Besluit van 18 december 1997 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 30 oktober 1997, nummer GBA97/U220;

Gelet op de artikelen 1 en 5 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

De Raad van State gehoord (advies van 11 december 1997, nummer W04.97.0705);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 17 december 1997, nummer GBA97/U331;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 1, afdeling 3, wordt vervangen door:

AFDELING 3. DE BIJDRAGEN IN DE KOSTEN IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE WET

Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 3

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de bijdrage: de bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 5 van de wet;

b. de kosten: de kosten in verband met de uitvoering van de wet, bedoeld in artikel 5 van de wet;

c. de betrokkene: de betrokkene, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet;

d. bericht over het netwerk: bericht dat over het netwerk wordt verzonden door of ten behoeve van de betrokkene;

e. een jaar: een kalenderjaar.

Artikel 4

De categorieën van kosten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet zijn:

a. de kosten van het netwerk in verband met de verzending en ontvangst van berichten over het netwerk;

b. de kosten van het beheer van het stelsel van basisadministraties;

c. de kosten in verband met het bedrag dat Onze Minister verschuldigd is aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën wegens het doen van een mededeling, in de vorm van berichten over het netwerk, van respectievelijk het verblijfsrecht van de vreemdeling en het sociaal-fiscaal nummer;

d. de kosten in verband met de verzending van berichten met behulp van magneetband of magneetschijf;

e. de kosten in verband met de afstemming van de gegevens van een betrokkene op de gegevens in de basisadministratie.

Paragraaf 2. De bijdragen van de betrokkenen
Artikel 5

De betrokkene draagt bij in de categorieën, bedoeld in artikel 4 op grond van de bepalingen in deze afdeling.

Artikel 6
  • 1. De bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, wordt vastgesteld op basis van de prijs per bericht over het netwerk.

  • 2. Een bericht over het netwerk komt ten laste van de betrokkene die het bericht over het netwerk verzendt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid komen de berichten over het netwerk ten laste van een buitengemeentelijke afnemer of een bijzondere derde, ingeval de verzending van deze berichten over het netwerk plaatsvindt tussen de buitengemeentelijke afnemer of de bijzondere derde en de houder van een basisadministratie.

  • 4. In afwijking van het tweede lid komen de berichten over het netwerk niet ten laste van de betrokkene, ingeval de verzending van deze berichten over het netwerk plaatsvindt tussen de betrokkene en de beheerder van het stelsel van basisadministraties of het vestigingsregister. De bijdragen in de kosten van deze berichten worden gerekend tot de kosten, bedoeld in artikel 4, onder b.

  • 5. Een gemeentebestuur dat op grond van een autorisatiebesluit geautomatiseerd berichten op magneetband of magneetschijf vastlegt en die magneetband of die magneetschijf verzendt, kan bij de betreffende buitengemeentelijke afnemer of bijzondere derde, in verband met de kosten, bedoeld in artikel 4, onder d, een vergoeding in rekening brengen, waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister. Een gemeentebestuur kan geen vergoeding als hier bedoeld in rekening brengen, ingeval de vastlegging en verzending verband houdt met de afstemming van de gegevens van een betrokkene op de gegevens in de basisadministratie of met een infrastructurele wijziging ten aanzien van een gemeente.

  • 6. De bijdrage van de betrokkene in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder e, wordt vastgesteld op basis van artikel 69.

Paragraaf 3 Vaststelling en betaling van de bijdragen in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c
Artikel 7
  • 1. Onze Minister begroot in juni van elk jaar:

    a. de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, in het volgende jaar;

    b. het aantal berichten dat in het volgende jaar door of ten behoeve van betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden;

    c. de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in het volgende jaar.

  • 2. Onze Minister stelt in juni van elk jaar vast:

    a. de prijs per bericht dat in het volgende jaar door of ten behoeve van de betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden;

    b. de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar;

    c. de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk over het vorige jaar.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister wordt de hoogte van het bedrag bepaald dat Onze Minister verschuldigd is aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën wegens het doen van een mededeling, in de vorm van berichten over het netwerk, van respectievelijk het verblijfsrecht van de vreemdeling en het sociaal-fiscaal nummer.

