Wet van 24 december 1997, houdende wijziging van de Ziekenfondswet in verband met aanpassing van de gronden voor de ziekenfondsverzekering (herstructurering Ziekenfondswet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de gronden te wijzigen voor de ziekenfondsverzekering van bepaalde categorieën van personen van 65 jaar en ouder en voor bepaalde categorieën van uitkeringsgerechtigden, jonger dan 65 jaar;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Ziekenfondswet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. verzekerde: een verzekerde ingevolge deze wet en, tenzij het tegendeel blijkt, een medeverzekerde.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel f door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. particuliere ziektekostenverzekering: een overeenkomst van directe verzekering die strekt tot vergoeding van kosten van geneeskundige hulp, met uitzondering van overeenkomsten van arbeidsongeschiktheidsverzekering, overeenkomsten van ongevallenverzekering, overeenkomsten van reisverzekering en andere overeenkomsten van verzekering waarbij kosten van geneeskundige hulp uitsluitend aanvullend worden gedekt.

B

Artikel 2 vervalt.

C

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Verzekerd is:

    a. de werknemer in de zin van de Ziektewet, wiens loon, verdiend in een of meer dienstbetrekkingen in de zin van de Ziektewet, niet meer bedraagt dan f 62 200 per jaar, met dien verstande dat:

    1e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, gedurende het eerste jaar voor zover hij recht heeft op een werkloosheidsuitkering berekend naar 70% van het dagloon, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie zoals deze gold op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;

    2e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 8 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;

    b. degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:

    – een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet dan wel

    – een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45% of

    – een uitkering ontvangt in verband met bevalling op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, indien betrokkene op de dag, voorafgaande aan de dag waarop haar recht op die uitkering ingaat, verzekerde was;

    c. vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar zal bereiken, degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en op de laatste dag van de voorafgaande maand verzekerde was;

    d. degene, die behoort tot de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen.

2. In het tweede lid wordt «het eerste lid, onder b» gewijzigd in «het eerste lid, onder d» en wordt «het eerste lid, onder d» gewijzigd in: het eerste lid, onder b.

3. In het derde lid wordt «het eerste lid, onder b» gewijzigd in: het eerste lid, onder d.

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het eerste lid, onder c, is slechts van toepassing indien betrokkene in het tijdvak van vijf jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, tenminste drie jaar verzekerde is geweest. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van personen als bedoeld in het eerste lid, onder c, niet van toepassing is de in de eerste volzin genoemde voorwaarde of de voorwaarde dat zij op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken, verzekerde waren.

5. In het achtste lid wordt «het eerste lid, onder c of d» gewijzigd in: het eerste lid, onder b of c.

D

Artikel 3b komt te luiden:

Artikel 3b

  • 1. Artikel 3, eerste lid, onder b, is niet van toepassing op:

    a. degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, indien hij deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de dag waarop zijn recht op die uitkering ingaat, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b;

    b. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt, wegens het overlijden van een persoon die op de dag van zijn overlijden deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b, indien die uitkering met ingang van de eerste dag van de maand van dat overlijden wordt ontvangen;

    c. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt, indien hij deelneemt dan wel op de dag, voorafgaande aan de eerste dag van de maand met ingang waarvan de uitkering wordt ontvangen, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren, als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onder b.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, andere categorieën van personen worden aangewezen, op wie artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, categorieën van personen worden aangewezen op wie, indien zij de wens daartoe te kennen geven, artikel 3, eerste lid, onder b, niet van toepassing is. Bij die regeling wordt voorzien in hetgeen verder terzake regeling behoeft.

E

Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3c

  • 1. Verzekerde is voorts degene van 65 jaar of ouder, die zich daartoe heeft aangemeld bij een ziekenfonds indien hij naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is, op de dag voorafgaande aan de dag waarop de verzekering ingevolge deze wet ingaat, verzekerd was op grond van een particuliere ziektekostenverzekering en het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan f 39 550. Bij de aanmelding bij een ziekenfonds overlegt de verzekerde een verklaring van de Sociale Verzekeringsbank waaruit blijkt dat het inkomen van hem en zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan het bedrag genoemd in de eerste volzin.

  • 2. De verzekering ingevolge het eerste lid gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag van aanmelding.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan, alle inkomsten waarover ingevolge de artikelen 3 en 48 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 inkomstenbelasting verschuldigd is. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welk tijdvak voor de bepaling van het inkomen in aanmerking wordt genomen en worden regels gesteld ter uitvoering van de tweede volzin van het eerste lid.

  • 4. Artikel 3a is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in het eerste lid.

F

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Medeverzekerde is de echtgenote of echtgenoot van de verzekerde, indien deze jonger is dan 65 jaar en behoort tot het huishouden van de verzekerde en de verzekerde als haar of zijn kostwinner is aan te merken.

G

In artikel 5, vijfde lid, wordt «verplicht verzekerd» gewijzigd in «verzekerd» en wordt «verplicht verzekerde» gewijzigd in «verzekerde» en in de artikelen 7, eerste lid, 14a, 19, eerste lid, 65, eerste lid, 73, eerste lid, onder a en b, 83a en 83b, eerste lid, wordt «verplichte verzekering» telkens gewijzigd in: verzekering.

H

Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «elke krachtens artikel 3, eerste lid, onder b, aangewezen groep van verzekerden, alsmede voor de verzekerden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d,» gewijzigd in: de verzekerden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b en c, voor elke krachtens artikel 3, eerste lid, onder d, aangewezen groep van verzekerden, alsmede voor de verzekerden, bedoeld in artikel 3c,.

2. In het derde lid wordt «artikel 3, eerste lid, onder c» gewijzigd in: de artikelen 3, eerste lid, onder c, en 3c.

ARTIKEL II

Verzekerden die op of na 1 juli 1994 verzekerd zijn geworden ingevolge artikel 3, eerste lid, onder c, van de Ziekenfondswet, zoals dat artikelonderdeel luidde onmiddellijk voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te hebben voldaan aan de in artikel 3, eerste lid, onder c, en zevende lid, van de Ziekenfondswet genoemde voorwaarden.

ARTIKEL III

In afwijking van artikel II kan de rechthebbende op een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet die op de laatste dag van de maand voor de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, verzekerd was ingevolge een particuliere ziektekostenverzekering, en ziekenfondsverzekerd is geworden ingevolge het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Ziekenfondswet, zoals dat artikel luidde sedert 1 juli 1994 tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, op zijn verzoek worden ontheven van de ziekenfondsverzekering. Bij ministeriële regeling wordt voorzien in hetgeen verder terzake regeling behoeft.

ARTIKEL IV

In de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen vervallen de artikelen 5, 9, 13, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 23a en 24.

ARTIKEL V

Een ontheffing van de ziekenfondsverzekering tot 1 april 1998, die is verleend met toepassing van artikel 16, vierde lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, geldt als een ontheffing van de ziekenfondsverzekering ingevolge artikel 3b, derde lid, van de Ziekenfondswet, tenzij de betrokkene vóór 1 augustus 1998 aan een ziekenfonds te kennen geeft niet langer gebruik te willen maken van de geboden mogelijkheid om niet verzekerd te zijn ingevolge de Ziekenfondswet. In laatstbedoeld geval is de betrokkene vanaf 1 april 1998 niet langer van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet uitgezonderd.

ARTIKEL VI

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet op artikel 3, eerste lid, onder d, van de Ziekenfondswet.

ARTIKEL VII

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 juni 1995 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken II, 1994/1995, 24 233) tot wet wordt verheven en na deze wet in werking treedt, wordt Artikel XX van die wet gewijzigd als volgt:

a

De onderdelen A en B komen te luiden:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een punt-komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet.

B

In Hoofdstuk II wordt ingevoegd een artikel 2, luidende:

Artikel 2

Vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijf genieten in de zin van artikel 1b, aanhef, en onder 1, van de Vreemdelingenwet, zijn niet verzekerd ingevolge deze wet.

b

In onderdeel C wordt in de tekst van artikel 3, tiende lid, de zinsnede «artikel 2, tweede lid,» vervangen door: artikel 2.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de dertigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 687.

Handelingen II 1997/98, blz. 2180–2199; 2389.

Kamerstukken I 1997/98, 25 687 (161, 161a).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 22 en 23 december 1997.

Naar boven