Wet van 24 december 1997 tot wijziging van de regeling betreffende het verlenen van bijdragen van rijkswege aan de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet, en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, alsmede tot het treffen van een wettelijke basis voor het verlenen van rijksbijdragen aan de instellingen die een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening uitvoeren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat van de zijde van de Algemene Rekenkamer bezwaren zijn geuit tegen het verlenen van voorschotten op de rijksbijdragen aan de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet, en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, voordat de hoogte daarvan overeenkomstig de wettelijke regels is vastgesteld;

dat de hoogte van de rijksbijdragen evenwel in belangrijke mate afhankelijk is van beslissingen gedurende het begrotingsjaar ten aanzien van de allocatie van begrotings- en premiemiddelen en dat derhalve op grond van de thans geldende voorschriften tijdige bevoorschotting niet kan plaatsvinden;

dat het in verband daarmee wenselijk is de wettelijke procedures inzake het verlenen van rijksbijdragen te wijzigen;

dat het voorts wenselijk is een wettelijke basis te scheppen voor het verlenen van rijksbijdragen aan de instellingen die een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening uitvoeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Ziekenfondswet wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 14a komt te luiden:

Artikel 14a

  • 1. De middelen tot dekking van de uitgaven van de verplichte verzekering worden gevonden door:

    a. het heffen van premies;

    b. het verlenen van een bijdrage door het uitvoeringsorgaan van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden.

  • 2. Onze Minister kan jaarlijks een bijdrage verlenen aan de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71, tot het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de begroting voor zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan. De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.

  • 3. Onze Minister kan in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad besluiten de bijdrage te wijzigen. Van zodanig besluit wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de beide kamers van de Staten-Generaal, indien de bijdrage daardoor met meer dan f 25 000 000,– toeneemt of afneemt. De maandelijkse betalingen worden met het genomen besluit in overeenstemming gebracht, tenzij in een geval als bedoeld in de tweede volzin binnen veertien dagen door een der kamers van de Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven nadere inlichtingen te ontvangen over de wijziging van de bijdrage. Indien een der kamers van de Staten-Generaal na het ontvangen van de bedoelde inlichtingen als haar oordeel uitspreekt dat de wijziging van de bijdrage voorafgaande machtiging bij wet behoeft, zal de wijziging eerst plaatsvinden nadat een daarop betrekking hebbend voorstel van wet tot wijziging van de begroting tot wet zal zijn verheven.

B. Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

  • 1. Onze Minister verleent, voor zover de wetgever daarvoor de nodige middelen beschikbaar stelt, op aanvraag aan de instellingen die een publiekrechtelijke ziektekostenvoorziening uitvoeren, een bijdrage in de premiederving, die voor deze instellingen optreedt als gevolg van de verlaging van het werknemersdeel van de procentuele premie, die heeft plaatsgevonden ter compensatie van relatief negatieve koopkrachteffecten die voor de deelnemers aan publiekrechtelijke ziektekostenregelingen het gevolg kunnen zijn van de heffing van nominale premie.

  • 2. De bijdrage wordt vastgesteld op het produkt van het bedrag dat voor het verlenen van zodanige bijdragen beschikbaar is en een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het totaal van de heffingsgrondslagen van de deelnemers van de desbetreffende instelling van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, en de noemer gelijk is aan het totaal van de heffingsgrondslagen van de deelnemers van alle instellingen in dat jaar. Op de bijdrage kunnen voorschotten worden verstrekt.

  • 3. De bijdrage wordt slechts verstrekt indien de instelling schriftelijk heeft verklaard dat de bijdrage geheel wordt aangewend ter verlaging van de procentuele premie die aan de deelnemers in rekening wordt gebracht, en dat aan de deelnemers voor henzelf en hun gezinsleden voor het desbetreffende jaar maandelijks een nominale premie in rekening wordt gebracht, die vergelijkbaar is met de nominale premie ingevolge deze wet.

  • 4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder heffingsgrondslag wordt verstaan en hoe de hefffingsgrondslag wordt vastgesteld, alsmede wat wordt verstaan onder instelling, deelnemer en gezinslid.

ARTIKEL II

De Wet financiering volksverzekeringen wordt gewijzigd als volgt:

A. In de artikelen 11, tweede lid, 12, 17, 39, derde lid, onder f en g, vierde lid, vijfde lid en zesde lid, 41, tweede en vierde lid, 42, 44, eerste en tweede lid, en 47 wordt telkens de zinsnede «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B. Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan jaarlijks een bijdrage verlenen aan het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten tot het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de begroting voor zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan. De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen. Artikel 14a, derde lid, van de Ziekenfondswet is van overeenkomstige toepassing.

2. Toegevoegd wordt een zevende lid, luidende:

  • 7. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt jaarlijks aan het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten een bijdrage verleend voor de uitvoering van de Regeling Ziekenfondsraad Abortusklinieken 1992 dan wel de regeling die de Ziekenfondsraad ter vervanging van die regeling overeenkomstig het derde lid, onder h en vierde lid, vaststelt. Op de bijdrage worden voorschotten verleend. De bijdrage voor enig jaar is gelijk aan het saldo van de uitgaven en ontvangsten in het desbetreffende jaar met betrekking tot de uitvoering van de bedoelde regeling, voor zover door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanvaard. De Ziekenfondsraad neemt een specificatie van de ontvangsten en uitgaven op in het verslag en de rekening, bedoeld in artikel 51, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Onze Minister voornoemd stelt de bijdrage uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verslag en de rekening vast.

ARTIKEL III

Voor de toepassing van artikel 39, zevende lid, van de Wet financiering volksverzekeringen worden uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het Besluit Ziekenfondsraad Abortusklinieken, welke na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hebben plaatsgevonden, gelijkgesteld met uitgaven en ontvangsten met betrekking tot de in dat artikellid bedoelde regeling.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin zij in het Staatsblad wordt geplaatst. De artikelen 14a van de Ziekenfondswet en 39 van de Wet financiering volksverzekeringen, zoals die luidden onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de rijksbijdragen aan de Algemene Kas, bedoeld in artikel 71 van de Ziekenfondswet, en aan het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten voor de jaren voor het jaar waarin deze wet in werking treedt. Artikel 17a van de Ziekenfondswet werkt terug tot en met 1 januari 1989 en vervalt met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. H. G. de Grave

Uitgegeven de dertigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 1995/96, 1997/98, 23 652.

Handelingen II 1995/96, 561–564; 2177–2180; 2388–2389.

Kamerstukken I 1997/98, 23 652 (146).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d.22 en 23 december 1997.

Naar boven