Wet van 4 december 1997, houdende regels betreffende de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten (IJkwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de IJkwet opnieuw te doen vaststellen teneinde te kunnen voldoen aan richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Van de meeteenheden en aanduidingen daarvan

Artikel 1

  • 1. De erkende meeteenheden zijn:

    a. de in het tweede lid genoemde eenheden van lengte, van massa, van tijd, van elektrische stroom, van thermodynamische temperatuur, van hoeveelheid stof, van lichtsterkte, van vlakke hoek en van ruimtehoek;

    b. de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen meeteenheden, welke van de onder a bedoelde meeteenheden worden afgeleid of daarmede samenhangen.

  • 2. De namen van de eenheden der hieronder genoemde grootheden, alsmede hun symbolen zijn:

    grootheid:eenheid: 
     naamsymbool
    lengtede meterm
    massahet kilogramkg
    tijdde secondes
    elektrische stroomde ampèreA
    thermodynamische temperatuurde kelvinK
    hoeveelheid stofde molmol
    lichtsterktede candelacd
    vlakke hoekde radiaalrad
    ruimtehoekde steradiaalsr
  • 3. Verstaan wordt onder:

    a. de meter: de lengte van de weg die het licht in vacuüm aflegt in een tijd van 1/299 792 458 seconde;

    b. het kilogram: de massa van het prototype van platina-iridium, dat door de Derde Algemene Conferentie voor maten en gewichten tot eenheid van massa is verklaard en dat wordt bewaard in het Internationale Bureau voor maten en gewichten te Sèvres bij Parijs;

    c. de seconde: de tijdsduur van 9 192 631 770 perioden van de straling, overeenkomend met de overgang tussen de twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het atoom cesium 133;

    d. de ampère: de constante elektrische stroom die, indien hij geleid wordt door twee evenwijdige, rechtlijnige en oneindig lange geleiders van te verwaarlozen cirkelvormige doorsnede, welke geplaatst zijn in het luchtledige op een onderlinge afstand van 1 meter, tussen deze twee geleiders voor elke meter lengte een kracht veroorzaakt gelijk aan 0,000 0002 kilogram meter per secondekwadraat;

    e. de kelvin: de thermodynamische temperatuur, die gelijk is aan het 1/273,16 gedeelte van de thermodynamische temperatuur van het tripelpunt van water;

    f. de mol: de hoeveelheid stof van een systeem dat evenveel elementaire entiteiten bevat als er atomen zijn in 0,012 kilogram koolstof 12;

    g. de candela: de lichtsterkte, in een gegeven richting, van een bron die een monochromatische straling met een frequentie van 540 x 1012 per seconde uitzendt en waarvan de stralingssterkte in die richting 1/683 kilogram meterkwadraat per seconde tot de derde macht per steradiaal is;

    h. de radiaal: de hoek tussen twee stralen van een cirkel, welke op de omtrek een boog afsnijden die in lengte gelijk is aan de straal;

    i. de steradiaal: de ruimtehoek binnen een kegeloppervlak, dat op een bol, waarvan het middelpunt samenvalt met de top van de kegel, een oppervlakte uitsnijdt die gelijk is aan die van een vierkant, dat de straal van de bol als zijde heeft.

  • 4. De krachtens het eerste lid, onder b, aangewezen meeteenheden worden bij algemene maatregel van bestuur omschreven. Daarbij worden tevens de aanduidingen van die meeteenheden vastgesteld.

Artikel 2

  • 1. Van de erkende meeteenheden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, worden nationale standaarden beheerd of verwezenlijkt, indien zulks ten aanzien van zulk een meeteenheid bij algemene maatregel van bestuur is bepaald. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de vorige volzin kunnen regelen worden gesteld over de wijze van beheer of verwezenlijking van de betrokken nationale standaard.

  • 2. Indien het eerste lid toepassing vindt, wordt bij koninklijk besluit één in Nederland gevestigde instelling aangewezen die tot taak heeft de nationale standaard van de betrokken meeteenheid te beheren of te verwezenlijken.

  • 3. Voor een aanwijzing krachtens het tweede lid komt slechts in aanmerking een instelling, die voldoet aan de volgende eisen:

    a. zij dient voor wat betreft organisatie, personeel en materieel zodanig te zijn ingericht, dat het beheer of de verwezenlijking van de nationale standaard van de betrokken meeteenheid kan worden verricht met inachtneming van hetgeen ter zake door de bevoegde organen van het op 20 mei 1875 te Parijs gesloten Verdrag ter verzekering van de internationale eenheid en de volmaking van het metrieke stelsel (Stb. 1929, 219) in het kader van dat Verdrag is bepaald of in overeenstemming met het ter zake bepaalde in een, ingevolge het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit;

    b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de instelling, dat een onafhankelijke vervulling van de in het tweede lid bedoelde taak zo veel mogelijk gewaarborgd is.

  • 4. Een krachtens het tweede lid aangewezen instelling dient de standaarden van de ijkinstelling, aangewezen krachtens artikel 22, eerste lid, en van ijkbevoegden als bedoeld in artikel 26b, eerste lid, op hun verzoek te herleiden naar de nationale standaard van de betrokken meeteenheid.

  • 5. De aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, kan worden ingetrokken, indien de betrokken instelling daarom verzoekt of indien blijkt dat de betrokken instelling de krachtens het eerste lid gestelde regelen niet naleeft, niet meer voldoet aan het bepaalde in het derde lid of handelt in strijd met het bepaalde in het vierde lid dan wel de Raad van deskundigen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet in de gelegenheid stelt het in het derde lid, onder a, van dat artikel bedoelde toezicht uit te oefenen.

  • 6. Van een beschikking tot aanwijzing of tot intrekking van de aanwijzing als in respectievelijk het tweede en vijfde lid bedoeld, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 3

  • 1. Er is een Raad van deskundigen voor de nationale standaarden.

  • 2. De raad bestaat uit ten hoogste negen leden.

  • 3. De raad heeft tot taak:

    a. toezicht uit te oefenen op het beheer of de verwezenlijking van nationale standaarden van meeteenheden door een krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen instelling en omtrent dat toezicht jaarlijks aan Onze Minister van Economische Zaken een schriftelijk verslag uit te brengen;

    b. de regering en de beide kamers der Staten-Generaal van advies te dienen over aangelegenheden die verband houden met standaarden van meeteenheden.

Artikel 3a

De raad wordt door Onze Minister van Economische Zaken in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen tot een aanwijzing ingevolge artikel 2, tweede lid, of een intrekking van een aanwijzing ingevolge artikel 2, vijfde lid, over te gaan.