Artikel 8
  • 1. De begrote bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, is gelijk aan het bedrag dat voor het volgende jaar is begroot voor die kosten.

  • 2. De bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar is gelijk aan het bedrag van die kosten in dat jaar.

  • 3. Onze Minister stelt het saldo vast, dat bestaat uit de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk in de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, over het vorige jaar verminderd met:

    a. de bijdrage die bij de betrokkenen in rekening zijn gebracht ter vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 4, onder a, b en c, in dat jaar, en

    b. het bedrag van de betalingen die in het lopende jaar krachtens de aanpassing met het begrote saldo over het vorige jaar naar verwachting worden gedaan.

  • 4. Onze Minister stelt het begrote saldo over het lopende jaar vast, dat bestaat uit de bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk zoals die naar verwachting krachtens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder c, zal worden vastgesteld verminderd met de bijdrage die naar verwachting over het lopende jaar bij de betrokkenen gezamenlijk in rekening zal worden gebracht.

  • 5. De begrote bijdrage wordt aangepast met het saldo, bedoeld in het derde lid, en met het begrote saldo, bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De prijs per bericht voor het volgende jaar wordt berekend door de aangepaste bijdrage van de betrokkenen gezamenlijk te delen door het begrote aantal berichten dat ten behoeve van betrokkenen over het netwerk zal worden verzonden.

  • 7. Onze Minister brengt bij elke betrokkene maandelijks een bedrag in rekening. Dit bedrag bestaat uit de krachtens het zesde lid vastgestelde prijs per bericht vermenigvuldigd met het door Onze Minister vastgestelde aantal berichten dat gedurende de voorafgaande maand ten behoeve van die betrokkene over het netwerk is verzonden.

  • 8. Het verschil tussen het gezamenlijke bedrag van het saldo en het begrote saldo, en de betalingen die in verband met die saldi krachtens de aanpassing, bedoeld in het vijfde lid, in een jaar zijn geschied, wordt bij de toepassing van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, geacht deel uit te maken van de kosten in het jaar waarin de betalingen zijn geschied.

Artikel 9

In juni van elk jaar doet Onze Minister aan de betrokkenen mededeling van de prijs per bericht in het volgende jaar.

Artikel 10

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de onderwerpen die zijn geregeld in deze afdeling.

B

In artikel 69, vijfde lid, aanhef en onder b, wordt de zinsnede «per geregistreerde persoon» vervangen door: per bij de afstemming betrokken gemeente.

C

In onderdeel 2 van de bijlage 1 bij artikel 2, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (bijlage 1) wordt «bedoeld in artikel 1 van Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo» vervangen door: bedoeld in artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo, zoals dat op 31 december 1997 luidde.

ARTIKEL II

Bij de vaststelling van de prijs per bericht over het netwerk na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, worden de saldi, bedoeld in artikel 8, derde en vierde lid, van het Besluit gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens, die zijn ontstaan vóór dit tijdstip, vastgesteld op basis van de toen geldende bepalingen.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 30 oktober 1997 tot wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (financieringsmodel) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Uitgegeven de negenentwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel a en b

Met dit besluit tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA) wordt voorzien in de nadere uitwerking van de nieuwe bekostigingssystematiek voor het GBA-stelsel. De in dit besluit opgenomen bepalingen zijn reeds in een eerder stadium ter kennis van het GBA-platform gebracht.

In het voorgestelde artikel 5 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) zijn de instanties aangeduid die in aanmerking komen om bij te dragen in de kosten van het GBA-stelsel (kamerstukken II 1996/97, nr. 25 193). Om het financieringsmodel de gewenste flexibiliteit te geven, is ervoor gekozen om de categorieën van kosten waaraan die instanties een bijdrage leveren en de grondslag waarop zij dat doen, niet in de wet op te nemen. Deze bepalingen zijn opgenomen in dit besluit.

