar per hectare bouwland of braakland van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:
– 175 kilogram stikstof, in de jaren 1998 en 1999;
– 150 kilogram stikstof, in de jaren 2000 en 2001;
– 125 kilogram stikstof, in de jaren 2002 tot en met 2004;
– 110 kilogram stikstof, in de jaren 2005 en volgende.
Vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in de jaren 2008 en volgende is de in de eerste volzin bedoelde hoeveelheid stikstof 100 kilogram.
4. Het toelaatbare mineralenverlies, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof is per kalenderjaar per hectare natuurterrein van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte grond 10 kilogram fosfaat en 50 kilogram stikstof.
1. Het tarief van de heffing bedraagt f 1,50 per kilogram stikstof.
2. Het tarief van de heffing bedraagt per kilogram fosfaat:
– f 10,–, in de jaren 1998 en 1999;
– f 20,–, in de jaren 2000 en volgende.
3. Voor een hoeveelheid fosfaat overeenkomend met ten hoogste 10 kilogram per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte grond bedraagt het tarief van de heffing per kilogram fosfaat:
– f 2,50, in de jaren 1998 en 1999;
– f 5,–, in de jaren 2000 en volgende.
4. Met ingang van 1 januari 2005 komt in het derde lid «10 kilogram per hectare» te luiden: 5 kilogram per hectare.
De heffingen worden verschuldigd op het moment van aanvoeren van mineralen door het feitelijk van een derde of een ander bedrijf afnemen van producten of dieren, die in bijlage D bij deze wet zijn benoemd als aanvoerpost. Zij moeten na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.
Ter zake van het aanvoeren van meststoffen wordt onder de naam «heffing van intermediaire ondernemingen» een regulerende heffing geheven van iedere persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een onderneming, niet zijnde een bedrijf, voert en in het kader van die onderneming dierlijke meststoffen aanvoert ten behoeve van handel, transport, opslag, be- of verwerking of anderszins.
De heffing wordt geheven naar de belastbare hoeveelheid meststoffen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.
De belastbare hoeveelheid meststoffen wordt bepaald door de hoeveelheid aangevoerde meststoffen, verminderd met de hoeveelheid afgevoerde meststoffen.
1. De hoeveelheid aangevoerde meststoffen en de hoeveelheid afgevoerde meststoffen worden vastgesteld op basis van het gewicht of het volume en het fosfaatgehalte van de in het betreffende kalenderjaar aangevoerde meststoffen en afgevoerde meststoffen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder, in afwijking van het eerste lid, de hoeveelheid aangevoerde of afgevoerde dierlijke meststoffen wordt vastgesteld op basis van de forfaitaire omrekennormen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per 1000 kilogram dierlijke meststof, onderscheiden naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem, die zijn opgenomen in bijlage C bij deze wet. Bij de vaststelling worden dan de in bijlage C opgenomen bepalingen in acht genomen.
Het tarief van de heffing bedraagt per kilogram fosfaat:
– f 10,–, in de jaren 1998 en 1999;
– f 20,–, in de jaren 2000 en volgende.
De heffing wordt verschuldigd op het moment van het aanvoeren van meststoffen. Zij moet na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.
1. Ter zake van het produceren van dierlijke meststoffen wordt een bestemmingsheffing geheven van iedere persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat een bedrijf voert.
2. De opbrengst van de heffing is bestemd voor de bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van deze wet.
1. De heffing bedraagt f 400,– per bedrijf per kalenderjaar.
2. Indien de voor het betreffende bedrijf gedane aangifte van de heffing, bedoeld in de titels 1 en 2, vergezeld gaat van een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent, bedraagt de heffing in het betreffende kalenderjaar f 100,–.
De heffing wordt verschuldigd op het moment van produceren van dierlijke meststoffen. Zij moet na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.
1. Van de heffingen, bedoeld in de titels 1, 2 en 4 van dit hoofdstuk, zijn vrijgesteld bedrijven die in het betreffende kalenderjaar aan de volgende voorwaarden voldoen:
a. de veebezetting is gemiddeld niet meer dan 2,5 grootvee-eenheden per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond,
b. de som van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke meststoffen, de hoeveelheid aangevoerde overige organische meststoffen en de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is per kalenderjaar per hectare van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond minder dan:
– 120 kilogram fosfaat voor grasland en 100 kilogram fosfaat voor bouwland en 40 kilogram fosfaat voor braakland in de jaren 1998 en 1999;
– 85 kilogram fosfaat voor grasland en bouwland, en 35 kilogram fosfaat voor braakland in de jaren 2000 en 2001;
– 80 kilogram fosfaat voor grasland en bouwland, en 30 kilogram fosfaat voor braakland in de jaren 2002 en volgende, en
c. de som van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke meststoffen, de hoeveelheid aangevoerde overige organische meststoffen en de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is per kalenderjaar per hectare natuurterrein van de gemiddeld in het betreffende kalenderjaar bij het bedrijf behorende oppervlakte grond minder dan 20 kilogram fosfaat.
2. Bij ministeriële regeling kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld.
1. De omrekening van dieren van de onderscheiden diercategorieën naar grootvee-eenheden geschiedt overeenkomstig de daarvoor in bijlage A bij deze wet opgenomen normen.
2. Op de vaststelling van de hoeveelheid aangevoerde dierlijke meststoffen, de hoeveelheid aangevoerde overige organische meststoffen en de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen is artikel 17 van overeenkomstige toepassing.
Bij ministeriële regeling kan het in artikel 38, onderdeel a, genoemde getal voor het aantal grootvee-eenheden worden vervangen door een lager getal, en kunnen de in 38, onderdelen b en c, genoemde hoeveelheden fosfaat worden vervangen door andere hoeveelheden fosfaat. Artikel 51, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. De heffingen, bedoeld in dit hoofdstuk, worden door Onze Minister geheven.
2. Onverminderd het overigens bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde worden de heffingen geheven met overeenkomstige toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat van die wet buiten toepassing blijven de artikelen 2, vierde lid, 37 tot en met 40, 47a, 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87.
3. Voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 19 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken treedt Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiën. Voor de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde functionarissen treden in de plaats de door Onze Minister aangewezen functionarissen.
4. Voor de toepassing van artikel 21, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt met een onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld het vervallen van het recht op strafvordering op de voet van de artikelen 74 en 74a van het Wetboek van Strafrecht.
5. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde wordt artikel 52, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als volgt gelezen:
Administratieplichtigen zijn: de personen, rechtspersonen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in de artikelen 14, 22, 29 en 35, eerste lid, alsmede de producenten, leveranciers en afnemers, bedoeld in artikel 53, onderdeel f.
6. Voor de toepassing van artikel 66 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn de bij regeling van Onze Minister van Financiën gestelde regels van toepassing. Door Onze Minister worden de afwijkingen daarop vastgesteld die voor de juiste toepassing van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde noodzakelijk zijn.
7. De artikelen 68 tot en met 71 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn niet van toepassing voor zover het handelen in strijd met de regels tevens een overtreding oplevert van regels gesteld bij of krachtens de in artikel 71, tweede lid, genoemde artikelen.
1. De heffingen, bedoeld in dit hoofdstuk, worden ingevorderd door de door Onze Minister aangewezen functionaris en door de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990.
2. Onverminderd het overigens bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde worden de heffingen ingevorderd met overeenkomstige toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen, met dien verstande dat van de Invorderingswet 1990 buiten toepassing blijven de artikelen 59 en 62. Voorts blijven bij de toepassing van artikel 66 van die wet de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
3. Behoudens voor zover de invordering is opgedragen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, treedt voor de toepassing van de Invorderingswet 1990 Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiën.
4. Met betrekking tot de invordering geldt dat:
a. voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is de door Onze Minister aangewezen functionaris;
b. de in de artikelen 10, eerste lid, 11, 12 en 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde bevoegdheden uitsluitend toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 26 van die wet de bij regeling van Onze Minister van Financiën gestelde regels van toepassing zijn;
c. de overige bij invordering van toepassing zijnde bevoegdheden, met uitzondering van die bedoeld in de artikelen 24, 25 en 58 van de Invorderingswet 1990, uitsluitend toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
d. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990, zowel toekomt aan de door Onze Minister aangewezen functionaris als aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid;
e. de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 25 en 58 van de Invorderingswet 1990, toekomen aan de door Onze Minister aangewezen functionaris indien hij met de invordering is belast, en toekomen aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, indien deze laatste met de invordering is belast.
5. In het kader van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel wordt voor de toepassing van artikel 17 van de Invorderingswet 1990 voor «de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd» telkens gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
6. Betaling van de heffingen geschiedt aan de door Onze Minister aangewezen functionaris. Na de betekening van het dwangbevel dient te worden betaald aan de ontvanger, bedoeld in het eerste lid, die is vermeld op het dwangbevel.
1. Ingeval in een kalenderjaar de belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, bedoeld in artikel 24, minder is dan nihil, wordt deze verrekend met de belastbare hoeveelheden van de voorgaande drie kalenderjaren.
2. Indien na de verrekening een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof van minder dan nihil resteert, wordt deze verrekend met de daarop volgende kalenderjaren. De verrekening vindt plaats door vermindering van de belastbare hoeveelheid van een volgend jaar tot ten minste nihil.
3. Verrekening met betrekking tot een kalenderjaar vindt slechts plaats indien met betrekking tot dat kalenderjaar aangifte van de verschuldigde verfijnde mineralenheffingen, bedoeld in artikel 22, is gedaan, en aan de in dat artikel bedoelde regels is voldaan.
4. De verrekening geschiedt in de volgorde waarin de belastbare hoeveelheden zijn ontstaan.
5. De verrekening en het verlenen van een uit een verrekening voortvloeiende teruggaaf, alsmede de vaststelling van een resterende belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof van minder dan nihil, geschiedt op verzoek door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking. De aangifte wordt aangemerkt als verzoek.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verrekening en de vaststelling van het saldo.
1. Een subsidie wordt verleend indien de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 24, minder is dan nihil.
2. De subsidie wordt verleend vanaf een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip. Bij deze regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend.
3. De bij de ministeriële regeling vast te stellen hoogte van de subsidie bedraagt per kilogram fosfaat, onderscheidenlijk stikstof niet meer dan de tarieven, bedoeld in artikel 27, eerste en tweede lid.
4. Geen subsidie wordt verleend voor de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof die ingevolge artikel 43, eerste lid, in aanmerking komt voor verrekening met belastbare hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof van voorgaande jaren. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waarvoor een subsidie wordt verleend wordt niet meer in aanmerking genomen voor verrekening met navolgende kalenderjaren als bedoeld in artikel 43, tweede lid.
De verminderingen, bedoeld in de artikelen 16, 24, 31, 47, 48 en 49 worden uitsluitend toegepast indien de heffingplichtige het recht tot vermindering kan aantonen op basis van de ter zake bij te houden, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens, bescheiden en bewijsstukken, en indien aan de overigens ter zake gestelde regels is voldaan, waaronder de regels met betrekking tot de vaststelling van de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waar de vermindering mee gepaard gaat.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan voor landbouwgrond met een te lage of te hoge fosfaattoestand of met een bijzondere bodemgesteldheid, een van de hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, bedoeld in de artikelen 19 en 26, afwijkende hoeveelheid worden vastgesteld. De afwijkende hoeveelheid fosfaat is ten hoogste 50 kilogram. Bij of krachtens de maatregel worden de voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke regels gesteld.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid stikstof, waarover op grond van titel 1 of 2 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, wordt verminderd met een bij of krachtens de maatregel bepaalde hoeveelheid, overeenkomend met ten hoogste de gemiddelde hoeveelheid stikstof in dierlijke meststoffen die als ammoniak of in een andere vorm vervluchtigt.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waarover op grond van titel 1, 2 of 3 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, kan worden vermeerderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen in opslag bij het bedrijf of de onderneming bij aanvang van het betreffende kalenderjaar en verminderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen in opslag bij het bedrijf of de onderneming aan het einde van het betreffende kalenderjaar.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waarover op grond van titel 1, 2 of 3 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, kan worden verminderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen die zijn verwerkt tot een niet als dierlijke meststof aan te merken product, of die in het kader van het proces van be- of verwerking verloren zijn gegaan.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder in plaats van de in de artikelen 19, 26 en 38 neergelegde hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, kleinere hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof gelden, dan wel een lagere gemiddelde veebezetting dan bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, geldt, een en ander voor zover krachtens artikel 1.2 van de Wet milieubeheer gestelde regels in kleinere hoeveelheden fosfaat en stikstof of een lagere veebezetting voorzien.
1. Bij ministeriële regeling kunnen de tarieven genoemd in de artikelen 20, 27, 33, en 36 worden vervangen door andere tarieven. Een verhoging van het tarief bedraagt maximaal 100% van het oorspronkelijke tarief.
2. Bij ministeriële regeling kunnen de hoeveelheden fosfaat en stikstof genoemd in de artikelen 18, 19, 20, derde en vierde lid, 26, 27, derde en vierde lid, en 46 worden vervangen door andere hoeveelheden fosfaat en stikstof.
3. Bij ministeriële regeling kunnen de bijlagen bij deze wet worden gewijzigd.
4. Uiterlijk drie maanden na het tijdstip waarop een krachtens het eerste, tweede of derde lid vastgestelde ministeriële regeling in werking treedt, wordt een voorstel van wet tot goedkeuring van die regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, worden onverwijld bij ministeriële regeling de krachtens het eerste, tweede of derde lid vastgestelde wijzigingen ongedaan gemaakt, zodanig dat de betrokken artikelen of bijlagen komen te luiden zoals zij voor het in de eerste volzin bedoelde tijdstip luidden.
5. Krachtens dit artikel vastgestelde ministeriële regelingen worden in het Staatsblad geplaatst.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de vaststellingen, bedoeld in de artikelen 17, 25, 32, en 39, tweede lid, alsmede met betrekking tot de vaststelling van de opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 18, en de vaststelling van de toelaatbare verliezen, bedoeld in de artikelen 19 en 26. Deze regels hebben betrekking op:
a. de methode van weging, volumebepaling, bemonstering en analyse;
b. de ten behoeve van de vaststelling te gebruiken apparatuur;
c. de bevoegdheid tot het doen van de vaststelling, welke bevoegdheid kan worden verbonden aan een door Onze Minister overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde erkenningsvoorwaarden verleende erkenning;
d. de plaats, het moment en de frequentie van vaststelling, daaronder begrepen tellingen voor de vaststelling van het gemiddeld aantal dieren en voor de vaststelling van de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond;
e. de administratieve vastlegging en verantwoording van gegevens omtrent de vaststelling door direct bij het doen van de vaststelling betrokkenen;
f. andere voorzieningen die de uitoefening van het toezicht op de naleving van de gestelde regels kunnen vergemakkelijken;
g. andere voorwaarden waaraan de vaststelling moet voldoen wil de aldus bepaalde hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de verschuldigdheid of hoogte van de heffing, waaronder begrepen regels in zake de toelaatbaarheid van onderlinge menging van dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen en andere meststoffen.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de volgende onderwerpen:
a. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder voor de toepassing van hoofdstuk IV, in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel q, en vierde lid, ook in de grensgebieden gelegen landbouwgrond buiten Nederland of landbouwgrond die anders dan op grond van één van de in dat artikel genoemde titels in gebruik is, onder de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond wordt gerekend;
b. nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voor de toepassing van de verminderingen, bedoeld in artikelen 16, 24, en 31;
c. de aanmelding, bedoeld in artikel 22, en de functionaris bij wie de aanmelding geschiedt;
d. nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil een bedrijf in aanmerking komen voor de in artikel 22 bedoelde mogelijkheid, waartoe kunnen behoren:
1° de verplichting om in bijlage D bij de wet als aanvoerpost, onderscheidenlijk afvoerpost benoemde meststoffen, producten of dieren uitsluitend af te nemen van, onderscheidenlijk af te leveren aan door Onze Minister overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde erkenningsvoorwaarden erkende leveranciers, onderscheidenlijk afnemers;
2° de verplichting om aan het slot van het voorgaande kalenderjaar aanwezige voorraden van in bijlage D bij deze wet als aanvoerpost benoemde producten of dieren in aanmerking te nemen als mineralenaanvoer als bedoeld in artikel 24;
e. de hetzij ingevolge artikel 36, tweede lid, hetzij bij wijze van algemene verplichting bij de aangifte van de heffing over te leggen verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent;
f. de regels waaraan de producenten, leveranciers en afnemers van de in bijlage D bij deze wet opgenomen meststoffen, producten en dieren, al dan niet in het kader van een erkenning als bedoeld in onderdeel d, onder 1°, moeten voldoen, waaronder het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens, bescheiden en bewijsstukken met betrekking tot de door hen geproduceerde, in voorraad gehouden, ontvangen, verhandelde en gebruikte aantallen of hoeveelheden van de meststoffen, producten en dieren, alsmede de daarmee gepaard gaande hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof;
g. de voor de bepaling van de verschuldigdheid en hoogte van de heffing, dan wel voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor vrijstelling van de heffing op te maken, te bewaren, over te leggen en af te dragen gegevens, bescheiden en bewijsstukken;
h. alle onderwerpen die in aanvulling op de Algemene wet inzake rijksbelastingen of de Invorderingswet 1990 moeten worden geregeld met betrekking tot de uitvoering van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In afwijking van de artikelen 16 en 17, derde lid, en van de artikelen 24 en 25, eerste lid, juncto de artikelen D1, eerste lid, onderdeel a, en D4, tweede lid, van bijlage D bij deze wet, wordt de hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen eerst vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in aanmerking genomen bij de bepaling van onderscheidenlijk de belastbare hoeveelheid meststoffen, bedoeld in artikel 16 en de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 24.
1. Het is verboden de productie van dierlijke meststoffen op een bedrijf uit te breiden indien de productie groter is of daarmee groter wordt dan 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.
2. Indien geen productie aan dierlijke meststoffen op een bedrijf plaatsvond, is het verboden dierlijke meststoffen te produceren in een grotere hoeveelheid dan 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.
3. Het is verboden dierlijke meststoffen te produceren op een bedrijf waarvan de daartoe behorende oppervlakte landbouwgrond na inwerkingtreding van dit artikel is verkleind, tenzij de productie is verminderd met een hoeveelheid die overeenkomt met 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar waarmee deze verkleining heeft plaatsgevonden.
4. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing:
a. indien de productie aan dierlijke meststoffen op het bedrijf na verkleining van de daartoe behorende oppervlakte landbouwgrond de 125 kilogram fosfaat per hectare per jaar niet overschrijdt;
b. indien de verkleining van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde categorie van gevallen.
5. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen verstaan een grotere productie van dierlijke meststoffen dan de productie die blijkt uit de gegevens als bedoeld in artikel 7, met dien verstande dat indien het bedrijf een varkens- en pluimveehouderijbedrijf betreft als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen (Stb. 1985, 1) deze productie niet groter is dan zoals die ten tijde van de werking van die wet toegestaan was.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald wat voor daarbij aan te wijzen categorieën producenten van dierlijke meststoffen op daarbij aan te geven andere dan in het vijfde lid bedoelde wijze, voor de toepassing van het eerste lid dient te worden verstaan onder een uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen.
7. Indien de productie van dierlijke meststoffen of een gedeelte daarvan op een bedrijf afkomstig is van diersoorten die niet behoren tot de diersoort varken of kip, is het verboden deze hoeveelheid dierlijke meststoffen te doen produceren door varkens of kippen.
8. Indien aan bijlage A bij deze wet een diersoort wordt toegevoegd, is het gedurende drie jaren na inwerkingtreding van de betreffende wijziging van de bijlage verboden de hoeveelheid dierlijke meststoffen, die door deze diersoort op een bedrijf wordt geproduceerd, vervolgens te laten produceren door diersoorten die voordien wel in de bijlage waren opgenomen.
9. Voor de toepassing van dit artikel wordt de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat per dier per jaar, die zijn opgenomen in bijlage A bij deze wet.
Indien op grond van de in artikel 7, derde lid, bedoelde regelen een doorhaling van gegevens betreffende de produktie van dierlijke meststoffen, afkomstig van de diersoort varken of kip heeft plaatsgevonden, onder gelijktijdige vervanging door gegevens betreffende de produktie van dierlijke meststoffen, afkomstig van een andere diersoort, is het verboden de betreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, afkomstig van een andere diersoort, geheel of gedeeltelijk te doen produceren door de diersoort varken of kip.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder door Onze Minister de van de onderscheiden diersoorten afkomstige hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die op een bedrijf ten hoogste mag worden geproduceerd kan worden vastgesteld.
2. Het is verboden een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen te produceren dan de hoeveelheid die door Onze Minister overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde regelen is vastgesteld. Artikel 55, negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Verplaatsing van de produktie van dierlijke meststoffen naar een andere locatie of een ander bedrijf is verboden, tenzij aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden wordt voldaan die onder meer betrekking kunnen hebben op:
a. de omvang van de te verplaatsen bedrijfstak of bedrijfstakken van waaruit de dierlijke meststoffen worden verkregen;
b. de vermindering van de produktie aan dierlijke meststoffen op het bedrijf van waaruit verplaatsing plaatsvindt;
c. de aantekening van de verplaatsing bij de ingevolge artikel 7 op te maken, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens op een daarbij aangegeven wijze;
d. een kennisgeving van de verplaatsing binnen een daarbij aan te geven termijn aan een daarbij aangewezen orgaan op een daarbij aangegeven wijze.
1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2. Onze Minister kan ontheffing verlenen van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
3. Aan de vrijstelling of de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
1. Onze Minister kan regelen stellen omtrent het indienen van aanvragen voor vergunningen, ontheffingen en erkenningen, die krachtens deze wet kunnen worden verleend en de wijze van behandeling van die aanvragen.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde regelen kan worden bepaald dat
a. een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan;
b. de kosten van het onderzoek voortvloeiende uit de aanvraag om een vergunning, een ontheffing of een erkenning geheel of gedeeltelijk ten laste van de aanvrager worden gebracht.
1. Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.
2. Indien onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, ter uitvoering van een bindend besluit van de Raad van Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen regeling behoeven, kan dit geschieden bij ministeriële regeling.
De belanghebbende bij een op grond van deze wet gegeven beschikking kan daartegen beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
1. Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 6, 10, 46, 47, 48, 49, 50, 58 en 75, wordt in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.
2. Binnen een bij de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, te stellen termijn, kan een ieder de gelegenheid worden geboden zijn wensen en bezwaren ter kennis van Onze Minister te brengen.
De voordracht voor algemene maatregelen van bestuur krachtens deze wet wordt Ons gedaan door Onze Minister of, voor zover deze maatregelen worden getroffen in het belang van de bescherming van de bodem, door Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te zamen.
Een krachtens de artikelen 6, 10, 46, 47, 48, 49, 50, 58 en 75 vastgestelde maatregel van bestuur wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Binnen dertig dagen na de overlegging kan door tenminste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van één der Kamers de wens te kennen worden gegeven dat het in de maatregel te regelen onderwerp bij de wet wordt geregeld. Indien zodanige wens te kennen is gegeven, dienen wij zo spoedig mogelijk een desbetreffend wetsontwerp in. De maatregel treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip, dat niet eerder gelegen zal zijn dan nadat dertig dagen na de overlegging zijn verstreken, indien gedurende die termijn niet door of namens één der Kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van één der Kamers de wens wordt te kennen gegeven, dat de inwerkingtreding van de maatregel bij de wet zal worden geregeld.
Onze Minister kan de bevoegdheden die hem toekomen ingevolge artikel 41, eerste lid, en de bevoegdheden tot het verlenen van erkenningen en tot het stellen van erkenningsvoorwaarden, bedoeld in de artikelen 52, onderdeel c, en 53, onderdeel d, onder 1°, delegeren.
De ministeriële regelingen bedoeld in hoofdstuk IV, behoudens titel 6, en in artikel 59 worden vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Onze Minister doet over de werking van deze wet telkens na twee jaren een verslag aan de beide Kamers der Staten-Generaal toekomen.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Onze Minister kan voorschriften geven betreffende de monsterneming, de verpakking, de conservering, de verzegeling, de verzending en het onderzoek van de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde monsters.
1. In artikel 1a, onder 3°, van de Wet op de economische delicten vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip: de Meststoffenwet 1947, de artikelen 2 en 4.
2. Handelen in strijd met de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, derde lid, 55, 56, 57, tweede lid, 58, 16, derde lid (oud), 59, derde lid, en 61, is een strafbaar feit.
3. Artikel 13 vindt geen toepassing indien de Officier van Justitie, na overleg met de mestbank, heeft beslist dat een overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan.
In de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288) wordt de volgende wijziging aangebracht:
In artikel 1, eerste lid, onder d, wordt in plaats van «meststoffen in de zin van de Meststoffenwet 1947» gelezen: meststoffen waarvoor krachtens de Meststoffenwet regelen zijn gesteld.
Artikel 12, tweede lid, van de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen wordt vervangen door:
2. Zij vervalt met ingang van het tijdstip, waarop artikel 14 (oud) van de Meststoffenwet in werking treedt.
De Meststoffenwet 1947 (Stb. H 123) wordt ingetrokken.
De verschillende artikelen van deze wet of onderdelen daarvan, komen te vervallen op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
1. Deze wet kan worden aangehaald als: Meststoffenwet.
2. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Diersoorten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e | Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten | Nummer diercategorie | Omvang mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen: | Aantal grootvee-eenheden per dier van de onderscheiden diercategorieën | |
---|---|---|---|---|---|
fosfaat | stikstof | ||||
I. Rundvee | Fok- en gebruiksvee | ||||
• Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken) | 100 | 41,00 | 161,00 | 1,000 | |
• Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd): | |||||
– jonger dan 1 jaar | 101 | 9,00 | 52,00 | 0,220 | |
– 1 jaar en ouder | 102 | 18,00 | 110,00 | 0,439 | |
• Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee): | |||||
– jonger dan 1 jaar | 103 | 12,00 | 52,00 | 0,293 | |
– 1 jaar en ouder | 104 | 22,00 | 120,00 | 0,537 | |
Witvleesproductie | |||||
• Vleeskalveren (doorgaans binnen 6 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met melkproducten afgemest): | |||||
– startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 2 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 2 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd) | 110 | 2,40 | 4,00 | 0,059 | |
– van startkalf tot vleeskalf, van ca. 2 tot ca. 6 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 2 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 6 maanden) | 111 | 6,10 | 16,00 | 0,149 | |
– vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 6 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 6 maanden) | 112 | 5,20 | 12,00 | 0,127 | |
Roodvleesproductie | |||||
• Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid) | 120 | 41,00 | 129,00 | 1,000 | |
• Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees): | |||||
– startkalf t.b.v. vleesstier, ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd) | 121 | 6,70 | 6,00 | 0,163 | |
– van startkalf tot vleesstier, ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden) | 122 | 14,90 | 50,00 | 0,363 | |
– vleesstier, ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 16 maanden) | 123 | 13,40 | 42,00 | 0,327 | |
• Overige vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën «weidekoeien» of «vleesstieren»; ook vleesstieren, vrouwelijke dieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden): | |||||
– jonger dan 1 jaar | 124 | 12,00 | 52,00 | 0,293 | |
– 1 jaar en ouder | 125 | 20,00 | 110,00 | 0,488 | |
II. Varkens | Fokkerij/vermeerdering | ||||
• Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn): • waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben) | 400 | 14,60 | 25,00 | 0,356 | |
– waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden) | 401 | 20,30 | 35,00 | 0,495 | |
• Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij): | |||||
– van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden) | 402 | 7,10 | 15,00 | 0,173 | |
– van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking) | 403 | 11,80 | 20,00 | 0,288 | |
– van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking) | 404 | 8,20 | 16,00 | 0,200 | |
• Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg) | 405 | 8,10 | 12,00 | 0,198 | |
• Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden) | 406 | 13,80 | 27,00 | 0,337 | |
• Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg) | 407 | 2,70 | 5,5 | 0,066 | |
Mesterij | |||||
• Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest) | 410 | 11,80 | 20,00 | 0,288 | |
• Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg) | 411 | 7,40 | 18,00 | 0,180 | |
III. Kippen | Legrassen | ||||
• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld) | 300 | 0,20 | 0,42 | 0,005 | |
• Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken) | 301 | 0,50 | 0,90 | 0,012 | |
Vleesrassen | |||||
• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld) | 310 | 0,25 | 0,62 | 0,006 | |
• Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken) | 311 | 0,74 | 1,50 | 0,018 | |
• Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd) | 312 | 0,24 | 0,63 | 0,006 | |
IV. Kalkoenen | Voor broedeieren | ||||
• Hennen en hanen voor de productie van broedeieren: | |||||
– ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf) | 200 | 0,26 | 0,43 | 0,006 | |
– ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf) | 201 | 1,47 | 2,40 | 0,036 | |
– ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder) | 202 | 2,00 | 3,20 | 0,049 | |
Vleeskalkoenen | |||||
• Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht) | 210 | 0,79 | 2,20 | 0,019 | |
V. Schapen | • Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die ten minste éénmaal hebben gelammerd) | 550 | 5,10 | 25,00 | 0,124 |
• Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle fokrammen en overhouders) | 551 | 3,20 | 17,00 | 0,078 | |
VI. Vossen | • Fokmoeren, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 700 | 2,90 | 4,60 | 0,071 |
• Fokrekels | 701 | 2,10 | 3,50 | 0,051 | |
• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden) | 702 | 2,10 | 3,50 | 0,051 | |
VII. Nertsen | • Fokteven, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 750 | 1,00 | 1,60 | 0,024 |
• Fokreuen | 751 | 0,80 | 1,30 | 0,020 | |
• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden) | 752 | 0,80 | 1,30 | 0,020 | |
VIII. Geiten | • Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd) | 600 | 4,70 | 19,00 | 0,115 |
• Overige geiten (geitelammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken) | 601 | 2,50 | 14,00 | 0,061 | |
IX. Eenden | • Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en leg- eenden) | 800 | 1,10 | 2,00 | 0,027 |
• Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht) | 801 | 0,60 | 1,20 | 0,015 | |
X. Konijnen | • Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt) | 900 | 1,80 | 3,80 | 0,044 |
• Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen | 901 | 1,00 | 2,10 | 0,024 | |
• Opfokkonijnen (jonge, nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking) | 902 | 0,80 | 1,70 | 0,020 | |
• Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen) | 903 | 0,40 | 1,00 | 0,010 |
Onder overige organische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, worden de volgende meststoffen verstaan:
a. zuiveringsslib, zijnde:
1°. slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van een installatie voor de zuivering van huishoudelijk, stedelijk, industrieel dan wel ander afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater;
2°. slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van sceptictanks en andere installaties voor de verzameling, afvoer en behandeling van afvalwater met uitzondering van vet- en zandvangers;
b. compost, zijnde een product dat geheel of grotendeels bestaat uit één of meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt, mits blijkens door de producent van de compost over te leggen gegevens dit product kennelijk niet geheel of grotendeels is geproduceerd uit dierlijke meststoffen;
c. een mengsel van de onder a en b bedoelde meststoffen;
d. een mengsel van de onder a en b bedoelde meststoffen met dierlijke meststoffen;
e. een mengsel van zwarte grond, zijnde een mengsel van bodembestanddelen en bewerkte organische afvalstoffen, met dierlijke meststoffen.
