Besluit van 25 november 1997 tot wijziging van het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954 (wijziging leges)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 31 oktober 1997, nr. 97066898 WJA/W;

Gelet op artikel 19 van de Vestigingswet Bedrijven 1954;

De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1997, nr. W10.97.0699);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 20 november 1997, nr. 97072322 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 19541 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «f 150,–» vervangen door: f 212,50.

2. In onderdeel b wordt «f 300,–» vervangen door: f 362,50.

3. In onderdeel c wordt «f 350,–» vervangen door: f 412,50.

4. In onderdeel d en e wordt «f 400,–» vervangen door: f 462,50.

5. In onderdeel f wordt «f 500,–» vervangen door: f 562,50.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt «f 150,–» vervangen door: f 212,50.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 november 1997

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de vierde december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge artikel 19 van de Vestigingswet Bedrijven 1954 dient een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag te worden betaald bij het indienen van een aanvraag om een vergunning, een verklaring of een ontheffing op grond van die wet. De desbetreffende bedragen zijn vastgesteld in het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954. Aanvragen om een vergunning, ontheffing of verklaring moeten worden ingediend bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Uitgangspunt bij de financiering van alle taken van de Kamers van Koophandel en Fabrieken is het profijtbeginsel. Zoals is aangegeven in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende regels omtrent de Kamers van Koophandel en Fabrieken, betekent dit dat kosten van producten en diensten zoveel mogelijk worden doorberekend aan de individuele gebruiker (kamerstukken II 1996/97, 25 029, nr. 3, blz. 9). Dit is tevens in overeenstemming met de richtsnoeren die voor het doorberekenen van kosten van overheidsactiviteiten zijn opgenomen in het rapport «Maat houden», dat is opgesteld in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit en waarmee het kabinet heeft ingestemd.

Reeds in de nota van toelichting bij het Algemeen uitvoeringsbesluit Vestigingswet Bedrijven 1954 is opgemerkt dat de bedragen die per 1 januari 1996 in dat besluit zijn opgenomen verre van kostendekkend zijn. Dit is inmiddels ook gebleken uit een desbetreffend onderzoek van de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland. Met de bij dit besluit gewijzigde bedragen worden de verschuldigde vergoedingen uit hoofde van de Vestigingswet Bedrijven 1954 meer in overeenstemming gebracht met de kosten die daadwerkelijk gemoeid zijn met de verleende diensten.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XNoot
1

Stb. 1995, 610, gewijzigd bij besluit van 18 september 1997, Stb. 417.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven