Besluit van 15 december 1997 tot wijziging van het Kiesbesluit (wijzigingen van diverse aard)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken mr J. Kohnstamm van 8 december 1997, nr. CWI97/1491;

Gelet op de Kieswet;

Gezien het advies van de Kiesraad van 11 september 1997;

De Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 1997, nr. WO497.0648);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken mr J. Kohnstamm van 8 december 1997, nr. CWI97/1491;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Kiesbesluit1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Afdeling I vervalt.

B

Artikel D 1 komt te luiden:

Artikel D 1

Burgemeester en wethouders ontlenen aan de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de kiesgerechtigdheid van de personen die als ingezetene hierin zijn ingeschreven.

C

Na artikel D 1 wordt een nieuw artikel D 1a toegevoegd, dat komt te luiden:

Artikel D 1a

  • 1. Ten aanzien van personen die werkelijke woonplaats in de gemeente hebben, niet zijnde personen als bedoeld in artikel D 1, en die als kiesgerechtigd in de gemeentelijke administratie worden opgenomen, registreren burgemeester en wethouders de volgende gegevens:

    a. de geslachtsnaam;

    b. de voornamen of voorletters;

    c. de geboortedatum

    d. het adres;

    e. de nationaliteit.

  • 2. Burgemeester en wethouders schrappen de registratie van de kiesgerechtigdheid van de in het eerste lid bedoelde personen indien aan hen omstandigheden bekend worden op grond waarvan de desbetreffende persoon niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd.

D

Artikel E 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter treedt het oudste lid naar benoeming als voorzitter op dan wel, indien verscheidene leden even oud naar benoeming zijn, het oudste lid.

2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Het hoofdstembureau neemt zijn beslissingen bij meerderheid van stemmen.

E

In artikel H 1 wordt «H 9, derde lid, van de Kieswet» vervangen door: H9, vierde lid, van de Kieswet.

F

Artikel H 2 komt te luiden:

Artikel H 2

  • 1. Een kandidaat wordt op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats. Achter de voorletters kan tussen haakjes de roepnaam van de kandidaat worden vermeld.

  • 2. Nadere aanduidingen van de naam, mits op de gebruikelijke wijze afgekort, mogen aan de naam worden toegevoegd.

  • 3. Een persoon die gehuwd is of gehuwd is geweest, dan wel wiens partnerschap geregistreerd is of geregistreerd is geweest, wordt op de lijst vermeld hetzij met de eigen geslachtsnaam, hetzij, voor zover hij daartoe op grond van artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd is, met de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner, dan wel met de eigen geslachtsnaam door middel van een liggend streepje gevolgd door of voorafgegaan door de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner.

  • 4. Achter de voorletters of, indien vermeld, de roepnaam, mag ter aanduiding van het geslacht van de kandidaat de toevoeging «(m)» of «(v)» worden geplaatst.

  • 5. Indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten van Friesland of van de raden van gemeenten in de provincie Friesland, mogen aanduidingen op de kandidatenlijst in de Friese taal worden vermeld.

G

In artikel H 3, tweede lid, wordt «het vierde lid van artikel H 12, H 13 en H 14 van de Kieswet» vervangen door: het vierde of vijfde lid van artikel H 12, H 13 of H 14 van de Kieswet.

H

Artikel J 1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Op de lijsten, zoals deze ter kennis van de kiezers worden gebracht, worden vermeld de nummers van de lijsten en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen en de nummers van de lijsten waarmee die lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden en worden de kandidaten kolomsgewijs vermeld zoals ze op de kandidatenlijst voorkomen, met weglating van het adres en de geboortedatum. De lijsten worden gedrukt in de volgorde van de toegekende nummers. De kandidaten worden per lijst doorlopend genummerd.

I

In artikel J 10, eerste lid, onderdeel b, wordt «het uittreksel» vervangen door: het afschrift.

J

In artikel J 27, derde lid, onderdeel d, wordt «het uittreksel» vervangen door: het afschrift.

K

Na hoofdstuk J wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd, dat komt te luiden:

HOOFDSTUK K Het stemmen in een stembureau naar keuze van de kiezer

Artikel K 1

Indien burgemeester en wethouders ingevolge artikel K 13 van de Kieswet in hun gemeente mobiele stembureaus aanwijzen waarin stemmachines worden gebruikt, wordt alvorens een dergelijk stembureau naar een andere standplaats vertrekt de stemmachine in tegenwoordigheid van de aanwezige kiezers door de voorzitter van het stembureau voor het uitbrengen van stemmen geblokkeerd. De sleutel waarmee de stemmachine voor het uitbrengen van stemmen kan worden vrijgegeven en geblokkeerd, wordt tijdens het verplaatsen naar de volgende standplaats bewaard door de voorzitter. Na de aankomst van het mobiele stembureau op de nieuwe standplaats, draagt de voorzitter er zorg voor dat de stemmachine kan worden vrijgegeven.

L

In artikel N 3, eerste lid, wordt «het uittreksel» vervangen door: het afschrift.

M

In artikel R 1 wordt «R 8, derde lid, van de Kieswet» vervangen door: R 8, vierde lid, van de Kieswet.

N

Artikel R 2 komt te luiden:

Artikel R 2

  • 1. Een kandidaat wordt op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters, geboortedatum, adres en woonplaats. Achter de voorletters kan tussen haakjes de roepnaam van de kandidaat worden vermeld.

  • 2. Nadere aanduidingen van de naam, mits op de gebruikelijke wijze afgekort, mogen aan de naam worden toegevoegd.

  • 3. Een persoon die gehuwd is of gehuwd is geweest, dan wel wiens partnerschap geregistreerd is of geregistreerd is geweest, wordt op de lijst vermeld hetzij met de eigen geslachtsnaam, hetzij, voor zover hij daartoe op grond van artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegd is, met de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner, dan wel met de eigen geslachtsnaam door middel van een liggend streepje gevolgd door of voorafgegaan door de geslachtsnaam van de echtgenoot of geregistreerde partner.

    Achter de voorletters of, indien vermeld, de roepnaam, mag ter aanduiding van het geslacht van de kandidaat de toevoeging «(m)» of «(v)» worden geplaatst.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998 met uitzondering van artikel I, onderdeel K, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 december 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Onderhavige wijziging van het Kiesbesluit betreft voor het merendeel wijzigingen als gevolg van recentelijk tot stand gekomen wetgeving. Het gaat hier om:

– de Wet Raad voor het openbaar bestuur en de Kaderwet adviescolleges (onderdeel A en D);

– de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (onderdeel B, I, J, en L);

– de Wet van 3 juli 1996, houdende wijziging van de Kieswet en de Gemeentewet ter uitvoering van de richtlijn nr. 94/80/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (Stb. 392) (onderdeel C);

– de Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek (Stb. 161) (onderdeel F en N);

– de Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 299) (onderdeel E, G, K en M);

– de Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor het geregistreerd partnerschap (Stb. 324) (onderdeel F en N).

Daarnaast bevat deze wijziging van het Kiesbesluit enkele op zichzelf staande wijzigingen betreffende de wijze van vermelding van namen op kandidatenlijsten en de nummering van kandidaten (onderdeel F, N en H).

Bij brief van 11 september 1997 heeft de Kiesraad mij advies uitgebracht over onderhavige wijziging van het Kiesbesluit. De door de Kiesraad gemaakt opmerkingen zijn grotendeels in de tekst van het besluit en de nota van toelichting verwerkt.