Het besluit is gebaseerd op de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de herziening van het financieringsmodel. Deze uitgangspunten zijn kort gezegd: kostendekkendheid van de bijdragen, betaling naar gevraagde prestatie en inzichtelijkheid van het model.

Volgens het voorgestelde artikel 5 van de wet zijn de categorieën van kosten in verband met de uitvoering van de wet in ieder geval de kosten van het netwerk in verband met de verzending en de ontvangst van berichten over het netwerk èn de kosten van het beheer van het stelsel van gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens. Deze categorieën zijn dan ook terug te vinden in het nieuwe artikel 4 van het Besluit GBA.

De kosten van het beheer van het stelsel van gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens zijn de kosten die direct verband houden met het beheren van het stelsel als geheel. Kosten die geen verband houden met de instandhouding van het stelsel worden niet doorberekend aan de betrokkenen.

Het voorgenomen agentschap GBA, dat het beheer van het stelsel voert, werkt met een zogenoemd baten-lastenstelsel. Kenmerkend voor een baten-lastenstelsel is, dat het inzicht geeft in alle kostencomponenten en dus ook in de kostencomponenten die direct met het beheer van het stelsel samenhangen. De belangrijkste kostencomponenten in dit verband zijn de apparaatskosten van het voorgenomen agentschap GBA, die in ieder geval worden gevormd door de personele en materiële kosten. Daarnaast zal ook het treffen van een voorziening voor de noodzakelijke stabilisatie van het tarief deel uit maken van de beheerkosten.

Jaarlijks zal overigens worden bezien in hoeverre (een deel van) de opgebouwde voorziening aan de betrokkenen zal worden uitgekeerd in de vorm van een verlaging van de prijs per bericht over het netwerk.

Daarnaast zijn nog enkele andere categorieën van kosten opgenomen. Allereerst de kosten in verband met het forfaitaire bedrag dat de Minister van Binnenlandse Zaken betaalt aan de Ministeries van Justitie en Financiën. De hoogte van dat bedrag zal in de Regeling GBA worden bepaald en is gerelateerd aan de aantallen aanleverberichten die de Ministeries van Justitie en Financiën sturen om de verblijfstitel en het SoFi-nummer aan de gemeenten mee te delen. Deze kosten worden gerekend tot de beheerskosten en daarmee verwerkt in de berichtprijs die gebruikers van het netwerk betalen.

Voor de kosten in verband met het gebruik van zogenoemde alternatieve media en de kosten van afstemmingsberichten, gelden andere grondslagen. Dit blijkt uit het vijfde en zesde lid van het nieuwe artikel 6 Besluit GBA. Ten aanzien van de afstemmingsberichten wordt daarin verwezen naar artikel 69 van het Besluit GBA. Dat artikel regelt de kostenverrekening in verband met de afstemming van gegevens. Met het onderhavige besluit wordt slechts een kleine wijziging aangebracht in de regeling van de afstemmingskosten, te weten: de vergoeding die een betrokkene betaalt wanneer de afstemming over alternatieve media plaatsvindt, wordt niet meer per geregistreerde persoon berekend, maar per bij de afstemming betrokken gemeente.

Wanneer de afstemming over het netwerk plaatsvindt, bestaat de berichtprijs die de betrokkene betaalt slechts uit netwerkkosten, dus zonder beheeropslag.

Een betrokkene, dat wil zeggen een gemeente, een buitengemeentelijke afnemer of een bijzondere derde levert door middel van een prijs per bericht een bijdrage aan de beheerkosten, de netwerkkosten en de reeds genoemde kosten in verband met de aanlevering van verblijfstitels en SoFi-nummers. De aantallen berichten vormen dan ook de grondslag van de bijdrage.

Het besluit bepaalt in het tweede lid van artikel 6 dat de betrokkene die het bericht verzendt over het netwerk dit bericht dient te betalen. Daarop zijn echter uitzonderingen gemaakt. Een zeer prominente uitzondering, te vinden in artikel 6, derde lid, betreft de berichten die tussen een buitengemeentelijke afnemer of bijzondere derde en een gemeente worden verzonden. Die berichten komen allemaal ten laste van de betreffende buitengemeentelijke afnemer of bijzondere derde. Een andere uitzondering geldt ten aanzien van de zogenoemde beheerberichten tussen de beheerder van het stelsel en een betrokkene. Die berichten komen ten laste van de beheerder en worden als zodanig verwerkt in de beheerkosten. Hetzelfde geldt voor de berichten tussen een betrokkene en het vestigingsregister.

