Besluit van 22 december 1997, houdende aanpassing van enige algemene maatregelen van bestuur aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie gedaan mede namens de Staatssecretaris van Justitie van 12 november 1997;

Directie Wetgeving, nr. 662402/97/6;

Gelet op de Auteurswet 1912, het Burgerlijk Wetboek, de Politiewet 1993, de Tariefcommissiewet, de Vreemdelingenwet, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Wet op de kansspelen, de Wet op de naburige rechten, de Wet op het Notarisambt, de Wet politieregisters, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, het Wetboek van Koophandel, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de weerkorpsen en de particuliere beveiligingsorganisaties;

De Raad van State gehoord (advies van 17 december 1997, nr. W03.97.0759);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie van 18 december 1997,

Directie Wetgeving, nr. 671738/97/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 AUTEURSWET 1912

ARTIKEL 1

Het Besluit van 12 oktober 1932 tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld bij artikel 30a, vijfde lid, der Auteurswet 1912, gelijk deze luidt ingevolge de Wet van 11 februari 1932, Stb. 45 (Stb. 496) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9
  • 1. Met het toezicht op de naleving van artikel 30a van de Auteurswet 1912 en het bij of krachtens dit besluit bepaalde is belast de Regeringscommissaris.

  • 2. De Regeringscommissaris beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

B

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «, het verbod van artikel 7 wordt in acht genomen».

2. In het tweede lid vervalt de eerste volzin en «, alsmede om inzage te nemen van boeken en bescheiden».

ARTIKEL 2

Het Besluit van 20 juni 1974 inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken (Stb. 351) wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 7, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «een reglement dat door Onze Minister van Justitie is goedgekeurd» wordt vervangen door: een reglement waarmee Onze Minister van Justitie heeft ingestemd.

2. Toegevoegd wordt een volzin, luidende:

De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 2 BURGERLIJK WETBOEK

ENIG ARTIKEL

In artikel 7, zesde lid, van het Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming vervalt «of namens».

HOOFDSTUK 3 POLITIEWET 1993

ENIG ARTIKEL

De Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 37, derde lid, vervalt: , eerste lid, onder i, .

B

In artikel 38 van vervalt: of vanwege.

HOOFDSTUK 4 VREEMDELINGENWET

ENIG ARTIKEL

Het Vreemdelingenbesluit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt na de eerste dubbele punt toegevoegd:

ambtenaar, belast met de grensbewaking: de ambtenaar bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet;

ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen: de ambtenaar, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet;

ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen: de ambtenaar, bedoeld in de artikelen 3, tweede en derde lid, en 4, eerste lid, van de Wet;

B

Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:

1. De woorden «en de daartoe door Onze Minister bevoegd verklaarde autoriteiten kunnen» worden vervangen door : kan.

2. Toegevoegd wordt een volzin, luidende: Onze Minister kan van deze bevoegdheid mandaat verlenen.

C

In artikel 52b wordt «Vanwege» vervangen door «Door» en wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Onze Minister verleent hiervan machtiging.

D

Artikel 52c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «vanwege» vervangen door «door» en wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister verleent hiervan machtiging.

2. In het derde lid vervalt «vanwege Onze Minister».

E

In artikel 52d, eerste lid, wordt «vanwege» vervangen door «door» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister verleent hiervan machtiging.

F

In artikel 52e, tweede lid, wordt «vanwege» vervangen door «door» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister verleent hiervan machtiging.

G

Artikel 53 komt te luiden:

Artikel 53

In de door Onze Minister te bepalen gevallen worden beschikkingen, gegeven in overeenstemming met een door de vreemdeling ingediend verzoek, bekendgemaakt door middel van het stellen van een aantekening in zijn paspoort, door toezending of uitreiking van een document als bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder b, of tweede lid, dan wel door middel van het stellen van een aantekening in een zodanig document.

H

Artikel 80 vervalt.

I

Artikel 82, eerste lid komt te luiden:

  • 1. De ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier is, is gemandateerd het bevel tot bewaring ingevolge artikel 26 van de Wet te geven en op te heffen.

J

Artikel 85, vierde lid, aanhef, komt te luiden:

Gemachtigd tot het geven van de in het eerste lid bedoelde last en het doen van de in het tweede en derde lid bedoelde kennisgeving zijn:

HOOFDSTUK 5 WET AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING MOTORRIJTUIGEN

ENIG ARTIKEL

In artikel 2 van het Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen vervalt «of namens».

HOOFDSTUK 6 WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN

ENIG ARTIKEL

Het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervallen de onderdelen f en g en wordt onderdeel h geletterd f.

2. Toegevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:

  • 3. In dit besluit wordt verstaan onder «toezichthouder» respectievelijk «direct toezichthouder» hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

B

In Artikel 2, eerste en tweede lid, wordt «Met het toezicht, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet» telkens vervangen door: Met het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet .

C

In artikel 4, derde lid, vervalt «of vanwege».

D

In artikel 9, eerste lid, vervalt «of vanwege».

HOOFDSTUK 7 WET ADMINISTRATIEVE RECHTSPRAAK BELASTINGZAKEN

ENIG ARTIKEL

In de bijlage bij het Besluit proceskosten fiscale procedures wordt in onderdeel A1 onder punt 17 «verhoging» vervangen door: bestuurlijke boete.

HOOFDSTUK 8 WET CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS

ENIG ARTIKEL

Het Bekostigingsbesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt «werkplan» vervangen door: activiteitenplan.

C

Het opschrift van hoofdstuk III komt te luiden:

Hoofdstuk III Subsidieverlening

D

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister beslist binnen dertien weken omtrent de instemming met het activiteitenplan en de begroting en doet het orgaan met inachtneming van artikel 12 een beschikking tot subsidieverlening toekomen.

2. In het tweede lid wordt «voorlopige vaststelling» vervangen door: beschikking tot subsidieverlening.

3. In het derde lid wordt «artikel 16, vierde lid» vervangen door: artikel 17, tweede lid» en «voorlopige vaststelling» door: beschikking tot subsidieverlening.

E

De artikelen 4 en 5 vervallen.

F

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt: «voorlopige vaststelling» vervangen door: subsidieverlening.

2. In het tweede lid wordt «de jaarrekening» vervangen door: het financiële verslag.

G

Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden: Hoofdstuk IV Aan de subsidie verbonden verplichtingen

H

Artikel 9 vervalt.

I

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «bijdrage» vervangen door: subsidie.

2. In het tweede lid wordt «in de voorlopige vaststelling van de bijdrage» vervangen door: bij de subsidieverlening.

3. In het derde lid wordt «voorlopige vaststelling van de bijdrage» vervangen door: subsidieverlening.

J

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanhef komt te luiden:

Naast de in artikel 4:71, eerste lid, onder a en f, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen is toestemming van Onze Minister vereist voor de volgende handelingen:

2. De onderdelen c en d vervallen.

3. Onderdeel e wordt geletterd tot c.

K

Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden:

Hoofdstuk V Subsidievaststelling

L

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt: «De bekostiging, bedoeld in artikel 17 van de wet, geschiedt» vervangen door: De subsidie, bedoeld in artikel 16 van de wet, wordt bepaald«.

2. In het tweede lid en derde lid wordt «geschiedt de bekostiging» vervangen door: wordt de subsidie bepaald.

3. In het vierde, vijfde, zesde en achtste lid wordt «bijdrage» telkens vervangen door: subsidie.

4. In het zesde lid wordt «geschiedt bekostiging van door Onze Minister aangewezen kosten door» vervangen door bestaat de subsidie in door Onze Minister aangewezen kosten uit en wordt «werkplan» vervangen door activiteitenplan.

M

In artikel 13 wordt «verslag inzake de werkzaamheden» vervangen door activiteitenverslag en vervalt de tweede volzin.

N

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 18, eerste en derde lid, van de wet op de aanvraag tot vaststelling.

2. Het tweede en derde lid vervallen; het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.

O

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het orgaan vormt een egalisatiereserve van niet meer dan 5% van de bij de laatste subsidieverlening ingevolge artikel 12, tweede lid, en derde lid, onder a en b, voor subsidie in aanmerking gebrachte kostengroepen, tot een maximum van fl 25 miljoen.

2. In het tweede lid wordt «risicoreserve» vervangen door: egalisatiereserve.

3. In het tweede, derde en vierde lid wordt «bijdrage» vervangen door: subsidie.

P

In artikel 16 wordt «risicoreserve» vervangen door: egalisatiereserve.

Q

Artikel 17 vervalt.

R

De eerste volzin van het eerste lid van artikel 18 komt te luiden:

In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het orgaan aan Onze Minister een door hem te bepalen vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.

S

In artikel 21 wordt «door Onze Minister vergoed» vervangen door: door Onze Minister in de vorm van subsidie vergoed.

T

Het eerste lid van artikel 22 vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

U

In artikel 25 wordt «Bekostigingsbesluit» vervangen door: Subsidiebesluit.

HOOFDSTUK 9 WET OP DE KANSSPELEN

ENIG ARTIKEL

Het Besluit College van toezicht op de kansspelen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 6 vervalt.