Artikelgewijze toelichting

Onderdeel A

Met de inwerkingtreding van de Wet op de Raad voor het openbaar bestuur met ingang van 1 januari 1997 is artikel A 9 van de Kieswet geschrapt. Hiermee is de basis aan hoofdstuk A van het Kiesbesluit komen te ontvallen. Bij amendement is in die wet aan de Kiesraad een adviestaak toegekend in uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen (Kamerstukken II 1995/96, 24 616, nr. 9). Aangezien deze adviestaak van de Kiesraad hoofdtaak is, valt de Kiesraad met ingang van genoemde datum volledig onder de Kaderwet adviescolleges (vgl. artikel 3 van deze wet). Het is derhalve niet langer nodig om in de Kieswet of in het Kiesbesluit bepalingen op te nemen over de samenstelling en inrichting van de Kiesraad. Evenmin is het nodig om in deze regelgeving bepalingen op te nemen over de totstandkoming van de adviezen van de Kiesraad. Door het vervallen van hoofdstuk A van de Kiesbesluit, is hierin niet langer een regeling voor de Kiesraad opgenomen omtrent het quorum en de wijze van besluitvorming voor de situatie dat de Kiesraad zijn functie als centraal stembureau uitoefent. Het staat de Kiesraad echter vrij om in een intern vast te stellen bestuursreglement bepalingen op te nemen over de wijze van vergaderen van de Kiesraad en de wijze van besluitvorming (vgl. Aanwijzing 124k voor de regelgeving).

Onderdeel B

Op advies van de Kiesraad is in het nieuwe artikel D 1 niet langer een opsomming opgenomen van de persoonsgegevens die in de gemeentelijke bevolkingsadministratie opgenomen moeten zijn voor de vaststelling van de kiesgerechtigdheid van de hierin ingeschreven personen. Volstaan is met de bepaling dat ten aanzien van personen die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven de voor vaststelling van de kiesgerechtigdheid benodigde gegevens worden ontleend aan de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. De meeste voor het bepalen van de kiesgerechtigdheid noodzakelijke gegevens vallen namelijk al onder de in artikel 34, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) bedoelde algemene gegevens. Daarnaast worden krachtens artikel 34, eerste lid, onder b, van de Wet GBA de «gegevens, noodzakelijk in verband met de uitvoering van de Kieswet», opgenomen. Dit betreft blijkens de bijlage, bedoeld in artikel 59 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, de gegevens in verband met de uitsluiting van het kiesrecht. De gemeentelijke instanties, belast met de voorbereiding van de verkiezingen, zijn te beschouwen als afnemers van gegevens in de zin van de Wet GBA. Op grond van artikel 88 van de Wet GBA kunnen zij aanspraak maken op verstrekking van de algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak. Daarnaast bepaalt artikel 89, tweede lid, van de Wet GBA dat op verzoek eveneens aan hen worden verstrekt de in artikel 34, eerste lid, onder b, van de Wet GBA bedoelde bijzondere gegevens.

Onderdeel C

Toegevoegd is een nieuw artikel D 1a ten behoeve van niet-Nederlandse ingezetenen die kiesgerechtigd zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen of de verkiezingen voor het Europees Parlement, maar op grond van de artikelen 32 en 33 van de Wet GBA niet in de basisadminstratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven. Hierbij moet gedacht worden aan het niet-Nederlandse personeel van ambassades en consulaten dat lokaal in Nederland is geworven, het niet-Nederlandse personeel van internationale organisaties en niet-Nederlandse militairen die in Nederland gelegerd zijn. Op grond van het bij Wet van 3 juli 1996 (Stb. 392) gewijzigde artikel B 3, tweede en derde lid, van de Kieswet kunnen deze personen kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen hebben. (Overigens hadden voordien onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie werkzaam bij internationale organisaties al kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen). De niet in de GBA ingeschreven niet-Nederlanders zullen vanzelfsprekend wel aan de voorwaarden voor kiesgerechtigdheid moeten voldaan. Dit betekent dat niet-Nederlandse personeelsleden van ambassades en consulaten die niet zijn ingeschreven in de GBA en niet de nationaliteit van één van de lidstaten van de Europese Unie hebben nooit kiesgerechtigd voor de gemeenteraadsverkiezingen kunnen zijn, omdat deze groep personen namelijk niet op grond van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijft. Voor personeel van ambassades en consulaten met de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie geldt het vereiste van verblijf op de Vreemdelingenwet niet. Dit geldt evenmin voor het gehele niet-Nederlandse personeel van internationale organisaties. Voor deze laatste categorie personen geldt wel het vereiste van vijf jaar verblijf in Nederland.

De kiesgerechtigdheid van de hiervoor bedoelde personen kan niet in de basisadministratie persoonsgegevens worden geregistreerd omdat ze daarin niet zijn opgenomen, zodat daarvoor door de gemeenten aparte registraties in de gemeentelijke administraties bijgehouden moeten worden. Het op 4 november jl. door de Eerste Kamer aanvaarde wetsvoorstel 25 343 tot aanpassing van de Kieswet, Provinciewet en Gemeentewet aan de Wet GBA en aanpassing aan het geïntegreerde vreemdelingenbeleid biedt hiervoor door wijziging van artikel D 1 van de Kieswet de basis. Dit artikel bepaalt namelijk dat de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen in de gemeentelijke administratie wordt geregistreerd. Voor kiesgerechtigde personen die op grond van de artikelen 32 en 33 van de wet GBA zijn vrijgesteld van inschrijving in de GBA, dient deze registratie buiten de GBA, maar wel in de gemeentelijke administratie plaats te vinden.

In het verleden zijn de aparte registraties van kiesgerechtigde onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie, werkzaam bij internationale organisaties, wel aangeduid als «pluslijsten». Het nieuwe artikel D 1a, eerste lid, bepaalt welke gegevens ten aanzien van de op de zogenaamde pluslijsten vermelde personen bijgehouden moeten worden. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om de kiesgerechtigdheid van een dergelijk persoon te schrappen, indien volgens informatie van het gemeentebestuur betrokkene niet langer aan de voorwaarden voor kiesgerechtigdheid voldoet. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn, indien een als kiezer geregistreerd persoon naar een andere gemeente verhuist.

Onderdeel D

Dit betreft een technische aanpassing in verband met het vervallen van hoofdstuk A.

Onderdelen E, G en M

Dit betreffen technische aanpassingen van het Kiesbesluit in verband met de wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 299).

Onderdelen F en N

De in de oude artikelen H 2 en R 2 neergelegde regeling met betrekking tot de vermelding van kandidaten op de kandidatenlijsten dateerde, enige wijzigingen op detailpunten daargelaten, reeds uit 1981. Wel is bij de Kieswetherziening van 1989 de regeling van de Kieswet overgeheveld naar het Kiesbesluit.

Een belangrijke wijziging in de wijze van vermelden van kandidaten op de kandidatenlijsten betreft de aanpassing van het Kiesbesluit aan de Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de artikelen 5 en 9 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek (Stb. 161) en aan de Wet van 5 juli 1997 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor de registratie van een samenleving (Stb. 324). Eerstgenoemde wet roept een gelijkschakeling van gehuwde en gehuwd geweest zijnde vrouwen en mannen op het terrein van het naamrecht in het leven. Bij de tweede wet wordt die gelijkschakeling eveneens bereikt voor personen wier partnerschap is geregistreerd of geregistreerd is geweest. De gehuwd of gehuwd geweest zijnde man heeft met ingang van 1 januari 1998 net als de gehuwd of gehuwd geweest zijnde vrouw de bevoegdheid om de geslachtsnaam van zijn echtgenote te voeren. Met ingang van dezelfde datum kunnen personen wier partnerschap is geregistreerd of geregistreerd is geweest, de geslachtsnaam van hun partner voeren. Dat gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot/partner kan op drie manieren, hetzij door alleen de geslachtsnaam van de echtgenoot/partner te voeren, hetzij door de geslachtsnaam van de echtgenoot/partner aan de eigen naam te doen voorafgaan, hetzij die te doen volgen op de eigen geslachtsnaam. Het voorgaande heeft vanzelfsprekend ook consequenties voor de vermelding van kandidaten op de kandidatenlijsten. De kandidaten mogen voortaan op de kandidatenlijst vermeld worden conform de nieuwe regeling in het Burgerlijk Wetboek. Indien zowel de geslachtsnaam van de partner als de eigen geslachtsnaam wordt gebruikt, dienen deze door middel van een liggend streepje met elkaar verbonden te worden.

Het voorgaande betekent enerzijds dat het aantal gegevens per kandidaat op de kandidatenlijsten wordt verruimd. Gehuwde en gehuwd geweest zijnde mannen en personen van wie het partnerschap is geregistreerd of geregistreerd geweest, kunnen immers voortaan met twee geslachtsnamen op de kandidatenlijst worden vermeld. Anderzijds behoren woorden als «echtgenoot van» of «geboren», zoals voorgeschreven op grond van de oude artikelen H 2, derde lid, en R 2, derde lid, of afkortingen hiervan op de kandidatenlijst, voortaan tot het verleden.

Een andere wijziging in de vermelding van kandidaten op kandidatenlijsten is, dat het in de nieuwe regeling niet langer mogelijk is om de voorletters van de kandidaat geheel of ten dele door de voornamen te vervangen. Wel blijft het mogelijk om de roepnaam tussen haakjes achter de voorletters te vermelden. Onder deze roepnaam is de kandidaat over het algemeen het meest herkenbaar voor de kiezer.

Het vermelden van overige voornamen voegt niet veel toe aan de herkenbaarheid van de kandidaat, terwijl de voornamen veel ruimte in beslag kunnen nemen op het stembiljet en de stemmachines. Daarbij komt dat bij de laatste verkiezingen voor de Tweede en Eerste Kamer in 1994 en 1995 ook door politieke partijen en kandidaten geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om meerdere voornamen op de kandidatenlijst te vermelden. Gelet op het voorgaande zie ik geen aanleiding om deze mogelijkheid te handhaven. De Kiesraad kan met het schrappen van deze mogelijkheid instemmen.

Een laatste wijziging betreft de afschaffing van de mogelijkheid om op de kandidatenlijst de titel te vermelden die de kandidaat op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mag voeren. Ook deze afschaffing heeft de instemming van de Kiesraad. Het is naar mijn mening zeer de vraag of wetenschappelijke titulatuur een bijdrage levert aan de herkenbaarheid van de kandidaat bij de kiezer. Bij de laatste verkiezingen voor de Tweede en Eerste Kamer is door het merendeel van de partijen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om titulatuur op de kandidatenlijst te vermelden.

Gehandhaafd blijft de mogelijkheid om nadere aanduidingen van de naam, mits op de gebruikelijke wijze afgekort, op de kandidatenlijst te vermelden. Hieronder dient te worden verstaan aanduidingen als sr. en jr. Bij bepaalde kandidaten kan het hanteren van deze aanduidingen wenselijk zijn ter voorkoming van verwarring bij de kiezer. Adellijke titels en predikaten vormen overigens een onderdeel van de naam en mogen als zodanig op de kandidatenlijst worden vermeld. Op dit punt is de onderhavige regeling niet gewijzigd.

Onderdeel H

Belangrijke wijziging ten opzichte van de oude regeling is dat de kandidaten voortaan met een nummer op de kandidatenlijsten worden vermeld en daarmee op grond van de modellen J 20, J 33–1 en J 33–2 ook op de stemmachine en het stembiljet. In zijn advies van 4 juli 1997 heeft de Kiesraad mij geadviseerd het Kiesbesluit in die zin te wijzigingen dat de kandidaten in het vervolg genummerd worden op de stembiljetten en de stemmachines. Als voordelen van een dergelijke nummering noemt de Kiesraad dat hierdoor duidelijker wordt dat een kolom een vervolgkolom is en dat kiezers die een voorkeurstem willen uitbrengen, bij het stemmen sneller de kandidaat van hun keuze kunnen vinden. Een ander door de Kiesraad genoemd voordeel is dat het tellen van de stemmen wordt vergemakkelijkt bij een nummering van de kandidaten. In zijn eerdere advies van 13 september 1996 had de Kiesraad, niettegenstaande de voordelen van een nummering van de kandidaten, mij in verband met de grote hoeveelheid gegevens op het stembiljet en stempaneel, geadviseerd geen nummering van de kandidaten op te nemen. Een dergelijke nummering zou naar het oordeel van de Kiesraad de overzichtelijkheid op het stembiljet en het stempaneel niet ten goede komen. Met het oog op de voorgenomen beperking van het aantal gegevens per kandidaat, heeft de Kiesraad in zijn advies van 4 juli 1997 zijn standpunt met betrekking tot de nummering van de kandidaten herzien. De beperkingen waar de Kiesraad op doelt, zijn in de gewijzigde artikelen H 2 en R 2 neergelegd. In zijn advies van 11 september 1997 heeft de Kiesraad zich op het standpunt gesteld dat niettegenstaande het feit dat de beperking van het aantal gegevens per kandidaat op de kandidatenlijst maar van bescheiden aard is, de voordelen van nummering zodanig zijn dat invoering hiervan toch aanbeveling verdient. Deze mening deel ik om de hierna genoemde redenen. Naar mijn mening komt een dergelijke nummering ook bij een groot aantal gegevens per kandidaat de overzichtelijkheid ten goede. Dit zal met name gelden indien gebruik wordt gemaakt van de methode van elektronisch gefaseerd stemmen. Hiernaast hecht ik erg aan het voordeel dat een kandidaat beter herkenbaar zal zijn voor de kiezer indien de kandidaten worden genummerd. Ik ga er van uit dat door de bij Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel (Stb. 298) totstandgebrachte verlaging van de voorkeurdrempel, kiezers meer geneigd zullen zijn om een voorkeurstem uit te brengen. Door de nummering zal het vinden van de kandidaat van voorkeur op stembiljet en stempaneel worden vergemakkelijkt.

Onderdelen I, J en L

Dit betreffen terminologische aanpassingen aan de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

Onderdeel K

Dit betreft een aanpassing met het oog op het bij de hiervoor reeds ter sprake gekomen Wet van 2 juli 1997 geïntroduceerde mobiele stembureau. In artikel K 13, derde lid, van de Kieswet is ter voorkoming van onregelmatigheden met stembussen tijdens het vervoer van het mobiele stembureau van de ene standplaats naar de andere standplaats een regeling opgenomen met betrekking tot de verzegeling van de stembussen bij dit vervoer. Het nieuwe artikel K 1 van het Kiesbesluit voorziet in een vergelijkbare regeling voor mobiele stembureaus waar met stemmachines wordt gestemd.

Artikel II

Met het oog op de verkiezingen voor de leden van de gemeenteraad op 4 maart 1998 en de verkiezingen voor de leden van de Tweede Kamer op 6 mei 1998, treedt onderhavige wijziging van het Kiesbesluit met ingang van 1 december 1997 in werking. De Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel (Stb. 298) en de Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming van acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 299) treden eveneens met ingang van die datum in werking. Het op 4 november jl. door de Eerste Kamer aanvaarde wetsvoorstel 25 343 tot aanpassing van de Kieswet en Gemeentewet en Provinciewet in verband met de invoering van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de aanpassing aan het geïntegreerde vreemdelingenbeleid, zal zo spoedig mogelijk in werking treden.

Voor artikel I, onderdeel K, is voorzien in de mogelijkheid om bij koninklijk besluit een andere datum van inwerkingtreding te bepalen. Dit heeft te maken met het feit dat voor dit onderdeel ingevolge artikel J 34, tweede lid, van de Kieswet een voorhangprocedure geldt van twee maanden. Aangezien dit onderdeel op de dag van stemming ziet, kan dit onderdeel met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen op 4 maart 1998 echter uiterlijk op 1 maart 1998 in werking treden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm


XNoot
1

Stb. 1989, 471, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 april 1997, Stb. 164.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 1998, nr. 7.

Naar boven