Besluit van 26 november 1997, houdende regels inzake de verstrekking van borgstellingen ter zake van kredieten aan het midden- en kleinbedrijf (Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 3 februari 1997, nr. WJA/JZ 97005416;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1997, nr. W10.97.0056);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 19 november 1997, nr. WJA/JZ 97069196;

Hebben goedgevonden en verstaan

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. een kredietinstelling: een kredietinstelling die is ingeschreven in afdeling I, onderafdeling 1, 2, 3, 5 of 6, of afdeling III van het register bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;

b. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die in Nederland een onderneming in stand houdt, niet zijnde een onderneming behorende bij een categorie die bij regeling van Onze Minister is uitgesloten, waarbij niet meer dan een bij regeling van Onze Minister vast te stellen aantal werknemers in dienst is;

c. een meldingslimiet: het maximale bedrag waarvoor een kredietinstelling in een begrotingsjaar kredietovereenkomsten door melding onder de werking van een borgstellingsovereenkomst mag brengen.

Artikel 2

  • 1. Onze Minister verleent op aanvraag aan een kredietinstelling subsidie in de vorm van een borgstelling op met ondernemers te sluiten kredietovereenkomsten.

  • 2. Onze Minister kan op een gezamenlijk ingediende aanvraag aan kredietinstellingen gezamenlijk subsidie in de vorm van een borgstelling verlenen, indien:

    a. alle aanvragers handelen onder dezelfde naam,

    b. alle kredietinstellingen die onder de onder a bedoelde naam handelen als aanvrager optreden en

    c. één en dezelfde rechtspersoon bevoegd is om namens alle aanvragers, zowel voor hen gezamenlijk als voor ieder apart, te voldoen aan de voor hen uit de borgstelling voortvloeiende administratieve verplichtingen jegens de staat.

Artikel 3

  • 1. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling modellen voor de borgstellingsovereenkomsten vast, welke kunnen verschillen naar gelang van de aard van de kredieten waarop zij betrekking hebben. Daarin worden in ieder geval bepalingen opgenomen omtrent de eisen waaraan de kredietovereenkomsten, waarop de borgstellingen betrekking hebben, moeten voldoen.

  • 2. In de borgstellingsovereenkomsten worden de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald en de betaling van de subsidie geregeld.

  • 3. De borgstellingsovereenkomsten bevatten voorts voor de subsidie-ontvanger in ieder geval verplichtingen ter zake van:

    a. de melding van kredietovereenkomsten waarop de borgstelling van toepassing is;

    b. de betaling van een garantieprovisie met inachtneming van een bij regeling van Onze Minister vast te stellen tarief;

    c. het verschaffen van inlichtingen omtrent het beheer van de kredieten;

    d. de terugvordering van de kredieten en de uitwinning van zekerheden;

    e. aanvragen tot betaling van de subsidie.

§ 2. Subsidieplafond en meldingslimieten

Artikel 4

  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks bij ministeriële regeling een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidies als gevolg van de borgstellingen krachtens dit besluit op in een begrotingsjaar gemelde kredietovereenkomsten. Daarbij kan hij afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor verschillende categorieën kredietovereenkomsten, zoals omschreven in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 3.

  • 2. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld door voor iedere kredietinstelling waarmee een borgstellingsovereenkomst is gesloten jaarlijks op aanvraag een of meer meldingslimieten vast te stellen. Voor kredietinstellingen waarmee een gezamenlijke borgstellingsovereenkomst is gesloten worden een of meer gezamenlijke meldingslimieten vastgesteld.

  • 3. Bij de vaststelling van een meldingslimiet neemt Onze Minister in aanmerking het aandeel van de betrokken kredietinstelling of kredietinstellingen in de kredietverlening aan ondernemers.

Artikel 5

Een aanvraag wordt ingediend vóór 1 september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de gevraagde meldingslimiet betrekking heeft.

Artikel 6

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

Artikel 7

Onze Minister geeft op de aanvraag een beschikking voor 1 januari van het jaar waarop de meldingslimiet betrekking heeft.

§ 3. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 8

Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat door Onze Minister wordt vastgesteld. Onze Minister kan bij ministeriële regeling hiervan vrijstelling verlenen.

Artikel 9

Onze Minister geeft op de aanvraag een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 10

  • 1. Een beschikking tot subsidieverlening houdt het aanbod in om een borgstellingsovereenkomst te sluiten overeenkomstig een model, dat bij de beschikking wordt gevoegd.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt geen bedrag vermeld, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

  • 1. Het Besluit borgstelling MKB-kredieten wordt ingetrokken.

