Wet van 18 december 1997, houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 c.a. (aanpassing van de oudedagsreserve en de zelfstandigenaftrek alsmede vervallen van de vermogensaftrek)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is knelpunten in de oudedagsreserve in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 weg te nemen, de zelfstandigenaftrek in die wet aan te passen en de vermogensaftrek in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te laten vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de inkomstenbelasting 19641 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 14a vervalt.

B. In artikel 44e worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste en tweede lid worden vervangen door:

  • 1. Toevoegingen aan de oudedagsreserve vinden op verzoek van de belastingplichtige plaats over kalenderjaren waarin ten aanzien van hem de zelfstandigenaftrek wordt toegepast. Het verzoek wordt gedaan bij de aangifte.

  • 2. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12 percent van de winst, doch niet meer dan het laagste van de twee volgende bedragen:

    a. f 20 192;

    b. het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.

2. Het vierde lid wordt vervangen door:

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan de winst uit een door de belastingplichtige voor eigen rekening feitelijk gedreven onderneming, dan wel, zo de belastingplichtige voor eigen rekening meer dan één onderneming feitelijk drijft, de gezamenlijke winst uit die ondernemingen, een en ander met uitzondering van winst waarop een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

3. Het vijfde lid vervalt.

C. In artikel 44f, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel c wordt vervangen door:

c. met het bedrag waarmede de reserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien in het kalenderjaar een onderneming of een gedeelte van een onderneming is gestaakt;.

2. Onder verlettering van onderdeel d in onderdeel e wordt na onderdeel c ingevoegd:

d. met het bedrag waarmede de reserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien in het voorafgaande kalenderjaar het tweede lid is toegepast;.

D. In artikel 44g, eerste lid, wordt «Artikel 44f, eerste lid, onderdeel d» vervangen door: Artikel 44f, eerste lid, onderdeel e.

E. In artikel 44i, eerste en tweede lid, wordt «voor de toepassing van artikel 44f, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: voor de toepassing van de artikelen 44e, tweede lid, en 44f, eerste lid, onderdelen c en d.

F. In artikel 44j worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid in tweede en derde lid wordt voor het tot tweede lid vernummerde eerste lid ingevoegd:

  • 1. Voor de toepassing van artikel 44e, tweede lid, wordt onder ondernemingsvermogen verstaan de boekwaarde van het vermogen van de onderneming die de belastingplichtige voor eigen rekening feitelijk drijft, dan wel, indien de belastingplichtige voor eigen rekening meer dan één onderneming feitelijk drijft, het gezamenlijke bedrag van de boekwaarden van de vermogens van die ondernemingen.

2. In het tot derde lid vernummerde tweede lid wordt «Voor de toepassing van de artikelen 44f, 44g en 44i» vervangen door: Voor de toepassing van de artikelen 44e, 44f, 44g en 44i.

G. In artikel 44m worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

  • 1. Ten aanzien van de belastingplichtige die winst uit onderneming geniet en bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar, doch nog niet die van 65 jaar heeft bereikt, wordt een zelfstandigenaftrek toegepast indien:

    a. gedurende het kalenderjaar de tijd die in totaal wordt besteed aan het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming en het verrichten van arbeid als bedoeld in artikel 22, grotendeels, doch voor ten minste 1225 uren, in beslag wordt genomen door het drijven van die onderneming; of

    b. gedurende het kalenderjaar de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 1225 uren in beslag wordt genomen door het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming en in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren niet voor eigen rekening feitelijk een onderneming is gedreven.

2. In de in het tweede lid opgenomen tabel worden de in de derde kolom opgenomen bedragen van de zelfstandigenaftrek verhoogd met f 575.

3. Het derde lid wordt vervangen door:

  • 3. Ten aanzien van de belastingplichtige op wie het eerste lid, onderdeel b, van toepassing is en bij wie in de in dat onderdeel vermelde periode niet meer dan twee maal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met f 3628.

4. Het vierde lid wordt vervangen door:

  • 4. Ten aanzien van de belastingplichtige die in het kalenderjaar van het aantal uren dat in beslag wordt genomen door het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming ten minste 625 uren besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk in de zin van die wet, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met f 10 208.

5. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Ten aanzien van de gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende belastingplichtige wiens echtgenoot gedurende het kalenderjaar ten minste 525 uren arbeid verricht in een door de belastingplichtige voor eigen rekening feitelijk gedreven onderneming, wordt het in het eerste lid onderdeel a en onderdeel b vermelde aantal uren van 1225 verlaagd tot 875.

6. Het achtste lid wordt vervangen door:

  • 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 44e, vierde lid.

H. Artikel 57, eerste lid, onderdelen i en j, wordt vervangen door:

i. de afnemingen van de oudedagsreserve ingevolge artikel 44f, eerste lid, onderdelen c, d en e.

ARTIKEL II

De Wet op de vennootschapsbelasting 19692 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 8 vervallen het zevende tot en met tiende lid en wordt het elfde lid vernummerd tot zevende lid.

B. Artikel 14, eerste lid, derde volzin, vervalt.

C. In artikel 33b wordt «Artikel 11 en artikel 14a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn» vervangen door: Artikel 11 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is.

ARTIKEL III

De Wet op de vermogensbelasting 19643 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 7, derde lid, onderdeel c, wordt «of een lichaam als bedoeld in artikel 8, zevende lid, onderdeel b, van die wet» vervangen door: of een lichaam waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het, onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of daarmee overeenkomende werkzaamheid.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

  • 2. Ten aanzien van een belastingplichtige die winst geniet uit een voor zijn rekening gedreven onderneming waarvan het boekjaar is aangevangen voor 1 januari 1998 en eindigt na 1 januari 1998, vinden op verzoek van de belastingplichtige de wijzigingen ingevolge deze wet eerst toepassing met ingang van 1 januari 1999. Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de negenentwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 103, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 1997, Stb. 735.

XNoot
2

Stb. 1969, 469, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 1997, Stb. 735.

XNoot
3

Stb. 1964, 520, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 1997, Stb. 735.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 690.

Handelingen II 1997/98, blz. 2271–2276, 2392.

Kamerstukken I 1997/98, 25 690 (144).

Handelingen I 1997/98, zie de vergadering van 16 december 1997.

Naar boven