B

In artikel 20, eerste lid, wordt «, onder goedkeuring van Onze Minister,» vervangen door: met toestemming van Onze Minister.

HOOFDSTUK 10 WET OP DE NABURIGE RECHTEN

ENIG ARTIKEL

Het Besluit van 28 april 1993 tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet van 18 maart 1993, houdende regelen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties en wijziging van de Auteurswet 1912 (Wet op de naburige rechten) (Stb. 243) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het College van Toezicht oefent het toezicht op het beleid van de rechtspersoon uit.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6
  • 1. De artikelen 5:13, 5:15 tot en met 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het College van Toezicht.

  • 2. De leden van het College van Toezicht wordt, desgevorderd, gelegenheid gegeven om vergaderingen van bestuursleden, commissarissen of andere leidende personen van de rechtspersoon bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 3. Het College van Toezicht heeft voorts het recht om een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te zijner keuze de boekhouding te doen onderzoeken. De kosten daarvan komen voor rekening van de rechtspersoon.

C

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «besluiten» vervangen door «beslissingen», wordt «besluit» telkens vervangen door «beslissing» en wordt «goedkeuring» vervangen door: verkregen toestemming.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. Op de toestemming zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt het cijfer 1. geplaatst en wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. Op de toestemming zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 11 WET OP HET NOTARISAMBT

ARTIKEL 1

In artikel 18, zesde lid, van het Besluit van 20 mei 1933 tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 73a der Wet op het Notarisambt, gelijk dit artikel is vastgesteld bij de wet van 15 mei 1931, Stb. 195 (Stb. 292) wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 2

In artikel 19 van het Besluit van 16 september 1905 tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 50 en 50b der wet op het Notarisambt (Stb. 309) wordt «onder goedkeuring» vervangen door «met instemming», wordt «de goedkeuring» vervangen door «de instemming» en wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 3

Het Besluit van 23 augustus 1907 tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur bedoeld in artikel 69a, eerste en tweede lid, der wet op het Notarisambt (Stb. 237) wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 6 wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.

B

In artikel 7, onder a, wordt «naar een door Onzen voornoemden Minister goed te keuren plan» vervangen door: naar een plan, dat de instemming behoeft van Onze voornoemde Minister.

HOOFDSTUK 12 WET POLITIEREGISTERS

ENIG ARTIKEL

Het Besluit politieregisters wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het zevende lid wordt «voor zover deze afspraken zijn goedgekeurd door» vervangen door: voor zover met deze afspraken is ingestemd door.

2. In het tiende lid wordt «die zijn goedgekeurd door Onze Minister van Justitie» vervangen door: waarmee Onze Minister van Justitie heeft ingestemd.

B

In artikel 18, vierde lid, wordt «controle» vervangen door: toezicht.

HOOFDSTUK 13 WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN

ARTIKEL 1

Het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een aanwijzing ingevolge het derde lid wordt eerst van kracht nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.

B

Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het opleidingsreglement en wijzigingen daarin treden niet in werking dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.

C

In artikel 13, tweede lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.

D

In artikel 18, vijfde lid, wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en wordt «besluiten» vervangen door «beslissingen».

ARTIKEL 2

In artikel 12, tweede lid, tweede volzin, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt «of vanwege» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister kan van het stellen van regels mandaat verlenen.

HOOFDSTUK 14 WETBOEK VAN KOOPHANDEL

ENIG ARTIKEL

Het Schepelingenbesluit wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 43, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 36 tot en met 42 zijn belast de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie.

B

Artikel 85, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 47 tot en met 84 zijn belast de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie.

HOOFDSTUK 15 WETBOEK VAN STRAFRECHT

ENIG ARTIKEL

Het Besluit toezicht handel te water wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3, eerste lid, vervalt: of namens.

B

In artikel 5 vervalt: of namens.

C

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9
  • 1. Met het toezicht op de naleving van dit besluit zijn belast de ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

  • 2. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 16 WETBOEK VAN STRAFVORDERING

ENIG ARTIKEL

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen h en i worden geschrapt; de onderdelen j, k en l worden geletterd h, i en j.

2. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:

  • 4. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. toezichthouder: het lid van het openbaar ministerie, dat op grond van artikel 36 onderscheidenlijk artikel 37 als toezichthouder is aangewezen;

    b. direct toezichthouder: degene, die op grond van artikel 36 onderscheidenlijk artikel 37 als direct toezichthouder is aangewezen.

    De (direct) toezichthouder is geen toezichthouder bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

B

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onze Minister verlengt of wijzigt de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing en de aanvullende opsporingsbevoegdheid. Onze Minister kan hiervan mandaat verlenen aan de procureur-generaal.

