Wet van 30 januari 1997 tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (invulling begrip pensioentoezegging)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is wijziging aan te brengen in de Pensioen- en spaarfondsenwet teneinde invulling te kunnen geven aan het begrip toezegging omtrent pensioen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Aan artikel 2 van de >Pensioen- en spaarfondsenwet1 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 8. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het begrip «toezegging omtrent pensioen», bedoeld in het eerste lid. Daarbij kunnen vrijwillige pensioenvoorzieningen onderscheidenlijk deelnemingen in een pensioenfonds of pensioenregeling, anders dan bedoeld in het negende en tiende lid, worden gelijkgesteld met pensioenvoorzieningen op grond van een toezegging omtrent pensioen onderscheidenlijk deelnemingen ter uitvoering van een toezegging omtrent pensioen.

  • 9. Met pensioenvoorzieningen op grond van een toezegging omtrent pensioen worden gelijkgesteld vrijwillige pensioenvoorzieningen en regelingen als bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdeel a, onder 3° en 4°, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

  • 10. Met deelneming in een pensioenfonds ter uitvoering van een toezegging omtrent pensioen wordt gelijkgesteld deelneming in een bedrijfspensioenfonds op grond van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds.

ARTIKEL II

Pensioenfondsen brengen hun statuten en reglementen binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze wet in overeenstemming met deze wet.

ARTIKEL III

Artikel 2, negende lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet is niet van toepassing op rechten en verplichtingen die verband houden met tijdvakken gelegen voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 30 januari 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de dertiende februari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1981, 18, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 1997, Stb. 63.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1995/96, 24 697.

Handelingen II 1995/96, blz. 7069–7073.

Kamerstukken I 1996/97, 24 697 (65, 65a, 65b, 65c).

Handelingen I 1996/97, blz. 603.

Naar boven