Onder andere meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, worden meststoffen, alsmede mengsels van meststoffen verstaan, die vallen onder de volgende typeaanduidingen:
Ammoniakwater
Ammoniumnitraat(-ureum-oplossing (urean))
Ammoniumsulfaat (ook: met nitrificatieremmer
(dicyaandiamide))
Ammonsulfaatsalpeter (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))
Calciummagnesiumnitraat(-oplossing)
Calciumnitraat(-oplossing)
Chilisalpeter
Crotonylideendiureum
Isobutylideendiureum
Kalkammonsalpeter
Kalkmagnesiasalpeter
Kalksalpeter
Kalkstikstof
Magnesiumnitraat(-oplossing)
Natronsalpeter
Nitraathoudende kalkstikstof
Oplossing van stikstofmeststof(fen)
Salmiak
Gemengde stikstofmeststof
Gemengde stikstofmeststof op basis van kalksalpeter (bladmeststof)
Gemengde stikstofmeststof met ureumformaldehyde
Gemengde stikstofmeststof met crotonilydeendiureum
Gemengde stikstofmeststof met isobutylideendiureum
Stikstofmagnesia
Stikstofmagnesiumsulfaat
Ureum (ook: omhuld, met zwavel omhuld kunsthars gecoat)
Ureum-ammoniumsulfaat
Ureumformaldehyde
Vloeibare ammoniak
Stikstofmeststof met crotonylideendiureum
Stikstofmeststof met isobutylideendiureum
Stikstofmeststof met ureumformaldehyde
Aluminiumcalciumfosfaat
Dubbelkalkfosfaat
Gloeifosfaat
Superfosfaat (ook: geconcentreerd, tripel-)
Natuurfosfaat (ook: zacht, gedeeltelijk ontsloten)
Thomasmeel
c. Meststoftypen met stikstof of fosfaat
Afvalproduct van de aromabereiding
Calciummagnesiumnitraatoplossing in water
Diammonfosfaat
Kalisalpeter (ook: omhuld)
Kaliumnatriumnitraat
Monoammonfosfaat
Monokaliumfosfaat
Nitraathoudende diatomeeën-aarde vrijkomend bij de bereiding van vloeibare meststoffen
NPK-, NP-, NK- en PK-meststoffen (ook: oplossing of suspensie van)
NPK-, NP- en NK-meststoffen met crotonylideendiureum
NPK-, NP- en NK-meststoffen met isobutylideendiureum
NPK-, NP- en NK-meststoffen met ureumformaldehyde
NPK-, NP- en PK-meststoffen met aluminiumcalciumfosfaat
NPK-, NP- en PK-meststoffen met gedeeltelijk ontsloten natuurfosfaat
NPK-, NP- en PK-meststoffen met natuurfosfaat
NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van aluminium-calciumfosfaat
NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van gloeifosfaat
NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van van thomasmeel
NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van zacht natuurfosfaat
Kunsthars gecoate langzaamwerkende NPK-meststof
Kunsthars omhulde NPK-meststof 14+9+15
Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+11+14 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond
Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+10+12 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond
Organische NPK, NP en NK meststof van dierlijke oorsprong
Samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK (ook: oplossing of suspensie van)
Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met thomasmeel
Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met ureumformaldehyde
Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met crotolylideendiureum
Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met isobutylideendiureum
Samengestelde meststof NPK met diciaandiamide
Samengestelde organische meststoffen NPK, NP en NK
Stikstofhoudende kalimeststof
Mengsel van stikstofhoudende kaliummeststof met schoon slib
Vinassekali
Mengmeststoffen met stikstof of fosfaat
Bloedmeel voor meststof
Guano
Kalkslib voor onderhoudsbekalking, vrijkomend bij melkbereiding
Kalkslib voor onderhoudsbekalking, vrijkomend bij huidlijmfabricage
Uienpulp
Mosterdzaadpulp
Beendermeel
Ontlijmd beendermeel
Diermeel
d. Meststoftypen voor voedingsoplossingen
Fosforzuur
Kaliumfosforcarbonaat
Kaliumhydroxyfosforzuur-oplossing
Kalisalpeterzuur in oplossing
Salpeterzuur
Vloeibare samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK voor voedingsoplossingen
e. Kalkmeststoftypen met stikstof of fosfaat
Alvalkalk
Schuimaarde van suikerfabrieken (ook: gedroogd)
Mengsel van vloeibare schuimaarde en vloeibare magnesiumhoudende afvalkalk
Samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK op basis van kalikiezelkalk
Stikstofhoudende kalkmeststof met boor
1. De forfaitaire omrekennorm, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, onderscheiden naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem, zijn opgenomen in de na dit artikel opgenomen tabel.
2. Indien niet alle dieren van eenzelfde diercategorie met een drinkwatersysteem gedrenkt worden dat bij dezelfde mestcategorie behoort, wordt het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte per 1000 kilogram dierlijke meststof behorende bij de mestcategorie voor overige drinkwatersystemen gehanteerd.
3. Bij menging van verschillende mestcategorieën wordt door middel van de mengverhouding het gemiddelde fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte per 1000 kilogram mest berekend.
4. Voor de toepassing van de tabel wordt verstaan onder:
a. mest: dierlijke meststof;
b. dunne mest: mest die verpompbaar is;
c. vaste mest: mest die niet verpompbaar is;
d. anti-morsbak: bak bevestigd om de drinknippel, waarin het gemorste water wordt opgevangen;
e. brijbak: bak, waarin het voor de dieren bestemde droogvoer wordt gestort en waarin een drinknippel zodanig is geplaatst dat het morswater in de droogvoerbak wordt opgevangen;
f. drinkbak: bak, waarin een drukmechanisme zodanig is geplaatst dat als een varken er tegen drukt een bepaalde hoeveelheid water in de bak komt;
g. trognippel: nippel die boven de trog is aangebracht en waarvan het morswater in de trog wordt opgevangen;
h. waterdoseercomputer: systeem waarbij de hoeveelheid aan dieren te verstrekken drinkwater door middel van een computer wordt ingesteld;
i. waterdoseerpistool: systeem waarbij de hoeveelheid aan dieren te verstrekken drinkwater direct bij het verstrekken kan worden afgelezen. TABEL behorende bij bijlage C bij de Meststoffenwet
Mestvorm | Diercategorie | Bedrijfssysteem | Mestcode | Kg fosfaat per 1000 kg mest | Kg stikstof per 1000 kg mest |
---|---|---|---|---|---|
I. Rundvee | |||||
1. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort rundvee | Alle bedrijfssystemen | 10 | 3,3 | 4,0 |
2. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 4%) | Alle categorieën van de diersoort rundvee | Alle bedrijfssystemen | 11 | 0,42 | 4,8 |
3. Na een eenvoudige mestscheiding verkregen:– filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%) – koek (droge-stofgehalte ten minste 20%) | Alle categorieën van de diersoort rundvee | Alle bedrijfssystemen | 12 13 | 0,893,1 | 4,84,0 |
4. Dunne mest | Melkkoeien, kalfkoeien en zoogkoeien, alsook jongvee waarvan de dunne mest in de opslag voor dunne mest van de melkkoeien, kalfkoeien of zoogkoeien komt | Gehouden in een grupstal of ligboxenstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie in de mest komt | 14 | 1,5 | 4,6 |
Gehouden in een ligboxenstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie niet in de mest komt | 15 | 1,5 | 4,9 | ||
Gehouden in een grupstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie niet in de mest komt | 16 | 1,6 | 5,2 | ||
Vrouwelijk jongvee, stieren voor de fokkerij, vleesstieren en overig vleesvee | Alle bedrijfssystemen | 17 | 1,7 | 4,8 | |
Vleeskalveren (wit vlees, melkrantsoen), tot ca. 6 maanden oud | Alle bedrijfssystemen | 18 | 1,1 | 2,2 | |
Vleeskalveren (roze vlees), tot ca. 6 maanden oud | Alle bedrijfssystemen | 18a | 2,0 | 5,5 | |
II. Varkens | |||||
5. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 40 | 11,8 | 19 |
6. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 3%) | Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 41 | 1,0 | 1,6 |
7. Na een eenvoudige mestscheiding verkregen: – filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%)– koek (droge-stofgehalte ten minste 18%) | Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 42 43 | 2,9 6,4 | 3,5 3,5 |
8. Na mestscheiding bij mest be- of verwerking verkregen:– waterige fractie (drogestofgehalte ten hoogste 2%)– vaste fractie (droge-stofgehalte ten minste 23%) | Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 44 45 | 0,5 14,4 | 3,5 3,5 |
9. Dunne mest | a. Fokzeugen inclusief de biggen tot het spenen, gehouden in de kraamstal | Alle bedrijfssystemen | 46 | 2,6 | 3,2 |
b. Biggen vanaf het spenen, tot ca.25 kg | Alle bedrijfssystemen | 47 | 3,3 | 6,3 | |
c. Guste en drachtige fokzeugen, opfokzeugen van ca. 7 maanden tot de eerste dekking, dekberen en slachtzeugen | Alle bedrijfssystemen | 48 | 2,9 | 4,5 | |
d. Een combinatie van de mestcategorieën 9.a en 9.b | Alle bedrijfssystemen | 49 | 2,8 | 4,5 | |
e. Een combinatie van de mestcategorieën 9.a.en 9.c | Alle bedrijfssystemen | 50 | 2,7 | 4,0 | |
f. Een combinatie van de mestcategorieën 9.a, 9.b en 9.c | Alle bedrijfssystemen | 51 | 2,8 | 4,5 | |
g. Opfokzeugen van ca. 25 kg tot ca.7 maanden, of opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden | Drinkwater via antimorsbak, trognippel, brijbak, waterdoseercomputer of waterdoseerpistool | 52 | 4,4 | 6,7 | |
Drinkwater via drinkbak of bijtnippel | 53 | 3,5 | 5,7 | ||
Drinkwater via alle overige systemen | 54 | 3,3 | 5,3 | ||
10. Vaste mest | Vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 40a | 8,6 | 22.4 |
11. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 3%) | Vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 41a | 0,8 | 1,9 |
12. Na eenvoudige mestscheiding verkregen: – filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%) – koek (droge-stofgehalte ten minste 18%) | Alle bedrijfssystemen | 42a 43a | 2,3 6,7 | 7,6 7,8 | |
13. Na mestscheiding bij mest be- of verwerking verkregen:– waterige fractie (drogestofgehalte ten hoogste 2%)– vaste fractie (drogestofgehalte ten minste 23%) | Vleesvarkens | Alle bedrijfssystemen | 44a 45a | 0,5 14,4 | 7,6 7,8 |
14. Dunne mest | Vleesvarkens | Drinkwater via antimorsbak, trognippel, brijbak, waterdoseercomputer of -pistool | 52a | 3,7 | 9,2 |
Drinkwater via drinkbak of bijtnippel | 53a | 3,0 | 7,7 | ||
Drinkwater via alle overige systemen | 54a | 2,9 | 7,2 | ||
III. Kippen | |||||
15. | Opfokhennen en -ha-nen van legrassen van de diersoort kip (jonger dan ca. 18 weken) | Gehouden op de batterij; met dunne mest | 30 | 6,7 | 13 |
Deeppitstal, kanalenstal | 31 | 32 | 57 | ||
Mestbandbatterij met geforceerde droging; direct vanaf de band | 32 | 14 | 26 | ||
Mestbandbatterij met geforceerde droging; de mest is nagedroogd | 33 | 23 | 41 | ||
Gehouden op volledig roostervloer | 34 | 8,9 | 17 | ||
Gehouden op gedeeltelijk roostervloer (volièrestal) | 35 | 14 | 25 | ||
Gehouden op volledig strooisel | 36 | 18 | 31 | ||
16. | Hennen en hanen van vleesrassen van de diersoort kip (ca. 18 weken | Gehouden op de batterij; met dunne mest | 30a | 7,0 | 11 |
en ouder) | Deeppitstal, kanalenstal | 31a | 34 | 49 | |
Mestbandbatterij met geforceerde droging; direct vanaf de band | 32a | 15 | 21 | ||
Mestbandbatterij met geforceerde droging; de mest is nagedroogd | 33a | 24 | 34 | ||
Gehouden op volledig roostervloer | 34a | 9,8 | 14 | ||
Gehouden op gedeeltelijk roostervloer (volièrestal) | 35a | 15 | 21 | ||
Gehouden op volledig strooisel | 36a | 19 | 26 | ||
17. | Opfokhennen en -hanen van vleesrassen van de diersoort kip (jonger dan ca. 19 weken | Gehouden op volledig roostervloer | 34b | 8,9 | 18 |
Gehouden op gedeeltelijk roostervloer | 35b | 14 | 28 | ||
Gehouden op volledig strooisel | 36b | 17 | 34 | ||
18. | Ouderdieren van vleesrassen van de diersoort kip | Gehouden op gedeeltelijk roostervloer | 37 | 27 | 42 |
Gehouden op volledig strooisel | 38 | 28 | 46 | ||
19. | Vleeskuikens van de diersoort kip | Alle bedrijfssystemen | 39 | 20 | 45 |
IV. Kalkoenen | |||||
20. | Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 0 tot ca 6 weken | Alle bedrijfssystemen | 20 | 17 | 22 |
Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 6 tot ca. 30 weken | Alle bedrijfssystemen | 21 | 28 | 28 | |
Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 30 weken en ouder | Alle bedrijfssystemen | 22 | 25 | 32 | |
21. | Vleeskalkoenen | Alle bedrijfssystemen | 23 | 23 | 44 |
V. Schapen | |||||
22. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort schaap | Gehouden op roostervloer | 55 | 2,4 | 11 |
Gehouden op stro | 56 | 2,1 | 11 | ||
VI. Vossen | |||||
23. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort vos | Alle bedrijfssystemen | 70 | 29 | 38 |
VII. Nertsen | |||||
24. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort nerts | Alle bedrijfssystemen | 75 | 22 | 30 |
24a. Dunne mest | Alle categorieën van de diersoort nerts | Alle bedrijfssystemen | 75a | 9 | 12 |
VIII. Geiten | |||||
25. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort geit | Gehouden op roostervloer | 60 | 4,7 | 15 |
Gehouden op stro | 61 | 4,1 | 13 | ||
IX. Eenden | |||||
26. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort eend | Alle bedrijfssystemen | 80 | 6,5 | 11 |
27. Dunne mest | Alle categorieën van de diersoort eend | Alle bedrijfssystemen | 81 | 4,4 | 3,3 |
X. Konijnen | |||||
28. Vaste mest | Alle categorieën van de diersoort konijn | Alle bedrijfssystemen | 90 | 10,5 | 17 |
29. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 2,5%) | Alle categorieën van de diersoort konijn | Alle bedrijfssystemen | 91 | 0 | 0 |
1. De aanvoerposten, bedoeld in de artikelen 22, 25, eerste lid, en 28 zijn:
a. meststoffen;
b. diervoeders bestemd voor de in bijlage A bij deze wet opgenomen diersoorten;
c. dieren van de diersoorten, opgenomen in bijlage A bij deze wet.