Artikel 4

  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, worden de nagenoemde decimale veelvouden en delen van de in artikel 1, tweede lid, genoemde meeteenheden, indien deze veelvouden en delen niet worden aangeduid door een getal voor de naam of het symbool van de betrokken meeteenheden, aangeduid door aan die naam of dat symbool een der volgende voorvoegsels, onderscheidenlijk symbolen te laten voorafgaan:

    decimaal veelvoud/deelvoorvoegselsymbool
    1 000 000 000 000 000 000exaE
    1 000 000 000 000 000petaP
    1 000 000 000 000teraT
    1 000 000 000gigaG
    1 000 000megaM
    1 000kilok
    100hectoh
    10decada
    0,1decid
    0,01centic
    0,001millim
    0,000 001microμ
    0,000 000 001nanon
    0,000 000 000 001picop
    0,000 000 000 000 001femtof
    0,000 000 000 000 000 001attoa
  • 2. Het duizendste deel van het kilogram is het gram, waarvan het symbool g is. De in het eerste lid bedoelde decimale veelvouden en delen van het kilogram, worden, indien zij niet worden aangeduid door een getal voor de naam of het symbool van deze meeteenheid, uitgedrukt in het gram.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de aanduiding van decimale veelvouden en delen van de in artikel 1, eerste lid, onder b, bedoelde meeteenheden.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van erkende meeteenheden beperkingen in hun gebruik worden vastgesteld.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kan in verband met de uitvoering van, ingevolge het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bindende, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen op het terrein van de metrologie genomen besluiten worden bepaald, dat een bij die maatregel genoemde grootheid in daarbij omschreven gevallen niet anders mag worden uitgedrukt dan in de erkende meeteenheid of meeteenheden, die bij die maatregel voor die gevallen is of zijn voorgeschreven.

Artikel 4a

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, regelen worden gesteld met betrekking tot het bezigen van benamingen voor grootheden.

Artikel 5

  • 1. Het is verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf bij het vragen, het aanbieden of het leveren van goederen of diensten:

    a. een grootheid uit te drukken in een andere dan een erkende meeteenheid, indien voor die grootheid een erkende meeteenheid geldt, of in strijd met de krachtens artikel 4, vijfde lid, gestelde regelen;

    b. voor een grootheid een benaming te bezigen in strijd met de krachtens artikel 4a gestelde regelen.

  • 2. Onze Minister van Economische Zaken kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

§ 1a. Definities

Artikel 5a

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

ijkinstelling: de krachtens artikel 22, eerste lid, aangewezen rechtspersoon;

ijkbevoegde: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie ingevolge artikel 26b, eerste lid, een erkenning is verleend;

toezichthouders: de werknemers van de ijkinstelling, die door deze zijn aangewezen tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

§ 2. Van de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten

Artikel 5b

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden onder meetinstrumenten verstaan instrumenten ter bepaling van aantallen van meeteenheden, met uitzondering van die instrumenten, welke zijn ingericht of mede ingericht ter bepaling van lengte, van oppervlakte, van inhoud, van volume of van massa.

Artikel 6

  • 1. Op de maten is de grootste lengte of de grootste inhoud, die zij bestemd zijn aan te wijzen, in wettelijke aanduiding uitgedrukt.

  • 2. Op de gewichten is de massa, die zij bestemd zijn aan te wijzen, in wettelijke aanduiding uitgedrukt, uitgezonderd de gewichten in plaatvorm van 1000 milligram of minder, waarop de massa uitsluitend is uitgedrukt door een getal.

  • 3. Op de gasmeters is het grootste verbruik per uur, dat zij in verband met hun samenstelling en afmetingen bestemd zijn aan te wijzen, in wettelijke aanduiding uitgedrukt. Een overeenkomstig voorschrift kan door Ons worden gegeven met betrekking tot andere meetwerktuigen en meetinstrumenten, strekkende om een verbruikte of geleverde hoeveelheid aan te wijzen.

  • 4. Op de weegwerktuigen is de grootste belasting, waarvoor zij in verband met hun samenstelling en afmetingen bestemd zijn, in wettelijke aanduiding uitgedrukt.

  • 5. Een algemene maatregel van bestuur regelt de overige voorwaarden, waaraan maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten moeten voldoen, waarbij aan Onze Minister kan worden opgedragen, voorschriften te geven omtrent de samenstelling, de meet- en weegeigenschappen en het aanbrengen van ijkmerken.

  • 6. De in het vorige lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan tevens voorschriften inhouden betreffende het uitsluitend gebruik van bepaalde maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten in daarbij aangewezen gevallen.

  • 7. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, welke blijkens een daarop gestelde, door Onze met de uitvoering dezer wet belaste Minister goedgekeurde aanduiding:

    a. niet bestemd zijn om ter bepaling van maat of gewicht te worden gebruikt bij het drijven van handel of het verrichten van een der andere in het eerste lid van artikel 7 omschreven handelingen;

    b. uitsluitend dienen ter bepaling van maat of gewicht van goederen, welke voor het buitenland bestemd zijn.

Artikel 7

  • 1. Het is verboden op plaatsen, bestemd voor dan wel gebruikt of mede gebruikt tot of ten behoeve van het drijven van handel, het doen van leveringen, het vaststellen van heffingen of het vaststellen van loon voor verrichte arbeid, berekend naar grondslag van maat of gewicht, te bezitten of voorhanden te hebben:

    a. valse maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen;

    b. andere dan met deze wet of Onze ter uitvoering daarvan genomen besluiten overeenkomstige maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen;

    c. maten, meet- en weegwerktuigen, waarop bijzondere kentekenen voorkomen met het kennelijk doel om daarmede maat of gewicht te bepalen naar andere grondslagen en aanduidingen, dan ingevolge deze wet geldende.

  • 2. De verbodsbepalingen van het eerste lid onder b en c gelden niet ten aanzien van:

    a. plaatsen waar maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen vervaardigd of hersteld worden;

    b. meetwerktuigen als bedoeld in artikel 6, derde lid, tweede volzin, zolang met betrekking tot deze door Ons geen voorschriften zijn gegeven;

    c. maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen als bedoeld in artikel 6, zevende lid.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen verboden als in het eerste lid ten aanzien van de daar bedoelde plaatsen en met betrekking tot maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen vervat, worden gegeven:

    a. met betrekking tot de daarbij aangewezen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen ten aanzien van daarbij aangewezen andere plaatsen, waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

    b. met betrekking tot de daarbij aangewezen meetinstrumenten ten aanzien van de daarbij aangewezen plaatsen, waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

    c. met betrekking tot de daarbij aangewezen weegwerktuigen ten aanzien van plaatsen, waar bepalingen plaatsvinden van massa voor het berekenen van een recht, belasting, premie, boete, vergoeding of soortgelijke verschuldigde bedragen, voor de toepassing van wettelijke regelingen of andere besluiten van bestuursorganen of voor gerechtelijke expertises.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden op plaatsen als bedoeld in het eerste lid van het vorige artikel, ter bepaling van maat of gewicht gebruik te maken van:

    a. valse maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen;

    b. andere voorwerpen dan met deze wet of Onze ter uitvoering daarvan genomen besluiten overeenkomstige maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen;

    c. maten, meet- en weegwerktuigen, waarop bijzondere kentekenen voorkomen met het kennelijk doel om daarmede maat of gewicht te bepalen naar andere grondslagen en aanduidingen, dan ingevolge deze wet geldende;

    d. maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, in strijd met de voorschriften, gegeven krachtens het bepaalde in het zesde lid van artikel 6;

    e. maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen als bedoeld in artikel 6, zevende lid, in strijd met hun bestemming.

  • 2. De verbodsbepalingen van het eerste lid onder b en c gelden niet ten aanzien van meetwerktuigen als bedoeld in artikel 6, derde lid, tweede volzin, zolang met betrekking tot deze door Ons geen voorschriften zijn gegeven.

  • 3. Artikel 7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van daarbij aangewezen, ingevolge deze wet aan keuring onderworpen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten voorschriften worden gegeven omtrent de wijze van opstelling en van gebruik.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, regelen worden gesteld omtrent de methoden, welke bij de bepaling van maat of gewicht in bij die maatregel omschreven gevallen moeten worden gevolgd.

  • 3. De bij een algemene maatregel van bestuur als in het tweede lid bedoeld te stellen regelen kunnen onder meer inhouden een verbod op plaatsen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of aangewezen krachtens artikel 8, derde lid, of 21, tweede lid, maat of gewicht te bepalen in strijd met het bij die maatregel bepaalde.

§ 3. Van het keuren en justeren

Artikel 10

  • 1. Alvorens hetzij ten verkoop aangeboden of in de handel gebracht, hetzij, indien niet ten verkoop aangeboden of in de handel gebracht, in gebruik genomen te worden, ondergaan de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten, ten aanzien waarvan bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, een keuring.

  • 2. Wij behouden Ons voor, bepaalde inhoudsmaten van de in het vorige lid bedoelde keuring vrij te stellen.

Artikel 10a

Met de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten die de in artikel 10, eerste lid, bedoelde keuring hebben ondergaan, worden gelijkgesteld maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten die in een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht en die door een gelijkwaardige, door die andere staat erkende instantie zijn gekeurd, mits bij de keuringen aan gelijkwaardige eisen is voldaan.

Artikel 11

  • 1. De keuring geschiedt stuksgewijze, voor zover krachtens artikel 14 niet anders is bepaald.

  • 2. De keuring heeft slechts plaats, nadat een model van het betrokken voorwerp ingevolge artikel 11a is onderzocht en toegelaten.

  • 3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen, dat het tweede lid niet geldt ten aanzien van door hem aangewezen categorieën van maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten.

  • 4. De keuring wordt voor nieuwe en reeds in gebruik zijnde voorwerpen herhaald:

    a. gedurende door Ons vast te stellen tijdvakken, waarbij aan Gedeputeerde Staten der onderscheidene provincies door Ons kan worden opgedragen, het tijdvak voor elke gemeente te bepalen en dit openlijk bekend te maken;

    b. alvorens de voorwerpen te gebruiken, na herstellingen of veranderingen, die een veranderde inhoud, een veranderd gewicht of onjuiste aanwijzingen ten gevolge zouden kunnen hebben, alsmede na schending van ijkmerken als in artikel 13 bedoeld;

    c. op verzoek van de eigenaar of gebruiker.

  • 5. Wij behouden Ons voor, bepaalde maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten van de herkeuring vrij te stellen.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven, waaraan bij de aanvraag tot keuring of herkeuring moet worden voldaan.

Artikel 11a

  • 1. Een model wordt niet toegelaten, indien niet de redelijke verwachting bestaat, dat naar het model vervaardigde maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten aan de bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften zullen voldoen.

  • 2. Van de toelating van een model wordt een ondertekende en gedagtekende verklaring afgegeven volgens een door Ons vast te stellen formulier. In deze verklaring kan het voorschrift worden opgenomen, dat het model op een in de verklaring vermelde plaats moet worden bewaard. Bij de verklaring wordt een gewaarmerkt afschrift van de in het vijfde lid bedoelde tekeningen en beschrijving afgegeven.

  • 3. De toelating van een model wordt ingetrokken, indien de bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften zodanig zijn gewijzigd, dat het model onder de werking van de gewijzigde voorschriften niet zou zijn toegelaten.

  • 4. De toelating van een model, dat ingevolge het tweede lid moet worden bewaard, wordt ingetrokken, indien het model verandering heeft ondergaan of verloren is gegaan en kan worden ingetrokken, indien het model niet op de plaats, vermeld in de in dat lid bedoelde verklaring, wordt bewaard.

  • 5. Bij elke aanvrage om toelating van een model dienen te worden overgelegd tekeningen en een beschrijving, welke het model zo volledig mogelijk weergeven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven, waaraan bij elke aanvrage tot toelating van een model moet worden voldaan.

Artikel 12

Goedkeuring heeft niet plaats van voorwerpen als in artikel 10 bedoeld, welke niet aan de bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften voldoen.

Artikel 13

  • 1. De bij keuring of herkeuring goedgekeurde voorwerpen als in artikel 10 bedoeld worden ten bewijze van die goedkeuring voorzien van een of meer uit twee delen bestaande ijkmerken. Het model van die ijkmerken wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt in afwijking van het eerste lid bepaald dat ten aanzien van daarbij aangewezen voorwerpen, wegens hun samenstelling of afmetingen, bij de keuring of herkeuring in geval van goedkeuring ijkmerken of delen daarvan niet worden aangebracht. Bij die maatregel wordt tevens bepaald ten aanzien van welke van die voorwerpen wordt volstaan met het aanbrengen van delen van ijkmerken en ten aanzien van welke van die voorwerpen het aanbrengen van ijkmerken geheel of ten dele wordt vervangen door de afgifte van een gewaarmerkte verklaring, waarin de bij die maatregel vast te stellen gegevens worden vermeld.

  • 3. Voorwerpen die bij de herkeuring niet meer aan de bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften blijken te voldoen, worden voorzien van een afkeuringsmerk, waarvan het model bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

  • 4. Onze Minister kan regelen stellen omtrent de wijze waarop en de middelen waarmee voorwerpen als in artikel 10 bedoeld van ijkmerken of afkeuringsmerken moeten worden voorzien, alsmede omtrent de plaats van die merken.

Artikel 14

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat in daarbij aangewezen categorieën van gevallen of ten aanzien van daarbij aangewezen categorieën van maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten, waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, de keuring of de herkeuring volgens bij of krachtens die maatregel gestelde regelen plaatsvindt aan de hand van een onderzoek van een aantal van de betrokken voorwerpen, dat als steekproef is genomen uit een bij die maatregel omschreven partij van die voorwerpen en bij dat onderzoek getoetst wordt aan de daarvoor bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften.

  • 2. Bij of krachtens een maatregel als in het eerste lid bedoeld worden in ieder geval regelen gegeven omtrent de maatstaven aan de hand waarvan de uitslag van het onderzoek van de voorwerpen, behorende tot de steekproef, als beslissend wordt aangemerkt voor het goedkeuren onderscheidenlijk het niet goedkeuren dan wel afkeuren van de tot de partij behorende exemplaren.

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, wordt de uitslag van het onderzoek van de voorwerpen, behorende tot de steekproef, die als beslissend wordt aangemerkt voor het goedkeuren dan wel het niet goedkeuren of afkeuren van de tot de partij behorende exemplaren schriftelijk, en, bij niet goedkeuren of afkeuren, onder opgave van redenen aan de betrokkene medegedeeld.

  • 4. Bij een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld kan in afwijking van artikel 13, eerste of derde lid, worden bepaald, dat in daarbij aangewezen gevallen op de betrokken voorwerpen bij herkeuring geen ijkmerken of afkeuringsmerken worden aangebracht.

  • 5. Bij een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld kunnen tevens regelen worden gesteld betreffende:

    a. het, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, 22, eerste lid, onder a, en 26, voorafgaande aan de keuring aanbrengen van een of meer ijkmerken door degene, die de keuring aanvraagt, en de voorwaarden waaraan in verband met het aanbrengen van die ijkmerken moet worden voldaan;

    b. aanduidingen waarmede de te keuren voorwerpen, indien aan het bepaalde onder a toepassing is gegeven, moeten zijn voorzien ter identificatie van de partij waartoe die voorwerpen behoren;

    c. de wijze waarop door de aanvrager van de keuring moet worden gehandeld ten aanzien van voorwerpen die overeenkomstig regelen, gesteld krachtens het bepaalde onder a, zijn voorzien van ijkmerken en bij die keuring niet zijn goedgekeurd;

    d. de door de bezitter van voorwerpen, die aan herkeuring overeenkomstig het bij of krachtens het eerste lid bepaalde zijn onderworpen, met betrekking tot die voorwerpen te voeren en te bewaren administratie.

  • 6. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid ten aanzien van een krachtens het eerste lid aangewezen categorie van voorwerpen en een partij voorwerpen bij herkeuring overeenkomstig regelen, gesteld krachtens het eerste lid, niet wordt goedgekeurd, vinden ten aanzien van de bezitter van die partij met betrekking tot de exemplaren, behorende tot die partij, de verboden, gesteld bij of krachtens de artikelen 7, eerste lid, of derde lid juncto eerste lid, onder b, en 8, eerste lid, onder b, of derde lid juncto eerste lid, onder b, en 20, eerste of derde lid, en 21, eerste lid, onder b of e, of tweede lid juncto eerste lid, onder b of e, geen toepassing gedurende dertig dagen, te rekenen vanaf de dagtekening van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het derde lid.

  • 7. Een algemene maatregel van bestuur als in het eerste lid bedoeld vindt geen toepassing, indien de verzoeker uitdrukkelijk verlangt de keuring of de herkeuring van de bedoelde voorwerpen stuksgewijze te doen geschieden.

Artikel 16

  • 1. Eigenaren, gebruikers of houders van maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten, waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, kunnen van de ijkinstelling te allen tijde verlangen, dat wordt onderzocht of die voorwerpen voldoen aan de vorenbedoelde daarvoor gegeven voorschriften.

  • 2. Voorwerpen, welke bij het onderzoek niet aan de bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften blijken te voldoen, kunnen van een door Ons vast te stellen afkeuringsmerk worden voorzien en mogen niet weer in gebruik worden genomen, alvorens zij zijn goedgekeurd.

Artikel 17

  • 1. De gasverkoper zowel als de verbruiker of koper, bij wie de gasmeter, dienende om de verbruikte of geleverde hoeveelheid gas aan te wijzen, berust, kan te allen tijde vorderen, dat deze door de ijkinstelling wordt onderzocht. Een overeenkomstig voorschrift kan door Ons worden gegeven met betrekking tot andere meetwerktuigen en meetinstrumenten, strekkende om een verbruikte of geleverde hoeveelheid aan te wijzen.

  • 2. Van de bevoegdheid, bij de eerste zinsnede van het vorige lid, of van een bevoegdheid, krachtens de tweede zinsnede van het vorige lid gegeven, kan geen afstand worden gedaan bij overeenkomst; evenmin kan bij overeenkomst afstand worden gedaan van de bevoegdheid van bij of krachtens het eerste lid aangewezen personen te allen tijde te verlangen dat een gasmeter of een krachtens het eerste lid aangewezen meetwerktuig of meetinstrument wordt onderzocht door een ijkbevoegde die tot dat onderzoek van het desbetreffende voorwerp bevoegd en bereid is.

  • 3. Al de kosten van een onderzoek als in het eerste lid bedoeld komen ten laste van de aanvrager.

Artikel 18

Gewichten, bij de in artikel 11, vierde lid, bedoelde herkeuring, niet meer dan een door Ons vast te stellen verschil van hun wettelijke waarde opleverende, worden zo mogelijk door de ijkinstelling of, voor zover het betreft herkeuring als bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder b of c, door de ijkbevoegde, die ingevolge artikel 26 bevoegd is tot herkeuring van de betrokken gewichten, gejusteerd.

