Besluit van 16 december 1997 tot wijziging van het
Vergoedingenbesluit particulier verzekerden in verband met de wijziging van
de vergoeding voor aanvullende thuiszorg
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 1 december 1997, VPZ/VU-974390;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen;
De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1997, no. W13.97.0767);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 12 december 1997, VPZ/VU-974543;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 9 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden1 wordt in de eerste volzin «in aansluiting op een verblijf»
vervangen door: ter bekorting of vervanging van een medisch noodzakelijk verblijf.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 16 december 1997
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Met het besluit van 7 november 1997 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken
bijzondere ziektekostenverzekering, het Bijdragebesluit zorg, het Verstrekkingenbesluit
ziekenfondsverzekering, het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden en
enige andere besluiten in verband met wijziging van de aanspraak op thuiszorg
en enige andere wijzigingen (Stb. 530), is de aanvullende thuiszorg per 1
januari 1998 in het pakket van de verzekering ingevolge de Wet op de toegang
tot ziektekostenverzekeringen (Wtz) opgenomen.
Daarmee is beoogd dat de aanvullende thuiszorg in de Wtz met ingang van
1998 weer wordt geregeld op de wijze zoals dat in 1996 het geval was. Tussen
de regeling van aanvullende thuiszorg met ingang van 1998 en de regeling die
in 1996 gold, dient geen verschil te bestaan.
De formulering van de aanvullende thuiszorg in artikel 9 van het Vergoedingenbesluit
particulier verzekerden opgenomen in het besluit van 7 november 1997, wijkt
echter enigszins af van de formulering die tot 1 januari 1997 van kracht was.
Er is namelijk niet in vermeld dat aanvullende thuiszorg ook ter vervanging
van ziekenhuisverblijf vergoed kan worden. In het gewijzigde artikel 9, dat
met ingang van 1 januari 1998 in werking treedt, staat uitsluitend vermeld
dat aanvullende thuiszorg vergoed kan worden in aansluiting op verblijf in
een ziekenhuis. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat aanvullende thuiszorg
niet vergoed wordt indien daaraan geen ziekenhuisverblijf vooraf gaat. Dat
is in afwijking van de tot 1 januari 1997 geldende vergoedingsmogelijkheid
voor aanvullende thuiszorg in de Wtz. Een dergelijke afwijking is niet de
bedoeling geweest.
Om die reden wordt met het onderhavige besluit artikel 9 van het Vergoedingenbesluit
particulier verzekerden gewijzigd zodat de formulering daarvan overeenkomt
met het tot 1 januari 1997 van kracht zijnde artikel. Hiermee wordt gewaarborgd
dat met ingang van 1 januari 1998 de vergoedingsmogelijkheid voor aanvullende
thuiszorg in de Wtz geheel overeenkomt met die in 1996.
Ingevolge artikel 2, vijfde lid, van de Wtz dient de zakelijke inhoud
van voorgenomen wijzigingen van het standaardpakket aan de beide Kamers der
Staten-Generaal schriftelijk te worden medegedeeld. De wijzigingen treden
niet eerder in werking dan nadat 30 dagen zijn verstreken na die mededeling.
Bij brief van 28 november 1997 is de zakelijke inhoud van de onderhavige wijziging
van artikel 9 aan de Eerste Kamer en de Tweede Kamer medegedeeld. Daarmee
wordt aan de vereiste van artikel 2, vijfde lid, van de Wtz voldaan.
Tijdens het algemeen overleg over de thuiszorg dat op 27 november 1997
is gevoerd met de vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, bleek dat de Kamer niet kon instemmen
met de voor 1998 voorgenomen regelingen voor de intensieve thuiszorg en de
aanvullende thuiszorg. De Kamer had er met name bezwaar tegen dat de voornemens
zouden leiden tot verschillende vergoedingsmogelijkheden voor ziekenfondsverzekerden
en niet-ziekenfondsverzekerden. Gelet hierop en teneinde nog per 1 januari
1998 voor alle verzekerden eenzelfde vergoedingsmogelijkheid voor intensieve
thuiszorg te realiseren, is besloten dat de vergoeding van intensieve thuiszorg
met ingang van 1998 zal worden gefinancierd door middel van een subsidieregeling
op basis van artikel 39, derde lid, onder h, van de Wet financiering volksverzekeringen
(WFV). Tijdens het algemeen overleg op 4 december 1997 is gebleken dat de
Tweede Kamer met een dergelijke WFV-subsidieregeling voor de intensieve thuiszorg
kan instemmen.
Door de subsidiëring van de intensieve thuiszorg met ingang van 1
januari 1998 is de betekenis van artikel 9 van het Vergoedingenbesluit particulier verzekerden verminderd. In het belang van verzekerden die
desondanks op aanvullende thuiszorg aangewezen kunnen zijn, is artikel 9 gehandhaafd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1986, 132, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1997,
Stb. 530.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.