Besluit van 10 december 1997, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 december 1997, nr. MJZ 97579280, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 32 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen 7, 9, 10, tweede lid, 11 tot en met 16, 21, 22 en 24 tot en met 29 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming treden in werking met ingang van 1 januari 1999.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 december 1997

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer a.i.,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge artikel 32 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming treedt dit besluit in werking met ingang van 1 januari 1998 of op een ander bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Een aantal bepalingen van het besluit is reeds met ingang van 1 januari 1996 in werking getreden (Stb. 95, 614). De overige bepalingen treden in werking per 1 januari 1999.

De reden hiervan is dat een aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie ex ante niet vóór 1 januari 1998 afgerond kan zijn, maar ook dat ondermeer uit de eerste signalen van de in voorbereiding zijnde ex ante evaluatie van het Bouwstoffenbesluit blijkt dat de andere overheden meer tijd nodig hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe taken. Verder blijkt er, voorafgaand aan het volledig in werking treden, grote behoefte aan extra voorlichting en ondersteunend instrumentarium voor de handhaving. Tevens geeft dit uitstel het bedrijfsleven de tijd om de opgelopen achterstand bij de certificering van bouwstoffen in te lopen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Naar boven