Besluit van 8 december 1997, houdende wijziging van het Warenbesluit kosmetische produkten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 september 1997, GZB/C&O/975409, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op richtlijn 97/18/EG van de Commissie van 17 april 1997 tot uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten (PbEG L 114), alsmede op artikel 13 van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 1997, nr W 13.97.0622);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 december 1997, GZB/C&O/976863, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken:

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit kosmetische produkten1 wordt «1 januari 1998» vervangen door: 30 juni 2000.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van richtlijn 97/18/EG van de Commissie van 17 april 1997 tot uitstel van het verbod op de verhandeling van cosmetica welke ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten, die na een bepaalde datum op dieren zijn beproefd. In de nota van toelichting van het Warenwetbesluit kosmetische produkten is reeds opgemerkt dat de oorspronkelijke in het besluit genoemde datum, te weten 1 januari 1998, welke was vastgesteld bij richtlijn 93/35/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 (Pb EG L 151), verschoven zou kunnen worden. Tot uitstel is besloten omdat ondanks alle inspanningen, er nog geen alternatieve methoden zijn gevalideerd als methoden die de consument, met inachtneming van de OESO-richtlijnen voor toxiciteitsonderzoek, een gelijkwaardige bescherming garanderen. Bij voorliggend besluit wordt deze datum bepaald op 30 juni 2000.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Stb. 1995, 519, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven