Wet van 11 december 1997 tot wijziging van de Politiewet 1993 en de LSOP-wet in verband met de invoering van een inspectiefunctie op rijksniveau en de invoering van een stelsel van kwaliteitszorg bij de politie, alsmede enkele aanpassingen van deze en andere wetten van technische aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Politiewet 1993 en de LSOP-wet te wijzigen in verband met de invoering van inspectiefunctie op rijksniveau en de invoering van een stelsel van kwaliteitszorg bij de politie, alsmede enkele aanpassingen van deze en andere wetten van technische aard;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Politiewet 19931 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, worden voor de onderdelen «regio», «regionale college», «korpsbeheerder», «korpschef», «commissaris van de Koning», «procureur-generaal» en «taken ten dienste van de justitie» achtereenvolgend geplaatst: «a.», «b.», «c.», «d.», «e.», «f.» en «g.».

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «Tevens zijn ambtenaar van politie» vervangen door: Onder ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, worden mede begrepen.

C

Aan artikel 9 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De ambtenaren die door Onze Minister van Justitie zijn aangewezen voor het vervoer van rechtens van hun vrijheid beroofde personen, kunnen de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, uitoefenen, dan wel de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, treffen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de voorkoming van het zich onttrekken van de te vervoeren persoon aan het op hem uitgeoefende toezicht. De eerste volzin is van toepassing voor zover de rechtens van hun vrijheid beroofde personen zijn ondergebracht bij de politie of de Koninklijke marechaussee.

D

Artikel 21, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt de volgende volzin toegevoegd:

Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken kunnen regels worden gegeven over de overgang van personeel, vermogensrechten, rechtsgedingen of andere rechten en verplichtingen, alsmede over de overgang van archieven indien een wijziging van de grenzen van de regio's daartoe aanleiding geeft.

2. In het tweede lid wordt na «als bedoeld in het eerste lid» ingevoegd:, tweede volzin,.

E

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «bijzondere ambtenaren van politie» toegevoegd: en ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister van Justitie is belast met het beheer van de ambtenaren van politie, bedoeld in het eerste lid. Deze ambtenaren van politie worden, onverminderd artikel 52, benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door Onze Minister van Justitie.

F

Artikel 45, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen 203, 205 tot en met 211 en 260 tot en met 263 van de Gemeentewet zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

G

Het opschrift van Hoofdstuk VIII komt te luiden:

HOOFDSTUK VIII. BEHEERSBEVOEGDHEDEN, INSPECTIEFUNCTIE EN KWALITEITSZORG OP RIJKSNIVEAU

In artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 1993 wordt «de in de artikel 45» vervangen door: de in artikel 45.

I

Na artikel 53 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, die als volgt luiden:

Artikel 53a

  • 1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken heeft met het oog op een goede taakuitvoering door de politie en een doelmatig en effectief beheer van de politiekorpsen de bevoegdheid tot:

    a. het toetsen van de wijze waarop de beheerders van de politiekorpsen voorzien in de kwaliteit van de taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politie;

    b. het toetsen van specifieke onderdelen van de taakuitvoering dan wel het beheer van de politie;

    c. het verrichten van onderzoek, indien daar in bijzondere gevallen reden toe is, naar ingrijpende gebeurtenissen waarbij de politie betrokken is.

  • 2. De werkzaamheden die in het kader van het eerste lid, onder a en b, worden uitgevoerd, worden jaarlijks door Onze Minister van Binnenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Justitie vastgesteld.

  • 3. De bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, onder c, komt eveneens toe aan Onze Minister van Justitie, indien de ingrijpende gebeurtenissen betrekking hebben op de taakuitvoering door de politie in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel de taken ten dienste van de justitie.

  • 4. De bevoegdheid genoemd in het eerste lid, onder c, en in het derde lid, wordt niet uitgeoefend dan na overleg met respectievelijk Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

  • 5. Er is een Inspectie voor de politie. Onze Minister van Binnenlandse Zaken wijst na overleg met Onze Minister van Justitie de ambtenaren van de Inspectie voor de politie aan. De Inspectie voor de politie is, onder het gezag van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, belast met de werkzaamheden die in het kader van het eerste lid worden uitgevoerd, en onder het gezag van Onze Minister van Justitie, tevens belast met de werkzaamheden die in het kader van het derde lid worden uitgevoerd. De Inspectie voor de politie rapporteert, gevraagd of ongevraagd, rechtstreeks aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie. De artikelen 5:12 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren van de Inspectie voor de politie.

  • 6. De beheerders van de politiekorpsen verlenen Onze Minister van Binnenlandse Zaken respectievelijk Onze Minister van Justitie de door deze verlangde ondersteuning bij de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van het eerste lid.

Artikel 53b

Onze Minister van Binnenlandse Zaken zendt jaarlijks een verslag van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, aan de Staten-Generaal.

Artikel 53c

De beheerders van de politiekorpsen verstrekken aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken alle informatie over de wijze waarop zij zorg dragen voor de kwaliteit van hun taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politiekorpsen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Justitie kunnen regels worden gegeven over het in de vorige volzin bepaalde, alsmede over de wijze waarop de beheerders van politiekorpsen zorg dragen voor de kwaliteit van hun taakuitvoering, de resultaten en het beheer van de politiekorpsen.

J

In de artikelen 28, eerste lid, 31, 39, tweede lid, 41, eerste lid, eerste volzin, wordt telkens «en het beleidsplan» vervangen door: , het beleidsplan en het jaarverslag.

ARTIKEL II

De LSOP-wet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, vierde lid, wordt «De in het eerste lid, onder c, bedoelde ambtenaren worden benoemd en ontslagen door de directie» vervangen door: De in het eerste lid, onder c, bedoelde ambtenaren worden benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door de directie.

B

Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

De artikelen 53a tot en met 53c van de Politiewet 1993 zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

In artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht3 wordt «een door dat hoofd aangewezen ambtenaar» vervangen door: een door die burgemeester aangewezen ambtenaar.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafvordering4 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 68, tweede lid, vervalt «een vordering krachtens artikel 249, tweede lid, dan wel» en «de vordering of».

B

In artikel 84, eerste lid, wordt «waartoe die plaats behoort» vervangen door «waartoe de plaats behoort waar de verdachte zich bevindt» en «beide laatstgenoemde ambtenaren» door «laatstgenoemde ambtenaar».

C

Aan artikel 124 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Met de dienst der gerechten zijn belast ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel andere ambtenaren of functionarissen, voor zover die ambtenaren of functionarissen door Onze Minister van Justitie zijn aangewezen. Deze ambtenaren of functionarissen nemen de aanwijzingen in acht van de voorzitter van het college, de rechter of de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid.

D

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «de buitengewoon opsporingsambtenaar» vervangen door: de buitengewoon opsporingsambtenaren.

2. In het vijfde lid wordt «De beschikking, waarbij» vervangen door: De beschikking waarbij.

E

Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:

1. De leden worden genummerd.

2. In het eerste lid komt de zinsnede na «in overeenstemming met» te luiden: de bepalingen van de Politiewet 1993 buiten dat grondgebied hun taak vervullen.

3. In het tweede lid wordt voor «de politie» ingevoegd: van.

F

Artikel 265, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: Geschiedt de betekening van de dagvaarding op de wijze als is voorzien in artikel 587, tweede lid, dan kan de verdachte in de akte van uitreiking een verklaring, houdende zijn toestemming tot verkorting van deze termijnen, doen opnemen;.

G

In artikel 318, tweede lid, tweede volzin, wordt «Artikel 146, tweede en derde lid,» vervangen door: Artikel 146, tweede lid,.

H

Artikel 373, tweede volzin, komt te luiden: De officier van justitie is bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of door een ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een andere ambtenaar of functionaris, voor zover die ambtenaar of functionaris door Onze Minister van Justitie daartoe is aangewezen, mondeling te doen oproepen om te verschijnen voor de politierechter.

I

In artikel 387, eerste lid, wordt «een een» vervangen door: een.

J

In artikel 564a wordt na «een rechtbank» ingevoegd: en de aangehoudene beweert niet te zijn de persoon tegen wie de last is gericht.

K

Na het nummeren van de leden van artikel 566, wordt het vierde lid vernummerd tot vijfde lid en wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 146, tweede lid, is van toepassing op alle ambtenaren door wie of op wier last de tenuitvoerlegging geschiedt.

ARTIKEL V

In artikel 87, vierde lid, van de Faillissementswet5 wordt «De dienaar der openbare macht» vervangen door: De in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

ARTIKEL VI

In artikel 813, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,6 wordt «dienaar der openbare macht» vervangen door: ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

ARTIKEL VII

In artikel 2, derde lid, onder b, van de Wet persoonsregistraties7 wordt na «de uitvoering van de politietaak, omschreven in artikel 2 van de Politiewet 1993» toegevoegd:, voor zover het niet betreft persoonsregistraties die zijn aangelegd voor de uitvoering van de taken ten dienste van de justitie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 1 en 2, van de Politiewet 1993.

ARTIKEL VIII

De Wet politieregisters8 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Deze wet is niet van toepassing op verzamelingen van persoonsgegevens

a. die zijn aangelegd voor de uitvoering van de taken ten dienste van de justitie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 1 en 2, van de Politiewet 1993;

b. die naar hun aard voor persoonlijk gebruik zijn bestemd.

B

Artikel 15, eerste lid, onder a en b, komt te luiden:

a. leden van het openbaar ministerie, voor zover zij deze behoeven

1. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, dan wel over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, of

2. voor de uitvoering van andere bij of krachtens wet opgedragen taken;

b. de burgemeesters, voor zover zij deze behoeven

1. voor de afgifte omtrent de verklaringen omtrent het gedrag,

2. in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie,

of

3. in het kader van de handhaving van de openbare orde.

ARTIKEL IX

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 december 1997

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 145, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 1997, Stb. 580.

XNoot
2

Stb. 1994, 780, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 1997, Stb. 580.

XNoot
3

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
4

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
5

Stb. 1893, 140, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
6

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

XNoot
7

Stb. 1988, 665, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XNoot
8

Stb. 1990, 414, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 298.

Handelingen II 1996/97, blz. 7241–7248; 7405.

Kamerstukken I 1996/97, 25 298 (350 (herdr.)); 1997/98, 25 298 (99, 99a, 99bherdr.).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 9 december 1997.

Naar boven