C

In artikel 16 wordt een «door Onze Minister goedgekeurd examen» vervangen door: een examen waarmee Onze Minister heeft ingestemd.

D

Artikel 21, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

De procureur-generaal kan van de bevoegdheid tot het afleggen van de eden, verklaringen en beloften, bedoeld in artikel 20, eerste lid, mandaat verlenen aan de direct toezichthouder dan wel, indien de desbetreffende persoon behoort tot een dienst ressorterend onder een van Onze Ministers die het mede aangaat, aan het hoofd van die dienst.

E

Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De beschikking waarbij wordt vastgesteld dat een geldige titel van opsporing ontbreekt, wordt bekendgemaakt aan de buitengewoon opsporingsambtenaar, diens werkgever, de toezichthouder en de direct toezichthouder.

F

In artikel 43, eerste lid, vervalt «of vanwege».

HOOFDSTUK 17 WET OP DE WEERKORPSEN EN DE PARTICULIERE BEVEILIGINGSORGANISATIES

ENIG ARTIKEL

Het Besluit van 2 juli 1938, houdende bepalingen tot uitvoering van de Wet op de weerkorpsen (Stb. 247) wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. De laatste volzin vervalt, voor de resterende tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde zijn belast de door Onze Ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken aangewezen ambtenaren.

B

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «niet door of namens Onze Minister van Binnenlandsche Zaken zijn goedgekeurd» vervangen door: niet de instemming van Onze Minister van Binnenlandse Zaken hebben.

2. In het vierde lid wordt « alvorens te zijn goedgekeurd door of namens Onze Minister van Binnenlandsche Zaken» vervangen door: alvorens Onze Minister van Binnenlandse Zaken ermee heeft ingestemd.

C

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Goedkeuring» vervangen door: Instemming.

2. In het tweede lid vervalt «of vanwege».

D

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde zijn belast de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen ambtenaren alsmede de burgemeester en de door hem aangewezen ambtenaren.

E

In artikel 16 wordt «goedkeuring» vervangen door: toestemming.

HOOFDSTUK 18 SLOTBEPALING

ENIG ARTIKEL

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 20 juni 1996, houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) (Stb. 333) in werking treedt, met dien verstande dat hoofdstuk 7 in werking treedt op het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 3 juli 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscale strafrecht (Invoeringswet bestuurlijke boeten) tot wet is verheven en in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 december 1997

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Uitgegeven de dertigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

Inleiding

Dit besluit strekt tot aanpassing van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Justitie aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Deze aanpassing is noodzakelijk om de met de Awb beoogde eenheid van wetgeving ook daadwerkelijk te bereiken.

Voor een algemene uiteenzetting omtrent de achtergronden en de aanpak van de aanpassingsoperatie verwijzen wij naar de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3). Hieronder wordt slechts ingegaan op de specifieke aspecten van de aanpassing van de algemene maatregelen van bestuur.

Aanpak en werkwijze

De aanpassingen van de formele wetgeving zijn opgenomen in drie rijksbrede verzamelwetten: de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Stb. 1997, 510), de Aanpassingswet derde tranche Awb II (Stb. 1997, ...), en de Aanpassingswet rijkswetten derde tranche Awb (Stb. 1997, 511). Voor de algemene maatregelen van bestuur wordt, net als bij de eerste en tweede tranche, gewerkt met verzamelbesluiten per departement. Voor ieder departement zal dus een (of meer) verzamelbesluit(en) worden gemaakt. Daarnaast zal zonodig worden voorzien in een bezem-algemene maatregel van bestuur en een besluit tot aanpassing van algemene maatregelen van rijksbestuur.

Daarnaast is er in een aantal gevallen voor gekozen bestaande algemene maatregelen van bestuur niet slechts aan te passen, maar geheel opnieuw vast te stellen. Dit betreft vooral subsidiebesluiten. Deze kunnen bij de invoering van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht soms zó ingrijpend worden vereenvoudigd, dat het uit een oogpunt van systematiek en toegankelijkheid beter is om ze opnieuw vast te stellen. Op het terrein van het Ministerie van Justitie zal dit geschieden met het Besluit subsidiëring voogdij- en gezinsvoogdij-instellingen en het Subsidiebesluit penitentiaire jeugdinrichtingen.

De werkwijze bij de voorbereiding van de aanpassing van algemene maatregelen van bestuur is dezelfde geweest als bij de voorbereiding van de aanpassing van de formele wetgeving. De aanpassingsvoorstellen zijn ontwikkeld in samenspraak tussen de vakdepartementen enerzijds en de Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken anderzijds, waarbij een coördinerende rol is vervuld door twee interdepartementale begeleidingscommissies – één voor het onderdeel subsidies en één voor de overige onderdelen van de derde tranche – onder auspiciën van de Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving.

Inhoud van de aanpassingen

Bij de inhoudelijke voorbereiding van de aanpassingen is wederom gebruik gemaakt van de door de Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken opgestelde Leidraad aanpassingswetgeving derde tranche Awb. Het beleid ten aanzien van de inhoud van de aanpassingen is dus vanzelfsprekend – bij de algemene maatregelen van bestuur niet anders geweest dan bij de formele wetgeving. Wel is het zo, dat vrij veel van de in de Leidraad voorziene aanpassingen op het niveau van de algemene maatregel van bestuur geen rol meer spelen, omdat zij zaken betreffen die slechts op het niveau van de wet in formele zin kunnen worden geregeld. Zo plegen bij algemene maatregel van bestuur geen of weinig bestuursdwang-, dwangsom-, toezichts-, vernietigings- of goedkeuringsbevoegdheden te worden toegekend.

Omgekeerd betreffen nogal wat aanpassingen aan de subsidietitel van de derde tranche zaken die juist vaker bij algemene maatregel van bestuur dan bij wet in formele zin worden geregeld. De aanpassingen aan de subsidietitel vormen dan ook veruit het grootste deel van de aanpassing op het niveau van de algemene maatregel van bestuur. Als gezegd heeft dit bij twee subsidiebesluiten geleid tot de keuze om die besluiten opnieuw vast te stellen.

Inrichting van de aanpassingsbesluiten

Alle departementale verzamelbesluiten worden op dezelfde wijze geordend. Het verzamelbesluit kent een hoofdstuk voor iedere wet in formele zin waarop één of meer aan te passen algemene maatregelen van bestuur steunen. De wetten en derhalve ook de hoofdstukken zijn gerangschikt in alfabetische volgorde. Binnen elk hoofdstuk is voor elke aan te passen algemene maatregel van bestuur één artikel opgenomen, waarbij de aan te passen algemene maatregelen van bestuur weer in alfabetische volgorde zijn opgenomen. Zelfstandige – dus rechtstreeks op artikel 89 Grondwet steunende – algemene maatregelen van bestuur zijn opgenomen in een afzonderlijk hoofdstuk aan het begin van het verzamelbesluit.

De notas van toelichting kennen dezelfde opzet als de memories van toelichting bij de aanpassingswetten. In het artikelsgewijze deel is waar mogelijk met behulp van cijfers verwezen naar de – op de genoemde Leidraad gebaseerde – genummerde lijst van standaardaanpassingen die is opgenomen in deel 2 van de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet derde tranche Awb I. Deze lijst zelf is niet opnieuw in de toelichting opgenomen. Er is voorts van afgezien om de lijst nog aan te vullen of te wijzigen. Het hele complex van aanpassingsregelgeving blijft het beste toegankelijk als voor de standaardaanpassingen steeds wordt verwezen naar hetzelfde stuk.

ARTIKELSGEWIJS

HOOFDSTUK 1 AUTEURSWET 1912

ARTIKEL 1

Besluit van 12 oktober 1932 tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld bij artikel 30a, vijfde lid, der Auteurswet 1912, gelijk deze luidt ingevolge de Wet van 11 februari 1932, Stb. 45 (Stb. 496)

92, model 28, 104

De taak van de Regeringscommissaris kan worden opgevat als het houden van toezicht op de naleving en overig toezicht, hetgeen met name uit artikel 11 blijkt. De aanwijzing van de Regeringscommissaris als toezichthouder is in artikel 9 geregeld. In artikel 11 zijn de met de toezichtsbevoegdheden corresponderende bevoegdheden vervallen. Deze bevoegdheden ontleent de Regeringscommissaris voortaan aan de Awb.

ARTIKEL 2

Besluit van 20 juni 1974 inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken (Stb. 351)

234, 235, model 48

HOOFDSTUK 2 BURGERLIJK WETBOEK

ARTIKEL 1

Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming

210, in samenhang met artikel 10:12 Awb

HOOFDSTUK 3 POLITIEWET 1993

ENIG ARTIKEL

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

A

Deze wijziging hangt samen met de wijziging van artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (zie hoofdstuk 16).