Artikel 19

Het is verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf ten verkoop aan te bieden of in de handel te brengen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of bij algemene maatregel van bestuur aangewezen meetinstrumenten die niet de ingevolge artikel 11 vereiste keuring of herkeuring hebben ondergaan dan wel bij die keuring of herkeuring niet zijn goedgekeurd.

Artikel 20

  • 1. Het is verboden op plaatsen als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 aan keuring of herkeuring onderworpen maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, die van een afkeuringsmerk of niet van de vereiste ijkmerken zijn voorzien, te bezitten of voorhanden te hebben.

  • 2. Het bepaalde in artikel 7, tweede lid onder a, vindt overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

  • 1. Het is verboden op plaatsen als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 ter bepaling van maat en gewicht gebruik te maken van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen:

    a. ten aanzien van welke de daarvoor ingevolge deze wet of Onze ter uitvoering daarvan genomen besluiten voorgeschreven keuring of herkeuring niet heeft plaatsgehad;

    b. welke van een afkeuringsmerk zijn voorzien of welke niet van de vereiste ijkmerken zijn voorzien;

    c. in strijd met het bepaalde in artikel 11, vierde lid, onder b, en artikel 16, tweede lid;

    d. die bij een onderzoek door toezichthouders ingevolge artikel 29c niet aan de daarvoor bij of krachtens artikel 6 gegeven voorschriften blijken te voldoen doch niet van een afkeuringsmerk als in artikel 29c, tweede lid, bedoeld zijn voorzien, voor zover die voorwerpen nadien niet alsnog zijn goedgekeurd;

    e. die bij de herkeuring niet zijn goedgekeurd en daarbij ingevolge het krachtens artikel 14, vierde lid, bepaalde niet van een afkeuringsmerk zijn voorzien, voor zover die voorwerpen nadien niet alsnog zijn goedgekeurd.

  • 2. Artikel 7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 3a. Regelen ten aanzien van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, meetinstrumenten, onderdelen van en hulpinrichtingen voor die voorwerpen, te treffen in verband met de uitvoering van bindende, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen op het terrein van de metrologie genomen besluiten

Artikel 21a

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, regelen worden gesteld ten aanzien van bij die maatregel aangewezen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen, meetinstrumenten, onderdelen van of hulpinrichtingen voor die voorwerpen.

  • 2. Bij zodanige algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat ten aanzien van daarbij aangewezen voorwerpen als in het eerste lid bedoeld een of meer van de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens de artikelen 6, 7, eerste lid, onder b, en in verband daarmede derde lid, 8, eerste lid, onder b, en in verband daarmede derde lid, 10 tot en met 16, 19, 20 en 21 niet gelden.

  • 3. De bij een algemene maatregel van bestuur, als in het eerste lid bedoeld, te stellen regelen kunnen onder meer inhouden:

    a. een verbod om een modelgoedkeuringsteken van de Europese Gemeenschap in strijd met het bij of krachtens die maatregel bepaalde aan te brengen op bij die maatregel aangewezen voorwerpen;

    b. een verbod om op plaatsen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of aangewezen krachtens artikel 8, derde lid, of 21, tweede lid, ter bepaling van maat of gewicht gebruik te maken van bij die maatregel aangewezen maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten – voor zover voor deze meetmiddelen artikel 10, eerste lid, geldt doch artikel 11, vierde lid, niet geldt – na herstellingen of veranderingen die een veranderde inhoud, een veranderd gewicht of een onjuiste aanwijzing ten gevolge zouden kunnen hebben, alvorens zij in overeenstemming met die maatregel opnieuw ter keuring zijn aangeboden en daarbij zijn goedgekeurd;

    c. een verbod om op plaatsen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of aangewezen krachtens artikel 8, derde lid, of artikel 21, tweede lid, ter bepaling van maat of gewicht in bij die maatregel omschreven gevallen gebruik te maken van andere maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten dan die, welke in overeenstemming met die maatregel van een geldig merk of teken van de Europese Gemeenschap zijn voorzien;

    d. een verbod om ter bepaling van maat gebruik te maken van bij die maatregel aangewezen inhoudsmaten, die bestemd of geschikt zijn om met een zich daarin bevindend goed te worden afgeleverd, in andere dan bij die maatregel omschreven gevallen of op andere dan bij die maatregel aangewezen plaatsen, waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

    e. een verbod om bij die maatregel aangewezen lege inhoudsmaten, als onder d bedoeld, ten verkoop voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden of in de handel te brengen in strijd met het bij of krachtens die maatregel bepaalde;

    f. een verbod om maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, meetinstrumenten, onderdelen van en hulpinrichtingen voor die voorwerpen te voorzien van merken, tekens of andere opschriften, die verward kunnen worden met bij die maatregel aangewezen merken of tekens van de Europese Gemeenschap;

    g. toekenning aan Onze Minister van de bevoegdheid tot het ter uitvoering van die regelen stellen van nadere regelen.

§ 3b. Vrijstellingen en ontheffingen

Artikel 21b

  • 1. Onze Minister kan ten aanzien van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten vrijstelling of op aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 7, eerste lid, onder b, en derde lid juncto eerste lid, onder b, artikel 8, eerste lid, onder b, en derde lid juncto eerste lid, onder b, en artikel 19.

  • 2. Bij het indienen van een aanvraag om ontheffing moet een bedrag worden betaald volgens een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld tarief. Onze Minister kan regelen stellen omtrent de wijze van betaling.

  • 3. Een vrijstelling of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4. Ten aanzien van een voorwerp waarvoor een vrijstelling of ontheffing geldt, is artikel 10, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 21c

  • 1. De ijkinstelling kan op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, in gevallen waarin van een maat, een gewicht, een meet- of weegwerktuig of een meetinstrument slechts één of enkele exemplaren in Nederland worden vervaardigd of, indien elders vervaardigd, in Nederland in het verkeer worden gebracht en, voor zover het betreft meer dan één exemplaar van het betrokken voorwerp, de desbetreffende exemplaren aan elkaar gelijk zijn.

  • 2. De aanvraag van een ontheffing als in het eerste lid bedoeld moet een opgave bevatten van het aantal exemplaren dat ten hoogste in Nederland wordt vervaardigd, of indien elders vervaardigd, in Nederland in het verkeer wordt gebracht, en moet vergezeld gaan van tekeningen en beschrijvingen, die het betrokken voorwerp zo volledig mogelijk weergeven.

  • 3. Een ontheffing als in het eerste lid bedoeld kan onder beperkingen worden verleend.

§ 4. IJkinstelling

Artikel 22

  • 1. Bij koninklijk besluit wordt één in Nederland gevestigde rechtspersoon aangewezen die tot taak heeft met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde:

    a. ten aanzien van voorwerpen, waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, de werkzaamheden, voortvloeiende uit het bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 18, 21a en 21c bepaalde, alsmede werkzaamheden, voortvloeiende uit het met betrekking tot andere dan vorenbedoelde voorwerpen krachtens artikel 21a bepaalde, te verrichten;

    b. erkenningen als bedoeld in artikel 26b te verlenen;

    c. zorg te dragen voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 5, 5b tot en met 14, 16 tot en met 21c, 26, 26a, 26b, tweede lid, 26c, 26d tot en met 26f, 27, tweede lid, en 28, eerste lid, onder b, bepaalde.

  • 2. Een aanwijzing als in het eerste lid bedoeld vindt slechts plaats, indien aan de volgende eisen wordt voldaan:

    a. de rechtspersoon dient, voor wat betreft zijn organisatie, personeel en materieel, in staat te zijn de in het eerste lid bedoelde taken naar behoren te vervullen en te beschikken over de voor de vervulling van die taken nodige standaarden, die zijn herleid naar de nationale standaarden van meeteenheden of naar andere standaarden van meeteenheden, die worden beheerd of verwezenlijkt met inachtneming van hetgeen ter zake door de bevoegde organen van het verdrag genoemd in artikel 2, derde lid, onder a, in het kader van dat verdrag is bepaald;

    b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige werkwijze binnen de rechtspersoon, dat een onafhankelijke vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken, alsmede naleving van de in de IJkwet neergelegde verplichtingen, zoveel mogelijk zijn gewaarborgd.

  • 3. Wijziging van de statuten van de rechtspersoon behoeft voorafgaande goedkeuring van Onze Minister. Onze Minister kan goedkeuring slechts weigeren, indien de statuten na wijziging onvoldoende zouden zijn afgestemd op de in het eerste en tweede lid bedoelde taken en eisen.

  • 4. Een aanwijzing als in het eerste lid bedoeld kan worden ingetrokken, indien de betrokken rechtspersoon daarom verzoekt of indien deze rechtspersoon een of meer van de in het eerste lid bedoelde taken niet naar behoren vervult of niet meer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde eisen of het bij of krachtens deze wet bepaalde niet naleeft.

  • 5. Van een beschikking tot aanwijzing of tot intrekking van de aanwijzing als in respectievelijk het eerste en vierde lid bedoeld, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 23

  • 1. De ijkinstelling vestigt in Nederland een of meer kantoren voor de uitoefening van de in artikel 22, eerste lid, bedoelde taken en maakt in de Staatscourant de plaats van vestiging en het adres daarvan bekend.

  • 2. Indien de ijkinstelling de werkzaamheden in een kantoor beperkt tot een door haar vast te stellen gebied of een bepaalde categorie van maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten, wordt het besluit daartoe door de ijkinstelling in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 24

  • 1. Voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, is aan de ijkinstelling een bedrag verschuldigd, berekend volgens de door die instelling vastgestelde en in de Staatscourant bekendgemaakte tarieven.

  • 2. De vaststelling van de tarieven vindt niet plaats, dan nadat zij aan Onze Minister door de ijkinstelling zijn gemeld en vervolgens dertig dagen zijn verlopen, zonder dat Onze Minister tegen die tarieven bedenkingen heeft geuit.

  • 3. In afwijking van het tweede lid behoeven de tarieven voor het onderzoek tot toelating van een model als in artikel 11, tweede lid, bedoeld en voor de behandeling van de aanvraag van de ontheffing als in artikel 21c bedoeld de goedkeuring van Onze Minister.

  • 4. Onze Minister kan van de ijkinstelling gegevens verlangen, die voor de beoordeling van haar tarieven volgens de maatstaf van het vijfde lid van belang zijn.

  • 5. Onze Minister kan slechts bedenkingen uiten tegen de tarieven of kan, voor zover zij ingevolge het derde lid goedkeuring behoeven, zijn goedkeuring slechts weigeren, indien de tarieven voor de betrokken werkzaamheden afwijken van die welke voortvloeien uit een redelijke toerekening van kosten.

  • 6. Onze Minister besluit zo spoedig mogelijk op het verzoek om goedkeuring, doch uiterlijk binnen twee maanden nadat het verzoek hem is voorgelegd. De bekendmaking van het besluit geschiedt, voor zover het een bedenking of een weigering betreft, onder opgave van redenen.

  • 7. De tarieven, bedoeld in het derde lid, worden door de ijkinstelling eerst na goedkeuring door Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 25

  • 1. Een onderzoek, keuring, herkeuring of justering overeenkomstig het bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 18 en 21a bepaalde alsmede de werkzaamheden, voortvloeiende uit het krachtens artikel 21a bepaalde met betrekking tot andere voorwerpen dan die waarvoor krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, kunnen door de ijkinstelling worden geweigerd of beëindigd, indien respectievelijk de aanbieder, de verzoeker of de eigenaar, gebruiker of houder van een maat, gewicht, meet- of weegwerktuig of meetinstrument of degene wiens aanvraag aanleiding is tot de desbetreffende werkzaamheden, voortvloeiende uit het krachtens artikel 21a bepaalde:

    a. daarbij niet de van hem verlangde medewerking verleent,

    b. niet voldoet aan zijn financiële verplichtingen jegens de ijkinstelling met betrekking tot werkzaamheden als in artikel 22, eerste lid, onder a, bedoeld of

    c. niet voldoet aan een verzoek van de ijkinstelling tot betaling vooraf van het bedrag, verschuldigd voor de betrokken werkzaamheden, of tot het stellen van zekerheid voor de betaling van dat bedrag dan wel tot betaling van een voorschot ter zake van de betrokken werkzaamheden.

  • 2. De ijkinstelling kan de behandeling van de aanvraag van een ontheffing als bedoeld in artikel 21c weigeren of beëindigen, indien:

    a. zich ten aanzien van de aanvrager met betrekking tot de werkzaamheden ter zake van zijn aanvraag feiten voordoen als in het eerste lid, onder c bedoeld, of

    b. ten aanzien van de aanvrager het bepaalde in het eerste lid van toepassing is of toepassing heeft gevonden.

§ 5. IJkbevoegden

Artikel 26

Een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die in Nederland is gevestigd, is bevoegd met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde:

a. ten aanzien van voorwerpen, waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven, de werkzaamheden te verrichten, voortvloeiende uit het bij of krachtens de artikelen 11, eerste lid en vierde lid, onder b en c, 12 tot en met 17 en artikel 21a bepaalde, zulks met uitzondering van een krachtens artikel 21a vastgestelde vorm van keuring, die gelijkwaardig is aan het onderzoek, bedoeld in artikel 11a, en als zodanig door Onze Minister is aangewezen,

b. ten aanzien van voorwerpen als onder a bedoeld, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur daartoe aangewezen categorie, de werkzaamheden te verrichten, voortvloeiende uit het bij of krachtens artikel 11, vierde lid, onder a, bepaalde,

c. daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden, voortvloeiend uit het met betrekking tot andere dan onder a bedoelde voorwerpen krachtens artikel 21a bepaalde, te verrichten, een en ander voor zover hij daartoe door de ijkinstelling is erkend.

Artikel 26a

  • 1. De aanvraag tot erkenning dient de volgende gegevens te bevatten:

    a. de naam of de handelsnaam van de aanvrager en de plaats en het adres waar hij gevestigd is;

    b. een opgave van de voorwerpen ten aanzien waarvan de erkenning wordt verlangd;

    c. een opgave van de in artikel 26 bedoelde werkzaamheden waarvoor de erkenning wordt verlangd;

    d. een opgave van de door de aanvrager gewenste beperkingen van de erkenning.

  • 2. De aanvraag dient vergezeld te gaan van de nodige bescheiden, waaruit de metrologische kennis en kunde van de aanvrager of zijn personeel met betrekking tot de in de aanvraag genoemde voorwerpen en werkzaamheden blijkt, en van een opgave van de apparatuur waarover hij voor die werkzaamheden beschikt.

  • 3. Op een aanvraag wordt niet beslist dan nadat de ijkinstelling op haar daartoe strekkend verzoek in de gelegenheid is gesteld bij de aanvrager in Nederland een onderzoek in te stellen naar diens vermogen, gezien diens organisatie, personeel en materieel, de in de aanvraag vermelde werkzaamheden te verrichten.

Artikel 26b

  • 1. Een erkenning wordt door de ijkinstelling verleend, indien de aanvrager voor wat betreft zijn organisatie, personeel en materieel overeenkomstig daaromtrent door Onze Minister gestelde, in de Staatscourant bekendgemaakte regelen in staat is de in de aanvraag vermelde werkzaamheden ten aanzien van de in de aanvraag genoemde voorwerpen naar behoren te verrichten en beschikt over de voor de werkzaamheden nodige standaarden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, onder a.

  • 2. Aan een erkenning kunnen voorschriften worden verbonden. De erkenning kan onder beperkingen worden verleend.

  • 3. In de verklaring van erkenning wordt een door de ijkinstelling voor de betrokkene vastgesteld kenmerk opgenomen.

  • 4. De ijkinstelling doet van de erkenning en de datum daarvan mededeling in de Staatscourant, onder opgave van de naam of handelsnaam van de desbetreffende ijkbevoegde, van de plaats en het adres waar deze is gevestigd, van de voorwerpen ten aanzien waarvan en van de werkzaamheden waarvoor de erkenning is verleend, en voorts onder opgave van de beperkingen waaronder de erkenning is verleend.

Artikel 26c

De ijkinstelling kan ook na de verlening ingevolge artikel 26b, eerste lid, van een erkenning daaraan voorschriften verbinden of daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien de technische ontwikkeling zulks noodzakelijk maakt.

Artikel 26d

De ijkbevoegde verricht werkzaamheden met betrekking waartoe hem een erkenning is verleend niet buiten Nederland dan met voorafgaande schriftelijke toestemming van de ijkinstelling.

Artikel 26e

De ijkbevoegde is verplicht de ijkinstelling op daartoe strekkend verzoek gelegenheid te geven na te gaan of hij nog voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 26b, eerste lid, en hoe hij de werkzaamheden waarop de hem verleende erkenning betrekking heeft, verricht.

Artikel 26f

  • 1. Voor de behandeling van de aanvraag tot erkenning is de aanvrager aan de ijkinstelling een bedrag verschuldigd, berekend volgens de door die instelling vastgestelde tarieven.

  • 2. Ter bestrijding van de kosten, verbonden aan controles als bedoeld in artikel 26e zijn de ijkbevoegden jaarlijks aan de ijkinstelling een bedrag verschuldigd, berekend volgens een door die instelling vastgesteld tarief.

  • 3. De tarieven, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister; het bepaalde in artikel 24, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De behandeling van een aanvraag tot erkenning kan door de ijkinstelling worden geweigerd of beëindigd, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn financiële verplichtingen jegens de ijkinstelling met betrekking tot die aanvraag of met betrekking tot kosten als in het tweede lid bedoeld of niet voldoet aan een verzoek van de ijkinstelling tot betaling vooraf van het bedrag, verschuldigd voor de behandeling van de aanvraag, of tot het stellen van zekerheid voor de betaling van dat bedrag dan wel tot betaling van een voorschot op bedoeld bedrag.

Artikel 26g

  • 1. De ijkinstelling kan de erkenning intrekken, indien de ijkbevoegde:

    a. daarom verzoekt;

    b. de werkzaamheden waarop de hem verleende erkenning betrekking heeft, niet naar behoren verricht;

    c. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen;

    d. handelt in strijd met de aan de erkenning verbonden voorschriften;

    e. voorwerpen waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven en met betrekking waartoe hem geen erkenning is verleend, voorziet van krachtens deze wet vastgestelde ijkmerken of afkeuringsmerken of ten aanzien van die voorwerpen een verklaring als bedoeld in artikel 13, tweede lid, afgeeft;

    f. op voorwerpen, waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven en die binnen de grenzen van zijn bevoegdheid ingevolge artikel 13, eerste lid, van een of meer ijkmerken moeten worden voorzien, een kenmerk aanbrengt, dat ingevolge artikel 26b, derde lid, voor een ander is vastgesteld;

    g. het bij of krachtens deze wet bepaalde niet naleeft;

    h. maten, gewichten, meet- of weegwerktuigen of meetinstrumenten voorziet van valse of vervalste ijkmerken.

  • 2. De ijkinstelling doet van een besluit tot intrekking van de erkenning mededeling door plaatsing in de Staatscourant.

§ 5a. Aanwijzingen en regelen omtrent werkwijze

Artikel 27

  • 1. De ijkinstelling neemt bij de uitoefening van haar taak algemene aanwijzingen in acht, die door Onze Minister in verband met de uitvoering van een bindend, door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, worden gegeven.

  • 2. Ten aanzien van de ijkbevoegden en met betrekking tot de uitoefening van hun bevoegdheden is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

Onze Minister kan regelen stellen omtrent de werkwijze die moet worden gevolgd door:

a. de ijkinstelling bij het verrichten van de werkzaamheden, voortvloeiende uit het bij of krachtens de artikelen 10 tot en met 18 en 21a bepaalde en van de onderzoeken, voortvloeiende uit artikel 29c;

b. de ijkbevoegden bij het verrichten van werkzaamheden, voortvloeiend uit hun erkenning.

§ 5b. Toezicht op de naleving

Artikel 29

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 5, 5b tot en met 14, 16 tot en met 21c, 26, 26a, 26b, tweede lid, 26c, 26d tot en met 26f, 27, tweede lid, en 28, eerste lid, onder b, bepaalde zijn belast de werknemers van de ijkinstelling, die daartoe door deze zijn aangewezen.

  • 2. Onze Minister kan, indien de wijze van uitoefening van het toezicht door een aangewezen werknemer daartoe naar zijn oordeel aanleiding geeft, bepalen dat een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid dient te worden ingetrokken.

  • 3. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, alsmede een intrekking daarvan worden door de ijkinstelling aan Onze Minister medegedeeld en in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 29a

  • 1. Onze Minister kan de ijkinstelling aanwijzingen geven ten aanzien van de uitoefening van het toezicht door de toezichthouders.

  • 2. De ijkinstelling draagt er zorg voor, dat de toezichthouders bij het toezicht rekening houden met bevindingen van ter zake kundige natuurlijke personen en rechtspersonen, die in de uitoefening van een beroep of bedrijf meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten controleren of onderhouden.

Artikel 29b

De toezichthouders zijn bevoegd alle plaatsen, aangewezen bij of krachtens de artikelen 7, eerste en derde lid, 8, derde lid, 11a, tweede lid, 20, derde lid, 21, tweede lid, en 21a, eerste lid, en alle plaatsen waar ijkbevoegden in de uitoefening van een beroep of bedrijf werkzaamheden als omschreven in artikel 26 verrichten, te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

Artikel 29c

  • 1. De toezichthouders zijn bevoegd, voor zover zulks redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, tot het onderzoeken van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten en, voor zover daarvoor bij of krachtens artikel 21a regelen zijn gesteld, van afzonderlijke onderdelen daarvan en hulpinrichtingen daarvoor, alsmede van modellen van vorenbedoelde voorwerpen en van hetgeen met betrekking tot goedgekeurde modellen van die voorwerpen krachtens artikel 21a ter beschikking van de ijkinstelling moet worden gesteld of gehouden. Ten behoeve van zodanig onderzoek kunnen zij verpakkingen openen dan wel vorderen dat deze verpakkingen worden geopend.

  • 2. De toezichthouders zijn bevoegd maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen en meetinstrumenten waarvoor bij of krachtens artikel 6 voorschriften zijn gegeven en die bij het onderzoek niet aan die voorschriften blijken te voldoen, van een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen afkeuringsmerk te voorzien.

Artikel 29d

In het in artikel 29b bedoelde geval zijn de toezichthouders bevoegd kasten en laden en andere dergelijke bergplaatsen te openen, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 29e

De toezichthouders zijn bevoegd inzage te vorderen van boeken en andere zakelijke bescheiden, voor zover zulks naar hun redelijk oordeel nodig is voor de vervulling van hun taak. Zij kunnen ten einde afschriften te maken voor korte tijd afgifte vorderen.

Artikel 29f

  • 1. De toezichthouders zijn bevoegd een ieder om inlichtingen te vragen die zij voor de vervulling van hun taak nodig achten.

  • 2. Degene aan wie ingevolge het eerste lid inlichtingen worden gevraagd, is verplicht deze te verschaffen.

  • 3. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.

Artikel 29g

  • 1. Een ieder is verplicht de toezichthouders desverlangd alle medewerking te verschaffen die zij redelijkerwijs bij de uitoefening van hun bevoegdheden nodig kunnen achten.

  • 2. Wanneer de verplichting tot medewerking in onvoldoende mate is nageleefd, kunnen op kosten van de nalatige de nodige maatregelen worden getroffen.

§ 5c. Informatie

Artikel 29h

  • 1. Onze Minister kan van de ijkinstelling de inlichtingen verlangen, die hij nodig acht voor de uitvoering van deze wet.

  • 2. De ijkinstelling is verplicht de ingevolge het eerste lid verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken op de door Onze Minister aan te geven wijze en binnen de door deze te bepalen termijn.

§ 5e. Beroep

Artikel 29j

Indien door de ijkinstelling of door een ijkbevoegde bij een vorm van onderzoek, vastgesteld bij of krachtens deze wet, bij een keuring of herkeuring van een voorwerp daaraan de goedkeuring niet wordt verleend of indien niet overeenkomstig een verzoek, gedaan ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt beslist dan wel indien bij een onderzoek als in de artikelen 16, eerste lid, of 29c bedoeld een voorwerp, al dan niet onder het aanbrengen van een afkeuringsmerk, wordt bevonden niet aan de daarvoor bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften te voldoen, wordt daarvan, voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, door respectievelijk de ijkinstelling en de ijkbevoegde aan de betrokkene onder opgave van redenen mededeling gedaan en geschiedt die mededeling alleen schriftelijk, voor zover de betrokkene daarom uitdrukkelijk vraagt.

Artikel 29k

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30

Maten en gewichten, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van een geldig goedkeuringsmerk zijn voorzien, worden geacht krachtens deze wet te zijn goedgekeurd. Zij worden, wanneer zij niet met deze wet of Onze ter uitvoering daarvan genomen besluiten in overeenstemming zijn, niettemin na de in artikel 11 bedoelde herkeuring goedgekeurd, mits zij voldoen aan de bij of krachtens de IJkwet (Stb. 1989, 10) gestelde eisen. Op de aldus goedgekeurde voorwerpen is het bepaalde in de artikelen 7, eerste lid, onder b, en 8, eerste lid, onder b, niet van toepassing.

Artikel 31

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de krachtens de IJkwet (Stb. 1989, 10) vastgestelde regels en andere besluiten op deze wet.

Artikel 32

De IJkwet (Stb. 1989, 10) wordt ingetrokken.

Artikel 33

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 34

Deze wet wordt aangehaald als: IJkwet.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 december 1997

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1997/98, 25 625.

Handelingen II 1997/98, blz. 1541.

Kamerstukken I 1997/98, 25 625 (118).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 2 december 1997.

Naar boven