Wet van 24 december 1997, houdende het verschaffen van een wettelijke basis voor uitkeringen en subsidies op de terreinen van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing en het Tijdelijk subsidiebesluit verslavingsbeleid per 1 januari 1998 vervallen en op de terreinen van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid het wenselijk wordt geacht de mogelijkheid van uitkeringen aan gemeenten en subsidiëring van instellingen te continueren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Welzijnswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdelen d en e komen te luiden:

d. maatschappelijke opvang, waaronder sociale pensions en vrouwenopvang;

e. verslavingsbeleid, behoudens voor zover de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten van toepassing is;.

B

Na artikel 10 wordt een artikel 10a toegevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid op het terrein van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang daaronder niet begrepen.

  • 2. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid op het terrein van vrouwenopvang.

  • 3. Onze Minister kan aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gemeenten specifieke uitkeringen verstrekken ten behoeve van beleid op het terrein van verslavingsbeleid.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:

    a. het bedrag van de uitkering dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    b. de aanvraag van een uitkering en de besluitvorming daarover;

    c. de vaststelling van de uitkering;

    d. de intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening en vaststelling van de uitkering;

    e. de betaling, de terugvordering van de uitkering alsmede het verlenen van voorschotten op de uitkering.

    In de maatregel kan het stellen van nadere regels aan Onze Minister worden opgedragen.

  • 5. Een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt verstrekt en die daartoe financiële middelen verstrekt aan instellingen, draagt er zorg voor dat die instellingen overeenkomstig door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen regels hun werkzaamheden registreren en de geregistreerde gegevens verstrekken aan een door Onze Minister daartoe aangewezen instelling.

  • 6. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede, derde of vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en sedert die overlegging vier weken zijn verstreken.

C

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. Een gemeente die op grond van artikel 10a een uitkering ontvangt, overlegt over de besteding van die uitkering met de omringende gemeenten.

  • 2. De door gemeenten bekostigde voorzieningen op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid zijn toegankelijk voor iedereen die in Nederland woont.

ARTIKEL II

  • 1. In afwijking van artikel 2, onderdeel e, van de Welzijnswet 1994, wordt in het jaar 1998 tot het beleid, bedoeld in dat artikelonderdeel, niet gerekend het beleid dat gemeenten voeren in het kader van de bestrijding van overlast door verslaving en waarvoor zij specifiek ten behoeve van dat beleid een uitkering ontvangen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. In afwijking van artikel 10a van de Welzijnswet 1994 kunnen voor het jaar 1998 bij ministeriële regeling:

    a. de gemeenten worden aangewezen, en

    b. de regels, bedoeld in het vierde lid van dat artikel, worden gesteld.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen voor subsidies ten behoeve van verslavingsbeleid van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10 van de Welzijnswet 1994, afwijkende regels worden gesteld ten aanzien van de aanvraag.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1997, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de dertigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 1997/98, 25 397.

Handelingen II 1997/98, blz. 2162–2177; 2387–2388.

Kamerstukken I 1997/98, 25 397 (143, 143a).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 22 en 23 december 1997.

Naar boven