B

210

HOOFDSTUK 4 VREEMDELINGENWET

ENIG ARTIKEL

Vreemdelingenbesluit

Algemeen

Tijdens de parlementaire behandeling van de derde tranche van de Awb hebben wij aangegeven dat uit het stelsel van de Wet kan worden afgeleid dat het in artikel 4 van de Vreemdelingenwet bedoelde toezicht op vreemdelingen toezicht op de naleving betreft (Kamerstukken II 1994/1995, 23 700, nr. 5, p. 58). Dit laat onverlet dat de taak van de ambtenaren die met dit toezicht op de naleving zijn belast, zozeer verweven is met de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving, dat splitsing in een deel dat betrekking heeft op toezicht en in een deel dat betrekking heeft op uitvoering, niet zinvol is. Voor zover de bepalingen van het Vreemdelingenbesluit toezicht op de naleving behelzen, beschouwen wij deze als de concrete uitwerking van de ingevolge de Wet en de Awb toegekende toezichtsbevoegdheden. De aanpassing van het Vreemdelingenbesluit blijft daarmee beperkt tot het noodzakelijke.

Artikelsgewijs

A

In artikel 1 van de Vreemdelingenwet wordt op dezelfde wijze verwezen naar de genoemde ambtenaren. Door eveneens in artikel 1 van het Vreemdelingenbesluit naar artikel 3, tweede en derde lid, en/of 4, eerste lid, van de Vreemdelingenwet te verwijzen, is zekergesteld dat het in de wet en in het besluit steeds dezelfde ambtenaren betreft. Het aantal wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit blijft hierdoor bovendien beperkt.

B

212b

In de Vreemdelingenwet, zoals die na de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb II is komen te luiden, komt delegatie van bevoegdheden van de Minister van Justitie niet meer voor. Deze mogelijkheid is steeds vervangen door de mogelijkheid daarvan mandaat of machtiging te verlenen.

In navolging hiervan wordt ook in het Vreemdelingenbesluit slechts de mogelijkheid van het verlenen van mandaat of machtiging opgenomen.

C

213

Het maken van een foto is een feitelijk handelen. Daarom is hier de term machtiging gebruikt.

D

213

Het zogenaamde intake-gesprek van asielzoekers wordt op de Aanmeldcentra door de IND afgenomen, in de praktijk ook in nauwe samenwerking met de korpschef. Zowel de (medewerkers van de) IND als de korpschef kunnen derhalve worden gemachtigd tot het afnemen van het eerste gehoor namens de Minister van Justitie.

Dat de vragenlijst vanwege de Minister van Justitie wordt ingevuld, ligt reeds besloten in de ingevolge het eerste lid te verlenen machtiging en behoeft derhalve geen afzonderlijke regeling.

E

213 alsmede de toelichting bij artikel 52c.

Het derde lid behoeft geen aanpassing, omdat de bestaande tekst duidelijk maakt, dat de ingevolge het eerste lid verleende machtiging tevens omvat de bevoegdheid tot het verlangen van nadere gegevens.

F

213 alsmede de toelichting bij artikel 52c.

G

Dit betreft een aanpassing aan de eerste tranche van de Awb aangaande de bekendmaking van beschikkingen ingevolge artikel 3:41 Awb die destijds over het hoofd is gezien.

H

Ingevolge het gewijzigde artikel 23 kan de Minister van Justitie mandaat verlenen. In alle gevallen is een last tot uitzetting van de Minister nodig. Artikel 80 is derhalve thans overbodig.

I

210, 213

Hoewel ingevolge artikel 1:6, onder b, Awb de Awb niet van toepassing is op de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet, zijn de bepalingen van titel 10.1 wel van toepassing op het verlenen van het mandaat of de machtiging. Daarmee wordt immers niet aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregelen als zodanig geraakt. Het geven van een bevel is, op grond van artikel 1a van de Wet, een beschikking. Derhalve is de term mandaat gebruikt.

J

210.

Gekozen is voor de verzamelterm machtiging, nu het geven van de last als een beschikking beschouwd moet worden maar het doen van een kennisgeving als een feitelijke handeling.

HOOFDSTUK 5 WET AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING MOTORRIJTUIGEN

ENIG ARTIKEL

Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

210

HOOFDSTUK 6 WET ADMINISTRATIEFRECHTELIJKE HANDHAVING VERKEERSVOORSCHRIFTEN

ENIG ARTIKEL

Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994

A

Het begrip toezichthouder in artikel 1, eerste lid, van het onderhavige Besluit heeft hier niet de betekenis van toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb, maar ziet op het begrip zoals dat in artikel 1 van het Besluit buitengewone opsporingsambtenaren wordt gebruikt. Er is voor gekozen om dit begrip in het Besluit buitengewone opsporingsambtenaren te handhaven aangezien het een in die context vast omkaderd begrip is dat niet licht tot verwarring aanleiding zal geven. In het nieuwe derde lid wordt uitdrukkelijk verwezen naar de betekenis van het begrip toezichthouder in laatstgenoemd besluit.

B

In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 1 van het Besluit, betreft het in artikel 2 wel het toezicht op de naleving. Dit is in de tekst verduidelijkt.

C, D

210

HOOFDSTUK 7 WET ADMINISTRATIEVE RECHTSPRAAK BELASTINGZAKEN

ENIG ARTIKEL

Besluit proceskosten fiscale procedures

De wijziging van het Besluit proceskosten fiscale procedures houdt verband met het voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke boeten en van het fiscale strafrecht (Invoeringswet bestuurlijke boeten). In verband daarmee wordt de term verhoging vervangen door bestuurlijke boete.

HOOFDSTUK 8 WET CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS

ENIG ARTIKEL

Bekostigingsbesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Algemeen

Bekostiging van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers door de Minister van Justitie valt niet rechtstreeks onder de subsidietitel van de Awb; zij is echter in de Aanpassingswet derde tranche Awb I expliciet van toepassing verklaard, met inbegrip van afdeling 4.2.8 voor de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Het van toepassing verklaren van deze subsidieregels maakt aanpassing van het Bekostigingsbesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers noodzakelijk. Op de door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers te verstrekken uitkeringen aan gemeenten waarin een asielzoekerscentrum is gevestigd, is de subsidietitel niet van toepassing verklaard in verband met een enigszins van de Awb afwijkend regime. Het Faciliteitenbesluit opvangcentra behoeft daardoor geen aanpassing.

A, B, C, D, G, I, K, L, O3, P, S, U

12

E

51, 54

H

71 De tweede volzin kan vervallen in verband met artikel 4:80 Awb.

J

73

N

1 en 2: 48, 49

3: 56

O

1 en 2: 74

Q

51

R

44

T

64

HOOFDSTUK 9 WET OP DE KANSSPELEN

ENIG ARTIKEL

Besluit College van toezicht op de kansspelen

A

104

B

231

HOOFDSTUK 10 WET OP DE NABURIGE RECHTEN

ENIG ARTIKEL

Besluit van 28 april 1993 tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet van 18 maart 1993, houdende regelen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties en wijziging van de Auteurswet 1912 (Wet op de naburige rechten)(Stb. 243)

A

Deze wijziging strekt er slechts toe te verduidelijken dat het geen toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften betreft.

B

De in dit artikel geregelde bevoegdheden vertonen grote gelijkenis met de in afdeling 5.2 van de Awb geregelde toezichtsbevoegdheden. Uit een oogpunt van harmonisatie van bevoegdheden is tot de van overeenkomstige toepassing verklaring van de Awb-bevoegdheden over gegaan. In het tweede lid is, overeenkomstig de in de Awb gehanteerde terminologie, desgevraagd vervangen door desgevorderd, hetgeen tot gevolg heeft dat, bij opzettelijk niet voldoen aan die vordering het misdrijf van artikel 184 Sr gepleegd wordt.

C, D

234

Voorts is aan de eerste tranche van de Awb aangepast.

HOOFDSTUK 11 WET OP HET NOTARISAMBT

ARTIKEL 1

Besluit van 20 mei 1933 tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 73a der Wet op het Notarisambt, gelijk dit artikel is vastgesteld bij de wet van 15 mei 1931, Stb. 195 (Stb. 292)

234, model 48

ARTIKEL 2

Besluit van 16 september 1905 tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 50 en 50b der wet op het Notarisambt (Stb. 309)

234, model 48

ARTIKEL 3

Besluit van 23 augustus 1907 tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur bedoeld in artikel 69a, eerste en tweede lid, der wet op het Notarisambt (Stb. 237)

A, B

234

HOOFDSTUK 12 WET POLITIEREGISTERS

ENIG ARTIKEL

Besluit politieregisters

A

234

B

86

HOOFDSTUK 13 WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN

ARTIKEL 1

Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

A en B

246

C en D

234

ARTIKEL 2

Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren

210

HOOFDSTUK 14 WETBOEK VAN KOOPHANDEL

ENIG ARTIKEL

Schepelingenbesluit

A, B

92, model 28

HOOFDSTUK 15 WETBOEK VAN STRAFRECHT

ENIG ARTIKEL

Besluit toezicht handel te water

A, B

210

C

106a

Alleen de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van de politietaak zijn ingevolge artikel 9 te begrijpen als toezichthouders in de zin van afdeling 5.2 van de Awb. Er is daarom afgezien van model 28. Verwijzing naar de in artikel 141 Sv genoemde ambtenaren zou immers betekenen dat niet alleen de politieambtenaren maar ook bijvoorbeeld de ambtenaren van de rijksrecherche als toezichthouder zouden zijn aangewezen.

HOOFDSTUK 16 WETBOEK VAN STRAFVORDERING

ENIG ARTIKEL

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar

A

Het begrip (direct) toezichthouder in het onderhavige besluit heeft niet de betekenis die in artikel 5:11 van de Awb aan hetzelfde begrip gegeven wordt. Dit volgt uit doel en strekking van het toezicht, waarbij immers de uitoefening van opsporingsbevoegdheden centraal staan. Bij het toezicht zoals dat door de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, onder h, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (Stb. 1994, 825) wordt omschreven, is het, gezien ook de toelichting bij dat besluit, duidelijk dat artikel 1:6 van de Awb aan de toepasselijkheid van artikel 5:11 Awb in de weg staat. Doel en strekking van dit toezicht is het houden van toezicht op de daadwerkelijke uitoefening van opsporingsbevoegdheden (zie de nota van toelichting bij het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, p. 27).

Hetzelfde geldt ten aanzien van het toezicht zoals dat door de direct toezichthouder (zie artikel 1, onder i, van het Besluit) uitgeoefend wordt. Ook dit toezicht strekt tot het bevorderen van de goede samenwerking tussen de buitengewone opsporingsambtenaar en de politie bij de opsporing van strafbare feiten (zie de nota van toelichting bij artikel 38 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar).

Om twijfel bij voorbaat weg te nemen is in een nieuw vierde lid bij artikel 1 opgenomen dat de toezichthouder in de zin van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar geen toezichthouder in de betekenis van artikel 5:11 van de Awb is.

B

210, 212, 229

Uit artikel 142 Sv moet worden afgeleid dat de bevoegdheid tot het verlengen of wijzigen van de akte van opsporingsbevoegdheid, de aanwijzing en de aanvullende opsporingsbevoegdheid primair bij de Minister van Justitie ligt. Uit artikel 6 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, met name uit de vervallen tweede volzin van het tweede lid, moet worden afgeleid dat beoogd is delegatie van deze bevoegdheid aan de procureur-generaal mogelijk te maken. Nu de procureur-generaal als ondergeschikte van de Minister van Justitie aangemerkt moet worden (zie ook wetsvoorstel reorganisatie OM (Kamerstukken II 1996/97, 25 392, nrs. 1–3) is de mogelijkheid van delegatie vervangen door de uitdrukkelijk opgenomen mogelijkheid van mandaat.

C

234

D

210

Uit artikel 43, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar vloeit voort dat de beëdiging van de buitengewone opsporingsambtenaren en het opmaken van de akte van beëdiging een verantwoordelijkheid van de procureur-generaal is (zie ook de toelichting bij het besluit, p. 25, 28 en 29) waarvan de procureur-generaal mandaat kan verlenen.

E

Dit betreft een aanpassing aan de eerste tranche van de Awb. De vaststelling dat een geldige titel van opsporingsbevoegdheid ontbreekt, dan wel dat de betrouwbaarheid of bekwaamheid niet meer aanwezig zijn, levert een beschikking in de zin van de Awb op. Ingevolge artikel 3:40 Awb wordt een besluit, waaronder begrepen een beschikking, bekend gemaakt alvorens het in werking kan treden. Artikel 3:41 Awb regelt de wijze van bekendmaking van deze beschikking. In artikel 34 van dit Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt aangegeven aan wie de beschikking wordt bekend gemaakt.

F

210

Het mandaat is uitdrukkelijk geregeld in artikel 21 van het besluit.

HOOFDSTUK 17 WET OP DE WEERKORPSEN EN DE PARTICULIERE BEVEILIGINGSORGANISATIES

ENIG ARTIKEL

Besluit van 2 juli 1938, houdende bepalingen tot uitvoering van de Wet op de weerkorpsen (Stb. 247)

A

86, model 29, 210

Uit het samenstel van de bepalingen moet worden afgeleid dat hier toezicht op de naleving aan de orde is. Het artikel is omgewerkt naar het Awb-model

B

210, 234

C

234

D

modellen 28 en 29.

In artikel 8 is eveneens voorzien in het toezicht op de naleving door toezichthouders.

E

234

HOOFDSTUK 18 SLOTBEPALING

ENIG ARTIKEL

Dit besluit dient tegelijk met de Derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht in werking te treden. Hoofdstuk 7 treedt in werking op het moment waarop de Invoeringswet bestuurlijke boeten, die aanleiding geeft tot wijziging van het Besluit proceskosten fiscale procedures, in werking treedt.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven