Wet van 19 november 1997 tot wijziging van de Wet Infrastructuurfonds in verband met de herindeling van de begroting van het Infrastructuurfonds

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet Infrastructuurfonds aan te passen in verband met de herindeling van de begroting van het Infrastructuurfonds en de reikwijdte van het Infrastructuurfonds uit te breiden met de natte infrastructuur;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet Infrastructuurfonds1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komen de onderdelen d tot en met f te luiden:

d. infrastructuur: alle onroerende voorzieningen ten behoeve van het verkeer en vervoer van personen en goederen en ten behoeve van waterbeheren en waterkeren, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de veiligheid en de bescherming van het milieu;

e. aanleg: aanleg van infrastructuur en verbetering van bestaande infrastructuur voor zover daardoor de effectieve capaciteit of de veiligheid wordt vergroot of wordt bijgedragen aan de bescherming van het milieu;

f. beheer en onderhoud: instandhouding van de gebruiksfunctie van de infrastructuur, met uitzondering van bediening;.

2. In het eerste lid worden na onderdeel f twee onderdelen toegevoegd, luidende:

g. bediening: handelingen nodig voor het gebruik van de infrastructuur en voor het begeleiden van het verkeer;

h. basisinformatie: het inwinnen, bewerken en verspreiden van gegevens nodig voor het beschrijven van de waterstaatkundige toestand van het land, van het verkeer te water, van het wegverkeer en van het railverkeer, met het oog op aanleg en gebruik van infrastructuur.

3. Het tweede lid vervalt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het fonds heeft ten doel:

    a. de financiering en bekostiging van aanleg, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur, welke door het Rijk wordt of zal worden beheerd, alsmede de financiering en bekostiging van daarmee samenhangende basisinformatie en

    b. de financiering en bekostiging van aanleg en beheer en onderhoud van infrastructuur, welke niet door het Rijk wordt of zal worden beheerd.

C

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van artikel 5, vijfde lid, van de Comptabiliteitswet kunnen de ramingen met betrekking tot personeel en materieel ten behoeve van de infrastructuur die wordt gefinancierd en bekostigd uit het fonds, per hoofdbeleidsterrein worden opgenomen in andere begrotingsartikelen dan die voor «personeel en materieel».

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «De verdeling van de middelen van het fonds» ingevoegd: ten behoeve van het verkeer en vervoer.

2. In het vierde lid wordt in de eerste en in de tweede volzin telkens na «infrastructuur» ingevoegd: ten behoeve van het verkeer en vervoer.

3. In het vijfde lid wordt na «het voorafgaande jaar» ingevoegd: , voor zover het betreft infrastructuur ten behoeve van het verkeer en vervoer.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ten laste van het fonds komen de uitgaven ten behoeve van aanleg, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur, welke door het Rijk wordt of zal worden beheerd alsmede de uitgaven ten behoeve van daarmee samenhangende basisinformatie.

2. In het tweede en derde lid wordt «investeringen in en onderhoud» vervangen door: aanleg en beheer en onderhoud.

3. Onder vernummering van de leden 5 tot en met 9 tot 6 tot en met 10 wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidend:

  • 5. Uit het fonds kunnen voorts subsidies worden verstrekt op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te geven andere wetten en subsidieregelingen.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt «de investeringen» vervangen door: het bedrag gemoeid met aanleg. Voorts wordt «het achtste lid» vervangen door: het negende lid.

F

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «het verstrekken van een bijdrage» ingevoegd: ten behoeve van het verkeer of vervoer.

2. In het tweede lid wordt na «voor projecten» ingevoegd: ten behoeve van het verkeer of vervoer.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 21 augustus 1997 ingediende voorstel van wet Aanpassingswet van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet derde tranche Awb II)2 eerder of gelijk in werking treedt met het onderhavige voorstel van wet, komen de artikelen 1, 8 en 10 van de Wet Infrastructuurfonds als volgt te luiden:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. fonds: Infrastructuurfonds, bedoeld in artikel 2;

c. meerjarenprogramma: het in artikel 4 bedoelde Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport;

d. infrastructuur: alle onroerende voorzieningen ten behoeve van het verkeer en vervoer van personen en goederen en ten behoeve van waterbeheren en waterkeren, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de veiligheid en de bescherming van het milieu;

e. aanleg: aanleg van infrastructuur en verbetering van bestaande infrastructuur voor zover daardoor de effectieve capaciteit of de veiligheid wordt vergroot of wordt bijgedragen aan de bescherming van het milieu;

f. beheer en onderhoud: instandhouding van de gebruiksfunctie van de infrastructuur, met uitzondering van de bediening;

g. bediening: handelingen nodig voor het gebruik van de infrastructuur en voor het begeleiden van het verkeer;

h. basisinformatie: het inwinnen, bewerken en verspreiden van gegevens nodig voor het beschrijven van de waterstaatkundige toestand van het land, van het verkeer te water, van het wegverkeer en van het railverkeer, met het oog op aanleg en gebruik van infrastructuur;

i. regionaal openbaar lichaam: krachtens de Kaderwet bestuur in verandering ingesteld regionaal openbaar lichaam;

j. intermodaal vervoer: vervoer van goederen in de aangeboden laadeenheid door middel van twee of meer vervoersmodaliteiten.

Artikel 8

  • 1. Ten laste van het fonds komen de uitgaven ten behoeve van aanleg, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur, welke door het Rijk wordt of zal worden beheerd alsmede de uitgaven ten behoeve van daarmee samenhangende basisinformatie.

  • 2. Uit het fonds kunnen subsidies worden verstrekt aan:

    a. provincies,

    b. gemeenten,

    c. regionale openbare lichamen,

    d. waterschappen,

    e. andere publiekrechtelijke rechtspersonen, of

    f. privaatrechtelijke rechtspersonen,

    ten behoeve van aanleg en beheer en onderhoud van infrastructuur, welke door hen wordt of zal worden beheerd.

  • 3. Ten laste van het fonds kunnen uitgaven en subsidies worden gebracht ten behoeve van aanleg en beheer en onderhoud van infrastructurele werken buiten Nederland doch binnen Europa.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven voor welke categorieën of onderdelen van infrastructuur in ieder geval een uitgave kan worden gedaan of een subsidie kan worden verstrekt.

  • 5. Uit het fonds kunnen voorts subsidies worden verstrekt op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te geven andere wetten of ministeriële regelingen.

  • 6. Ten laste van het fonds komen voorts overige uitgaven.

  • 7. Ten laste van de begroting van het fonds van enig jaar wordt het nadelige saldo van het fonds van het voorafgaande jaar gebracht.

  • 8. Ten laste van het fonds kunnen subsidies in de vorm van garanties worden verstrekt ten behoeve van leningen, aan te gaan door in het tweede lid, onderdelen e en f bedoelde rechtspersonen.

  • 9. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat uit het fonds geen uitgaven kunnen worden gedaan of subsidies worden verstrekt met betrekking tot bepaalde categorieën of onderdelen van infrastructuur of met betrekking tot bepaalde soorten kosten van categorieën of onderdelen van infrastructuur.

  • 10. Uit het fonds worden geen uitgaven gedaan of subsidies verstrekt ten behoeve van:

    a. pijpleidingen;

    b. militaire doeleinden;

    c. culturele doeleinden, behoudens het algemene rijksbeleid om een bepaald promillage van het bedrag gemoeid met aanleg te besteden aan kunstwerken. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het negende lid, worden terzake nadere regels gesteld.

  • 11. Uit het fonds worden voorts geen uitgaven gedaan of subsidies verstrekt ten behoeve van:

    a. aanleg en beheer en onderhoud van zeehavens en luchthavens;

    b. zeehaveninfrastructuur, anders dan met het oog op stimulering van kustvaart, binnenvaart, spoorvervoer of intermodaal vervoer voor zover tenminste één van de in dit onderdeel genoemde vervoersmodaliteiten is betrokken;

    c. luchthaveninfrastructuur anders dan met het oog op stimulering van intermodaal vervoer voor zover tenminste één van de in onderdeel b genoemde vervoersmodaliteiten is betrokken.

Artikel 10

  • 1. Onze Minister beslist over het doen van een uitgave of het verstrekken van een subsidie ten behoeve van het verkeer of vervoer onder inachtneming van het geldende meerjarenprogramma.

  • 2. Verplichtingen ten laste van het fonds voor projecten ten behoeve van het verkeer en vervoer die niet als zodanig voor het kalenderjaar zijn voorzien in het meerjarenprogramma, niet zijnde een krachtens artikel 8, tweede lid, juncto artikel 9 verleende bijdrage worden niet eerder aangegaan dan nadat de Staten-Generaal van zodanig voornemen op de hoogte zijn gebracht, voorzover het gaat om verplichtingen groter dan f 10 miljoen, inclusief de onvermijdelijke doorwerking van die verplichting naar latere jaren.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 19 november 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de achttiende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1993, 319, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 1997, Stb. 580.

XNoot
2

Stb. 1997, 580.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 329.

Handelingen II 1997/98, blz. 1045.

Kamerstukken I 1997/98, 25 329 (79, 79a).

Handelingen I 1997/98, blz. 180.

Naar boven