  • 2. In afwijking van artikel 2 doet Onze Minister aan kredietinstellingen voor welke op het tijdstip van inwerkingtreden van dit besluit een borgstellingsovereenkomst op grond van het Besluit borgstelling MKB-kredieten geldt, ook zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend, onverwijld een aanbod tot het sluiten van een soortgelijke borgstellingsovereenkomst, overeenkomstig het van toepassing zijnde, bij regeling van Onze Minister vastgestelde model.

  • 3. Voor zover in 1997 op grond van het Besluit borgstelling MKB-kredieten een meldingslimiet is vastgesteld voor een kredietinstelling of voor gezamenlijke kredietinstellingen geldt deze meldingslimiet voor de meldingen die in 1998 op grond van dit besluit plaatsvinden.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de Kaderwet EZ-subsidies in werking treedt.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 november 1997

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de negende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Het onderhavige besluit vervangt het Besluit borgstelling MKB-kredieten. Daarmee wordt het beleid voortgezet om kredietinstellingen in staat te stellen aan ondernemers in het midden- en kleinbedrijf met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven kredieten te verstrekken, die naar normaal bankgebruik niet voor eigen rekening en risico worden verstrekt vanwege een tekort aan zekerheden.

Aanleiding voor het opnieuw vaststellen van het besluit is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalingen bevat over subsidies. Die bepalingen zijn ook van toepassing op borgstellingen als de onderhavige. Tegelijk met het inwerkingtreden van de derde tranche van de Awb zal de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ worden vervangen door de Kaderwet EZ-subsidies. Het besluit is dan ook op deze wet gebaseerd. Een en ander heeft geresulteerd in een iets andere opzet van het besluit. Daarbij is het ter uitvoering van de subsidieverlening sluiten van een borgstellingsovereenkomst gehandhaafd. De Algemene wet bestuursrecht laat dat in art. 4:36 toe.

Daarbij wordt uitgegaan van een subsidieverlening in de vorm van een beschikking, gevolgd door het sluiten van een borgstellingsovereenkomst, die in beginsel voor onbepaalde tijd geldt. Er vindt geen voorafgaande toetsing van de door de kredietinstelling te verstrekken kredieten plaats. In de borgstellingsovereenkomst wordt voor de kredietinstelling de verplichting opgenomen om kredieten bij de minister te melden. De borgstelling is alleen van toepassing op in overeenstemming met de borgstellingsovereenkomst gemelde kredieten. Eerst indien de kredietinstelling een beroep doet op de borgstellingsovereenkomst wordt getoetst of bij de verstrekking van het krediet en daarna, gedurende de looptijd van het krediet, is voldaan aan de in de borgstellingsovereenkomst opgenomen bepalingen. Zo'n beroep kan gezien worden als een aanvraag om vaststelling van een deel van de subsidie. Omdat het echter geregeld is in de borgstellingsovereenkomst, zijn ingevolge artikel 4:44, eerste lid, onder c, van de Awb, de bepalingen van de Awb dienaangaande niet van toepassing.

Doordat de staat met de kredietinstellingen privaatrechtelijke overeenkomsten sluit, is met betrekking tot geschillen voortvloeiend uit de uitvoering van deze overeenkomsten de civiele rechter bevoegd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is bevoegd te oordelen over geschillen met betrekking tot beschikkingen, genomen op grond van dit besluit, zoals de beslissing om al dan niet een aanbod tot het sluiten van een borgstellingsovereenkomst te doen en de vaststelling van de meldingslimieten.

ARTIKELEN

Artikel 1

Door de gehanteerde omschrijving komen kredietinstellingen in aanmerking voor het afsluiten van een borgstellingsovereenkomst, indien zij ingevolge artikel 6 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 een vergunning hebben verkregen. Dit kunnen zijn algemene banken, spaarbanken en hypotheekbanken. Effectenbanken zijn uitgesloten. Indien een bijkantoor in Nederland van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onderneming of instelling voldoet aan het bepaalde in artikel 31 Wet toezicht kredietwezen 1992 – en op grond daarvan is ingeschreven in afdeling III van het in artikel 52 van die wet bedoelde register – komt deze ook in aanmerking voor het afsluiten van een borgstellingsovereenkomst met de staat.

Het besluit is gericht op het verlenen door de staat van borgstellingen ten behoeve van door banken te verstrekken kredieten aan ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Daarbij kan in eerste instantie gedacht worden aan ondernemers met ten hoogste 100 werknemers. Dit zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen ook bepaalde typen ondernemingen worden uitgesloten. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om ondernemers die een vrij beroep uitoefenen en voor wie de toetreding in de markt in belangrijke mate wordt beheerst door de overheid, zoals notarissen, gerechtsdeurwaarders en ondernemers in de medische sector die vallen onder het regime van de Wet tarieven gezondheidszorg. Ook valt te denken aan ondernemers die in overwegende mate in de landbouw werkzaam zijn. Met betrekking tot kredieten aan deze ondernemers kan immers een beroep worden gedaan op de Stichting Borgstellingsfonds voor de landbouw. Ten slotte zullen ook kredieten die worden verstrekt aan ondernemers die werkzaam zijn op financieel gebied of op het terrein van onroerende zaken niet voor een borgstelling in aanmerking komen.

Artikel 2

Teneinde aan te sluiten bij hetgeen in het economisch verkeer gebruikelijk is, is ervoor gekozen de subsidie te verlenen in de vorm van een privaatrechtelijke borgstellingsovereenkomst. Dit impliceert dat al hetgeen de omvang van de borgstelling en de rechten en verplichtingen van de borg en de kredietinstelling betreft zullen worden geregeld in die overeenkomst. Daarmee is het Burgerlijk Wetboek erop van toepassing en houdt ook de jurisprudentie terzake zijn betekenis.

Artikel 3

Modellen voor de borgstellingsovereenkomsten zullen bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Daarin zullen de eisen worden opgenomen waaraan de door kredietinstellingen met ondernemers in het midden- en kleinbedrijf gesloten kredietovereenkomsten moeten voldoen. Het Besluit borgstelling MKB-kredieten kende twee soorten kredieten: algemene bedrijfskredieten en kredieten die bestemd zijn voor bodemsanering. De mogelijkheid op deze kredieten borgstellingen te verlenen zal onder het onderhavige besluit worden gecontinueerd. Daarnaast biedt het onderhavige besluit een kader waarbinnen, indien daaraan behoefte bestaat, ook op andersoortige kredieten borgstellingen kunnen worden verleend.

De modellen voor de borgstellingsovereenkomsten zullen hetzelfde stramien volgen als die welke als bijlage bij het Besluit borgstelling MKB-kredieten zijn vastgesteld. Dat impliceert dat kredietinstellingen een krediet onder de werking van de borgstellingsovereenkomst kunnen brengen door het op de in de borgstellingsovereenkomst voorgeschreven wijze bij de Minister van Economische Zaken te melden en de verschuldigde provisie te betalen. Kredieten moeten binnen een bepaalde periode na het sluiten van de overeenkomst worden gemeld. In de borgstellingsovereenkomsten kan nader worden geregeld welk moment daarbij bepalend is, het tijdstip van acceptatie van de kredietofferte of het tijdstip van de ondertekening van de akte van schuldbekentenis. De keuze daartussen is in beginsel aan de kredietinstelling. In het aanvraagformulier kan de instelling zijn voorkeur hieromtrent aangeven.

Er kan, in afwijking van de regeling omtrent Borgstellingen in het Burgerlijk Wetboek, pas een beroep op de borgstellingsovereenkomst worden gedaan indien vaststaat dat de ondernemer in het midden- en kleinbedrijf de uit hoofde van de kredietovereenkomst aan de kredietinstelling verschuldigde bedragen niet of niet geheel zal kunnen voldoen. De in het algemeen deel van deze toelichting omschreven doelstelling van dit besluit, alsmede het vereiste van een efficiënte besteding van overheidsgelden brengen met zich mee dat de borgstellingen slechts kunnen worden ingeroepen indien de overige mogelijkheden van de kredietinstelling tot het innen van haar vordering op de kredietnemer zijn uitgeput. De kredietinstelling mag derhalve een aanvraag om betaling in principe eerst indienen nadat de uitwinning voltooid is of nadat aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten. Overigens zal de kredietinstelling ook na een beroep op de borgstellingsovereenkomst nog verplicht blijven om zich in te spannen om de vordering, die na betaling door de staat door subrogatie is overgegaan op de staat, te innen.

Om te waarborgen dat de kredietinstelling bij de kredietverstrekking ook zelf risico loopt, waardoor verwacht mag worden dat de beoordeling van de kredietaanvraag volgens de bij de kredietinstelling gebruikelijke commerciële criteria zal geschieden, kan bepaald worden dat de kredietinstelling verplicht is gelijktijdig met het verstrekken van het borgstellingskrediet een ander krediet – van een in de borgstellingsovereenkomst te bepalen omvang – te verstrekken, ten behoeve waarvan de staat geen borgstelling verstrekt.

Artikel 4

Ter verdeling van het subsidieplafond stelt de Minister van Economische Zaken jaarlijks meldingslimieten vast. De meldingslimiet geeft het maximale bedrag aan van het totaal van in het betrokken jaar te melden kredietovereenkomsten, onderscheiden naar de verschillende kredietsoorten, die bij ministeriële regeling zijn omschreven, waarop de borgstelling van toepassing zal zijn.

Bij de toepassing van het derde lid worden de marktaandelen van de betrokken kredietinstellingen in de bestaande praktijk zoveel mogelijk benaderd door middel van marktonderzoek. Waar dit onderzoek ten aanzien van kredietinstellingen geen of onbruikbare gegevens oplevert, worden gegevens benut omtrent het gebruik van de borgstellingsovereenkomst in de afgelopen jaren van de desbetreffende kredietinstellingen. Ook kredietinstellingen die in voorgaande jaren geen gebruik hebben gemaakt van een borgstellingsovereenkomst krijgen, als marktonderzoek geen of onbruikbare gegevens oplevert, een minimum-bedrag als meldingslimiet toebedeeld.

Artikelen 6 en 8

Aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij het Ministerie van Economische Zaken, Directie Financiering en Deelnemingen, tel. 070-3797546, telefax 070-3797527. In het aanvraagformulier wordt vermeld welke bescheiden moeten worden meegezonden.

Vooralsnog blijft vereist dat het origineel van een ondertekend aanvraagformulier wordt ingediend. Bij gebreke van een originele handtekening kan de minister er immers niet zeker van zijn, dat de (bevoegde vertegenwoordiger van de) aanvrager de aanvraag heeft ingediend en instaat voor de in de aanvraag verstrekte gegevens. Consequentie hiervan is, dat aanvragen die worden ingediend per telefax of elektronische post niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. Bezien wordt evenwel of er mogelijkheden zijn het indienen van aanvragen langs elektronische weg te omkleden met zodanige waarborgen, dat de daaraan verbonden bezwaren komen te vervallen. Daartoe zullen dan bij ministeriële regeling regelen worden gesteld.

Artikel 10

De gekozen vorm van een borgstelling voor onbepaalde tijd, met jaarlijks vast te stellen meldingslimieten, brengt met zich mee dat noch het bedrag van de subsidie, noch het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld in de beschikking tot subsidieverlening kan worden vermeld. Dat wil niet zeggen dat er geen maximum geldt. Dat vloeit voort uit het totale bedrag van de sedert het sluiten van de borgstellingsovereenkomst voor een kredietinstelling vastgestelde meldingslimieten in combinatie met hetgeen in de borgstellingsovereenkomst is bepaald omtrent de omvang van de borgstelling. In dat verband kan onder meer voorzien worden in een eigen risico van de kredietinstelling. Ook kan de borgstelling per krediet in de tijd beperkt worden door een bepaalde looptijd vast te stellen. Die kan verschillend zijn voor verschillende soorten kredieten.

Artikel 11

Als gevolg van artikel 21 van de in de bijlagen bij het Besluit borgstelling MKB-kredieten opgenomen model-borgstellingsovereenkomsten eindigen de borgstellingsovereenkomsten van rechtswege door de intrekking van het Besluit borgstelling MKB-kredieten. De kredietinstellingen en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf hebben er echter belang bij, dat zij zo snel mogelijk na het inwerkingtreden van het onderhavige besluit kredietovereenkomsten kunnen sluiten, die onder de werking van een borgstelling op grond van dit besluit kunnen worden gebracht. Daarom is bepaald dat kredietinstellingen, als zij op grond van het Besluit borgstelling MKB-kredieten al een borgstellingsovereenkomst met de staat hebben, niet opnieuw een aanvraag hoeven in te dienen. De Minister van Economische Zaken zal tijdig het initiatief nemen hen een aanbod te doen voor een nieuwe overeenkomst. Omdat het daarbij gaat om overeenkomsten die materieel niet zullen afwijken van de oude en omdat het derde lid een voorziening bevat, waardoor niet opnieuw meldingslimieten behoeven te worden vastgesteld, kan aldus de overgang van de oude naar de nieuwe regelgeving betrekkelijk soepel verlopen.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 1998, nr. 7.

Naar boven