In paragraaf 3 van de afdeling over de bijdragen van betrokkenen geeft dit besluit aan, op welke wijze de bijdrage van de betrokkenen wordt vastgesteld en betaald. Daarbij is aangesloten bij de bestaande regeling ten aanzien van de berekening van een prijs per bericht. Door rekening te houden met saldi en begrote saldi wordt bereikt, dat de bijdrage van de betrokkenen in de vorm van een zo stabiel mogelijke berichtprijs wordt verrekend. Door de vereenvoudigde bekostigingssystematiek kunnen de bijzondere bepalingen over de bijdrage van de gemeenten vervallen.

Onderdeel c

In verband met artikel IV van het voorstel van Wet houdende wijziging van de Wet Nationale ombudsman (WNo) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (Kamerstukken II, 1996/97, nr. 25 456), wordt het Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo binnen afzienbare tijd ingetrokken.

In bijlage 1 bij het Besluit GBA worden instellingen aangewezen als afnemer in de zin van artikel 1 van de Wet GBA. Het betreft hier instellingen die, alhoewel ze geen openbaar lichaam zijn, noch een dienst, instelling of bedrijf die daaronder ressorteert, wel zijn belast met de uitvoering van publiekrechtelijke taken.

In deze bijlage wordt in onderdeel 2 verwezen naar dat Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo. De instellingen van de in dat Aanwijzingsbesluit genoemde bestuursorganen worden (enkele instellingen uitgezonderd) aangemerkt als afnemer in de zin van de Wet GBA. De aanstaande wijziging van de WNo en Wob noopt tot een aanpassing van het Besluit GBA omdat een verwijzing naar het Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo niet meer mogelijk zal zijn.

Voorts zal naar verwachting in de loop van 1998 in verband met de implementatie van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG 23 november 1995, L 281), de Wet persoonsregistraties (WPR) worden vervangen door de Wet bescherming persoonsgegevens. Op dat moment zal het Besluit van 19 december 1989, houdende uitvoering van artikel 17, onder b en c, van de WPR (ook wel het Afbakeningsbesluit WPR genoemd), waarnaar in onderdeel 1 van bijlage 1 bij het Besluit GBA wordt verwezen, eveneens komen te vervallen. Op dat moment zal wederom een aanpassing noodzakelijk zijn.

In het kader van de implementatie van de bovengenoemde richtlijn in de wet- en regelgeving van de GBA zelf (eveneens in de loop van 1998) zal de wijze van aanwijzing van afnemers worden herzien. Deze omstandigheid heeft ertoe geleid, dat nu gekozen is voor een tijdelijke oplossing, waarbij wordt volstaan met een verwijzing naar de inhoud van het Aanwijzingsbesluit bestuursorganen Wob en WNo, zoals dit luidde op 31 december 1997.

Artikel II

Met het oog op de soepele invoering van het nieuwe financieringsmodel GBA is een overgangsbepaling opgenomen, die bepaalt dat bij de wijze van berekening van de prijs per bericht na inwerkingtreding van dit besluit rekening wordt gehouden met de saldi, die (voor een deel) zijn gebaseerd op de periode vóór inwerkingtreding van dit besluit. De hoogte van die saldi wordt berekend op basis van de destijds geldende bepalingen. Echter, de wijze waarop met die saldi rekening wordt gehouden is gebaseerd op het nieuwe stelsel, dat wil zeggen verrekening via de berichtprijs die alle betrokkenen betalen.

Artikel III

Het besluit treedt in werking op de datum waarop de wet tot wijziging van de Wet GBA in verband met de invoering van een nieuw financieringsmodel (Stb. 1997, 546) in werking treedt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Stb. 1995, 30, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1997, Stb. 538.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven