Besluit van 27 november 1997, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 in verband met het invoeren van een regeling voor flexibel pensioen en uittreden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 15 augustus 1997, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nr. EA97/U2515;

Gelet op artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet;

De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1997, No.W04.97.055);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 20 november 1997, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, afdeling Arbeidsvoorwaardenbeleid, nr. EA97/3093;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 87 wordt een nieuw artikel 87a ingevoegd dat als volgt luidt:

Artikel 87a

  • 1. Onder de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel, genoemd in dit artikel, wordt verstaan de overeenkomst, die is aangegaan op grond van artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Onder het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in dit artikel, wordt verstaan het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP.

  • 2. Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, wordt ontslag verleend indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op de in de vorige volzin bedoelde uitkering ontstaat.

  • 3. Op aanvraag van de ambtenaar kan het ontslag, bedoeld in het tweede lid, ook voor een gedeelte van zijn arbeidstijd worden verleend, tenzij het belang van de dienst zich hiertegen verzet. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10% van de omvang van de betrekking.

    Ontslag voor een gedeelte uit een betrekking waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het tweede lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden, bedraagt ten minste 10% van de oorsponkelijke arbeidstijd.

  • 4. Artikel 87, tweede tot en met vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

B. Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel f wordt in het vijfde lid een nieuw onderdeel e ingevoegd, dat luidt als volgt:

e. het derde en vierde lid van artikel 4a niet van toepassing zijn;

2. Er wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, dat als volgt luidt:

  • 6. Het ontslag op grond van het eerste en derde lid, is een ontslag als bedoeld in artikel 87a, tweede lid, indien ten aanzien van het ontslag wordt voldaan aan de in dat artikel bedoelde voorwaarden.

ARTIKEL II

Het Besluit geneeskundige verzorging politie 19942 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:

c. degene die de dienstbetrekking gedeeltelijk als actief dienende voortzet en voor het resterende deel een uitkering in de zin van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel ontvangt;

B. Artikel 9, vierde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

b. voor de deelnemer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c: de som van de bezoldiging en het pensioen;

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 november 1997

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de zestiende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Ten aanzien van de Regeling flexibel pensioen en uittreden (Regeling FPU) is in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid een aantal overeenkomsten ondertekend, te weten:

– de derde overeenkomst tot wijziging van de centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel (Stcrt. 1995, 251, laatste aanvulling in Stcrt. 1996, 249);

– de overeenkomst tot wijziging van de pensioenovereenkomst;

– de overeenkomst inhoudende een tijdelijke regeling ter zake van de af te dragen premie voor het opbouwdeel van het flexibel pensioen en de daarmee verband houdende gevolgen voor het vermogen van de Stichting Pensioenfonds ABP;

– de overeenkomst ter zake van de uitwerking van een regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU-uitwerkingsovereenkomst), met daarbij gevoegd een tekst tot wijziging van het reglement, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de centrale vut-overeenkomst.

Hiermee is, met de wijziging terzake van de statuten van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel en de Stichting Pensioenfonds ABP, de basis gelegd voor het invoeren van een flexibel pensioen voor het totale overheidspersoneel. Tevens is hierin vastgelegd op welke wijze een dergelijk pensioen kan worden toegekend, alsmede de financiering hiervan.

Door middel van het onderhavige besluit worden de consequenties van de invoering van de Regeling FPU voor politieambtenaren in het Besluit algemene rechtspositie (Barp) en het Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 (Besluit GVP) neergelegd.

De Regeling FPU maakt het voor ambtenaren mogelijk op de spilleeftijd van 62 jaar vrijwillig uit te treden tegen een uitkeringspercentage van 70%.

Ook is het mogelijk om vanaf 55 jaar – tegen een lager uitkeringspercentage – geheel of gedeeltelijk gebruik te maken van de Regeling FPU.

Binnen de sector Politie geldt thans dat aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en de ambtenaar, werkzaam bij het LSOP, die een door het bevoegd gezag aangewezen functie vervult waaraan een leeftijdsgrens is verbonden, alsmede aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, op zestigjarige leeftijd eervol ontslag wordt verleend met recht op een uitkering op grond van de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag (FLO-ontslag).

In het onderhandelaarsakkoord bij het tot stand komen van de Regeling FPU is ten aanzien van het functioneel leeftijdsontslag afgesproken dat FLO-functies onder het systeem van flexibel vervroegd uittreden worden gebracht conform de volgende aanbevelingen:

1. FLO-ontslag is FPU-ontslag. De FPU gaat dus gelijktijdig in met het FLO.

2. De FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering. De FPU-uitkering wordt conform de daarvoor geldende regels berekend. Dit betekent dat op het moment dat recht bestaat op FLO, de FLO-uitkering als volgt wordt berekend: FLO-uitkering -/-FPU-recht op FLO-leeftijd = nieuwe FLO-uitkering.

3. De pensioenopbouw voor het ouderdoms- en nabestaanden-pensioen blijft behouden, met dien verstande dat de pensioenopbouw vanaf 62-jarige leeftijd geschiedt op basis van artikel 16.1 van het Pensioenreglement.

4. De eventueel vrijvallende FLO-middelen zijn onderwerp van sectoraal overleg.

Het bovenstaande heeft tot de volgende wijzigingen geleid:

1. In een nieuw artikel 87a van het Barp is het FPU-ontslag neergelegd.

2. In een nieuw zesde lid van artikel 88 van het Barp is opgenomen dat FLO-ontslag wordt aangemerkt als FPU-ontslag.

3. De bedoelde aanbeveling inzake de pensioenopbouw is overgenomen in de FPU-regelingen. Hierbij wordt nog het volgende opgemerkt.

Op grond van artikel 2.4 van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP is pensioenopbouw na het bereiken van de 62-jarige leeftijd voor niet-actieve ambtenaren slechts mogelijk op vrijwillige basis. In de sector Politie is echter afgesproken dat FLO-gerechtigden de mogelijkheid hebben ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar, hun pensioenopbouw voor de helft voort te zetten zonder dat dit voor betrokkenen meer kosten met zich brengt dan in de situatie dat zij nog niet de leeftijd van 62 jaar hadden bereikt. In een nieuw artikel 4b in de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag is daartoe een grondslag opgenomen.

Verder leidt het vorenstaande tot een aantal (technische) wijzigingen in het Besluit GVP. De Regeling FPU heeft overigens geen gevolgen voor het GVP-deelnemerschap, ook niet voor FLO-gerechtigden; men kan GVP-deelnemer blijven.

Met de politievakorganisaties is over het concept-besluit overleg gevoerd en zij hebben hiermee ingestemd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Het tweede lid van het nieuwe artikel 87a van het Barp biedt de grondslag voor ontslag met toepassing van de regeling FPU. Het derde lid schept de mogelijkheid om niet voor de volledige arbeidstijd gebruik te maken van de regeling FPU (deeltijd-FPU).

Artikel I, onderdeel B

In het nieuwe zesde lid van artikel 88 wordt bepaald dat FLO-ontslag als FPU-ontslag wordt aangemerkt. In het eerste en tweede lid van een nieuw artikel 4a in de Regeling FLO wordt de samenloop van de uitkeringen uit zowel het FPU-ontslag als het FLO-ontslag geregeld. Laatstgenoemd artikel is een uitwerking van de aanbeveling dat de FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering.

In het vijfde lid van artikel 88 is opgenomen dat het derde en vierde lid van artikel 4a van de Regeling FLO, waarin wordt bepaald dat degene voor wie door eigen schuld geen FPU-uitkering kan worden ingebouwd, wordt geacht die uitkering voor de berekening van de FLO-uitkering te genieten, niet van toepassing zijn. Met de politievakorganisaties is afgesproken dat het niveau van de FLO-uitkering niet wordt aangetast.

Artikel II, onderdelen A en B

Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel 9 van het Besluit GVP zijn aangepast in verband met de invoering van de FPU-regeling.

Artikel III

De terugwerkende kracht van het besluit tot en met 1 april 1997 houdt verband met de inwerkingtreding van de Regeling FPU met ingang van genoemde datum.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Stb. 1994, 214, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 november 1997, Stb. 538.

XNoot
2

Stb. 1994, 338, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 1998, nr. 7.

Naar boven