2. Als aanvoerpost geldt tevens het ruwvoer gebruikt door uitgeschaarde dieren of door tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, voor zover de betreffende hoeveelheden fosfaat en stikstof in de dieren zelf worden vastgelegd.
1. De afvoerposten, bedoeld in artikel 25, tweede lid, zijn:
a. dierlijke meststoffen;
b. het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf;
c. dieren van de diersoorten, opgenomen in bijlage A bij deze wet;
d. de dierlijke producten, opgenomen in tabel V van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf;
e. de andere akker- en tuinbouwproducten dan het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf.
2. Als afvoerpost geldt tevens het ruwvoer gebruikt door ingeschaarde dieren of door tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, voor zover de betreffende hoeveelheden fosfaat en stikstof in de dieren zelf worden vastgelegd.
Voor de toepassing van de artikelen D1 en D2 wordt onder de aanvoerpost meststoffen niet begrepen de hoeveelheid dierlijke meststoffen geproduceerd door ingeschaarde of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, en onder de afvoerpost dierlijke meststoffen niet begrepen de hoeveelheid dierlijke meststoffen geproduceerd door uitgeschaarde of door tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren.
1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen en overige organische meststoffen wordt vastgesteld op basis van het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de meststoffen.
2. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in andere meststoffen wordt vastgesteld overeenkomstig de ter zake door de leverancier verstrekte gegevens. Deze gegevens worden gebaseerd op het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de meststoffen.
1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in diervoeders andere dan het ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer, opgenomen in tabel II van deze bijlage, wordt vastgesteld overeenkomstig de ter zake door de leverancier verstrekte gegevens. Deze gegevens worden gebaseerd op het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de geleverde diervoeders.
2. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in het ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer, opgenomen in de tabellen I en II van deze bijlage, wordt vastgesteld op basis van het gewicht van het voer en de in de tabellen opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram product.
3. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in het ruwvoer bedoeld in de artikelen D1, tweede lid, en D2, tweede lid, van deze bijlage, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, onderscheidenlijk ingeschaarde of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, en de forfaitaire normen per dier per jaar, welke zijn opgenomen in tabel III van deze bijlage.
De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de dieren, wordt vastgesteld op basis van de in tabel IV van deze bijlage opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per dier, dan wel op basis van het gewicht van de dieren en de in de tabel opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram product.
De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke producten wordt vastgesteld op basis van het gewicht en de in tabel V opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram product.
1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in andere akker- en tuinbouwproducten dan het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, is per hectare bouwland van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die in het betreffende kalenderjaar is beteeld met akker- en tuinbouwgewassen: 65 kilogram fosfaat en 165 kilogram stikstof.
2. Indien de gewassen niet aantoonbaar in het betreffende jaar van het bedrijf zijn afgevoerd, dan wel niet aantoonbaar bestemd zijn om van het bedrijf te worden afgevoerd, is de betreffende hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per hectare nihil.
TABEL I van bijlage D: de afvoerpost «ruwvoer» en de voor de onderscheiden soorten ruwvoer geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes
Soort ruwvoer | Hoeveelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof – in grammen – per kilogram product | |
---|---|---|
gram fosfaat | gram stikstof | |
Corn cob mix (met ca. 100% spil) | 4,4 | 9,3 |
Corn cob mix (met ca. 25% spil) | 4,8 | 10,4 |
Gras | 1,4 | 5,9 |
Grashooi | 5,7 | 19,2 |
Graskuil | 4,1 | 15,0 |
Korrelmaïs | 6,6 | 14,1 |
Maïskolvenschroot | 3,4 | 8,3 |
Snijmaïs (kuil) | 1,4 | 4,3 |
Voederbieten | 0,5 | 1,9 |
TABEL II van bijlage D: de voor de onderscheiden soorten ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer die op het bedrijf worden aangevoerd geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes
Soort ruwvoer of enkelvoudig krachtvoer | Hoeveelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof – in grammen – per kilogram product | |
---|---|---|
gram fosfaat | gram stikstof | |
Aardappelen | 1,1 | 3,2 |
Appelen | 0,2 | 0,6 |
Bietenblad (inclusief koppen) | 0,9 | 3,8 |
Corn cob mix (met ca. 100% spil) | 4,4 | 9,3 |
Corn cob mix (met ca. 25% spil) | 4,8 | 10,4 |
Graanstro | 1,8 | 5,6 |
Gras | 1,4 | 5,9 |
Grashooi | 5,7 | 19,2 |
Graskuil | 4,1 | 15,0 |
Graszaadstro | 3,0 | 11,0 |
Kool | 0,7 | 2,2 |
Korrelmaïs | 6,6 | 14,1 |
Maïskolvenschroot | 3,4 | 8,3 |
Peen | 0,7 | 1,6 |
Snijmaïs (kuil) | 1,4 | 4,3 |
Spruitenkoppen en -stengels | 1,6 | 5,4 |
Tarwe | 7,8 | 19,0 |
Uien | 0,7 | 2,2 |
Voederbieten | 0,5 | 1,9 |
Witlofwortelen | 0,7 | 1,4 |
Tabel III van bijlage D: de forfaitair vastgestelde hoeveelheden fosfaat en stikstof vastgelegd in uitgeschaarde, ingeschaarde, elders tijdelijk ter weiding ondergebrachte of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren
Diercategorie | Hoeveelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof – in kilogrammen – per dier per jaar | |
---|---|---|
kg fosfaat | kg stikstof | |
Jongvee van rundvee, zowel mannelijk als vrouwelijk, dat nog niet heeft gekalfd | 4,08 | 6,14 |
Weidekoeien en hoogdrachtige koeien | 3,04 | 4,55 |
Melkkoeien | 19 | 49 |
Weidelammeren van schapen, van meer dan 25 kg | 0,82 | 1,50 |
Hoogdrachtige ooien | 0,41 | 0,75 |
Schapen, inclusief lammeren tot 25 kg | 1,15 | 2,10 |
Guste en drachtige ooien | 0 | 0 |
TABEL IV van bijlage D: de aanvoer- en afvoerpost «dieren» en de voor de dieren van de onderscheiden diercategorieën geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes
Diersoort | Diercategorie | Hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof – in kilogrammen – per dier | |
---|---|---|---|
kg fosfaat | kg stikstof | ||
I. Rundvee1 | • Melk- en kalfkoeien | 10,1 | 15,2 |
• Vrouwelijk jongvee, van 2 jaar en ouder, dat nog niet heeft gekalfd | 8,8 | 13,3 | |
• Vrouwelijk jongvee, van 1 tot 2 jaar oud | 8,1 | 12,3 | |
• Vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar | 5,2 | 7,9 | |
• Nuchtere kalveren | 0,8 | 1,3 | |
• Stieren voor de fokkerij, van 2 jaar en ouder | 18,6 | 27,8 | |
• Stieren voor de fokkerij, van 1 tot 2 jaar oud | 11,8 | 17,9 | |
• Stieren voor de fokkerij, jonger dan 1 jaar | 6,8 | 10,2 | |
• Vleesstieren (ook ossen), 1 jaar en ouder | 10,4 | 16,7 | |
• Vleesstieren (ook ossen), van 9 tot 12 maanden oud | 7,0 | 11,6 | |
• Vleesstieren (ook ossen), van 6 tot 9 maanden oud | 4,8 | 8,0 | |
• Vleesstieren (ook ossen), van 3 tot 6 maanden oud | 3,0 | 4,9 | |
• Vleesstieren (ook ossen), van 0 tot 3 maanden oud | 1,6 | 2,6 | |
• Vleeskalveren (voor de productie van wit vlees) | 4,2 | 7,2 | |
• Vleeskalveren (voor de productie van roze vlees) | 5,2 | 9,1 | |
• Zoog-, mest- en weidekoeien | 11,0 | 16,4 | |
II. Varkens2 | • Pasgeboren biggen | 0,02 | 0,03 |
• Pas gespeende biggen van ca. 6 weken | 0,11 | 0,20 | |
• Biggen geleverd op ca.10 weken, van ca. 25 kg | 0,30 | 0,60 | |
• Vleesvarkens | 1,30 | 2,60 | |
• Fokzeugen (ten minste één maal gedekt; guste zeugen; gedekte maar nog niet drachtige zeugen; zeugen, waarvan de biggen gespeend zijn) | 2,00 | 4,10 | |
• Opfokzeugen en -beren, van ca. 25 kg, jonger dan ca. 7 maanden | 1,50 | 2,90 | |
• Fokberen, van ca. 7 maanden en ouder | 3,20 | 7,40 | |
• Slachtzeugen | 2,40 | 4,90 | |
III. Kippen3 | • Eendagskuikens | 0,0003 | 0,0010 |
• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca.18 weken | |||
– wit | 0,018 | 0,036 | |
– bruin | 0,020 | 0,039 | |
• Hennen en hanen van legrassen, van ca. 18 weken en ouder | |||
– wit | 0,012 | 0,049 | |
– bruin | 0,015 | 0,059 | |
• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken | 0,033 | 0,057 | |
• Ouderdieren van vleesrassen, van ca. 19 weken en ouder | 0,035 | 0,110 | |
• Vleeskuikens | 0,020 | 0,052 | |
IV. Kalkoenen4 | • Eendagskuikens | 0,0005 | 0,0020 |
• Kalkoenen voor de productie van broedeieren, inclusief hanen | |||
– van ca. 7 maanden en ouder | 0,18 | 0,39 | |
– jonger dan ca. 7 maanden | 0,17 | 0,38 | |
• Jonge vleeskalkoenen: | |||
– hennen | 0,1500 | 0,310 | |
– hanen | 0,3000 | 0,610 | |
V. Schapen5 | • Ooien voor de fokkerij, van 7 maanden en ouder | 1,00 | 1,90 |
• Rammen voor de fokkerij, van 7 maanden en ouder | 1,20 | 2,30 | |
• Lammeren, van ca. 3 tot 7 maanden oud | 0,60 | 1,10 | |
• Lammeren, jonger dan 3 maanden | 0,30 | 0,60 | |
• Nuchtere lammeren | 0,05 | 0,10 | |
VI. Vossen | • Fokmoeren | 0,093 | 0,204 |
• Fokrekels | 0,110 | 0,240 | |
• Pups | 0,044 | 0,096 | |
VII. Nertsen | • Fokteven | 0,020 | 0,040 |
• Reuen | 0,030 | 0,070 | |
• Pups | 0,002 | 0,005 | |
VIII. Geiten6 | • Melkgeiten, van 1 jaar en ouder | 1,00 | 1,70 |
• Bokken, van 1 jaar en ouder | 1,10 | 1,90 | |
• Jonge geiten, van 7 maanden tot 1 jaar oud | 0,80 | 1,30 | |
• Jonge geiten, van ca. 4 tot 7 maanden oud | 0,50 | 0,80 | |
• Geitelammeren, van ca. 6 weken tot 4 maanden oud | 0,30 | 0,60 | |
• Geitelammeren, jonger dan ca. 6 weken | 0,14 | 0,24 | |
• Pasgeboren geitelammeren | 0,04 | 0,07 | |
IX. Eenden7 | • Eendagskuikens | 0,0004 | 0,002 |
• Vleeseenden en moedereenden | 0,0400 | 0,090 | |
X. Konijnen8 | • Pasgeboren konijnen | 0,0008 | 0,0020 |
• Voedsters | 0,0600 | 0,1300 | |
• Fokrammen | 0,0600 | 0,1400 | |
• Vleeskonijnen | 0,0300 | 0,0800 |
1 Indien dieren van de diersoort rund per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht:
– 0,0169 kilogram fosfaat en 0,0270 kilogram stikstof voor vleesstieren (ook ossen) van 1 jaar en ouder;
– 0,0174 kilogram fosfaat en 0,0302 kilogram stikstof voor vleeskalveren;
– 0,0169 kilogram fosfaat en 0,0256 kilogram stikstof voor de overige diercategorieën.
2 Indien dieren van de diersoort varkens per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht:
– 0,0118 kilogram fosfaat en 0,0240 kilogram stikstof voor biggen, geleverd op ca. 10 weken, van ca. 25 kilogram;
– 0,0115 kilogram fosfaat en 0,0240 kilogram stikstof voor de overige diercategorieën.
3 Indien dieren van de diersoort kip per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht:
– 0,0071 kilogram fosfaat en 0,0280 kilogram stikstof voor witte, hennen en hanen van legrassen, van 18 weken en ouder;
– 0,0071 kilogram fosfaat en 0,0280 kilogram stikstof voor bruine, hennen en hanen van legrassen, van 18 weken en ouder;
– 0,0089 kilogram fosfaat en 0,0280 kilogram stikstof voor ouderdieren van vleesrassen, van 19 weken en ouder;
– 0,0108 kilogram fosfaat en 0,0280 kilogram stikstof voor vleeskuikens.
4 Indien dieren van de diersoort kalkoen per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht: 0,0165 fosfaat en 0,0330 kilogram stikstof.
5 Indien dieren van de diersoort schaap per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht: 0,0137 kilogram fosfaat en 0,0250 kilogram stikstof.
6 Indien dieren van de diersoort geit per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht: 0,0137 kg fosfaat en 0,0240 kilogram stikstof.
7 Indien dieren van de diersoort eend per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht: 0,0131 kg fosfaat en 0,0259 kilogram stikstof.
8 Indien dieren van de diersoort konijn per kilogram worden geleverd, gelden de volgende gehaltes per kilogram levend gewicht: 0,0137 kg fosfaat en 0,0300 kg stikstof.
TABEL V van bijlage D: de afvoerpost «dierlijke producten» en de voor de onderscheiden producten geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes1
Dierlijk product | Hoeveelheid fosfaat onderscheidenlijk stikstof in grammen per kilogram product | |
---|---|---|
gram fosfaat | gram stikstof | |
Kaas van koemelk | 9,2 | 42,5 |
Boter | 0,5 | 0,5 |
Koemelk/-karnemelk/-yoghurt | 2,1 | 5,4 |
Wei | 1,4 | 1,0 |
Geitenkaas | 9,2 | 39,5 |
Geitenmelk | 2,1 | 5,0 |
Schapenkaas | 9,2 | 42,5 |
Schapenmelk | 3,0 | 8,3 |
Eieren | 4,8 | 19,2 |
Wol | 0,3 | 122,0 |
1 Het eiwitgehalte in deze producten kan met de volgende rekenregel worden omgerekend naar het gehalte aan stikstof, uitgedrukt in grammen per kilogram product: (eiwitgehalte * 10):6,38.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-100.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.