Wet van 23 januari 1997 tot verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de werkingsduur van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing met een jaar te verlengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 43, eerste lid, tweede volzin, van de > Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing1 komt te luiden: De wet vervalt met ingang van 1 januari 1998, tenzij voor dit tijdstip een voorstel tot wijziging van artikel 43 bij de Staten-Generaal is ingediend.

ARTIKEL II

Artikel 22, tweede lid, van de Welzijnswet 19942 komt als volgt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 12 in werking op het tijdstip waarop de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing vervalt.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 november 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing (Kamerstukken II, 24 504) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 43a als volgt te luiden:

Artikel 43a

  • 1. In afwijking van artikel 43, eerste lid, tweede volzin, blijven de artikelen 9, 10, eerste lid, en 12, eerste lid, na 1 januari 1998 van toepassing, met dien verstande dat indien Onze Minister een besluit neemt als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 12, eerste lid, het bedrag waarop het besluit betrekking heeft wordt teruggevorderd. Indien Onze Minister in 1997 een besluit heeft genomen krachtens de artikelen 10 en 12, wordt het bedrag waarop het besluit betrekking heeft na 1 januari 1998 teruggevorderd.

  • 2. Indien het gemeentebestuur op 1 januari 1998 onderscheidenlijk 1 januari 1999 niet of niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de bijdragen over de jaren 1996 onderscheidenlijk 1997, kan Onze Minister twintig procent van elk van deze bijdragen terugvorderen.

  • 3. Indien een gemeentebestuur in overeenstemming met artikel 8 op 1 januari 1998 een bedrag heeft gereserveerd, wordt dit bedrag in 1998 besteed aan sociale vernieuwing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1996, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 januari 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Uitgegeven de twintigste februari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1996, 274.

XNoot
2

Stb. 1994, gewijzigd bij de wet van 26 september 1996, St. 478.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 1996/97, 24 867.

Handelingen II 1996/97, blz. 3071.

Kamerstukken I 1996/97, 24 867 (123, 123a).

Handelingen I 1996/97, blz. 540.

Naar boven