Besluit van 14 november 1997 tot wijziging van het
koninklijk besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen
(Stb. 406) in verband met het continueren van de vrije toegang tot de arbeidsmarkt
van vreemdelingen van wie de krachtens de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning
met daarop de aantekening dat arbeid vrij is toegestaan (tijdelijk) is ingetrokken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 25 september 1997, Directie Arbeidsmarkt, Nr. AM/AAB/97/1827;
Gelet op artikel 3, eerste lid, onder c, van de Wet arbeid vreemdelingen;
De Raad van State gehoord (advies van 16 oktober 1997, No. W12.97.0632);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 10 november 1997, Directie Arbeidsmarkt, Nr. AM/AAB/97/2154;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Na artikel 1a van het koninklijk besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering
van de Wet arbeid vreemdelingen1 wordt een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 1b
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen,
is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling van wie de krachtens
de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning met daarop de aantekening, bedoeld
in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is ingetrokken
en die met instemming van Onze Minister van Justitie in Nederland verblijft
en beschikt over een geldige sticker in het paspoort met de aantekening «arbeid
is vrij toegestaan».
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 14 november 1997
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
Uitgegeven de vierde december 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Op grond van artikel 4 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is het verbod
om een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning te laten werken niet van
toepassing met betrekking tot een vreemdeling die beschikt over een krachtens
de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning, welke is voorzien van een aantekening
van de Minister van Justitie, waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen
zijn verbonden met betrekking tot het verrichten van arbeid. Een dergelijke
aantekening wordt onder andere vermeld op de vergunning van een vreemdeling
die tot Nederland is toegelaten voor verblijf bij de Nederlandse echtgeno(o)t(e)
of partner of een niet-Nederlandse echtgeno(o)t(e) of partner, aan wie arbeid
vrij is toegestaan.
Wordt de relatie verbroken, dan wordt de vergunning met het verblijfsdoel
«verblijf bij partner» ingenomen. Aan de betrokken vreemdeling
wordt dan doorgaans weliswaar toegestaan om in afwachting van de beslissing
op het verzoek om voortgezet verblijf in Nederland te verblijven, maar betrokkene
beschikt niet meer over een krachtens de Vreemdelingenwet afgegeven vergunning
zoals genoemd in artikel 4, eerste lid, Wav. Het gevolg hiervan is dat de
vreemdeling slechts in Nederland arbeid mag verrichten, indien daartoe aan
de werkgever een tewerkstellingsvergunning is verleend. De afgifte van die
vergunning moet aan alle wettelijke weigeringsgronden (o.a. beschikbaarheid
prioriteitgenietend aanbod) worden getoetst, zodat er een reële mogelijkheid
bestaat dat de tewerkstellingsvergunning moet worden geweigerd.
Voor de vreemdelingen die ten tijde van de inname van de verblijfsvergunning
al een werkkring hadden kan dit ongewenste gevolgen hebben. Het weigeren van
de tewerkstellingsvergunning brengt immers met zich mee dat de werkgever,
wil hij zich niet schuldig maken aan illegale tewerkstelling, de vreemdeling
zal moeten ontslaan. Dit ontslag is te meer ongewenst als nadien door de Minister
van Justitie voortgezet verblijf wordt toegestaan. Betrokkene krijgt dan wederom
een verblijfsvergunning met de tekst «arbeid is vrij toegestaan»,
zodat achteraf gezien het ontslag zinloos is geweest.
Daarnaast worden vreemdelingen die ten tijde van de inname van de verblijfsvergunning
geen werkkring hadden, belemmerd in het aanvaarden van een werkkring. Dit
is ongewenst in het geval nadien voortgezet verblijf wordt toegestaan.
Teneinde vorenbedoeld gevolg te voorkomen zal in het kader van de uitvoering
van de Vreemdelingenwet bij inname van de verblijfsvergunning met de aantekening
«arbeid is vrij toegestaan» een sticker in het paspoort aangebracht
worden, waarop eveneens die aantekening is vermeld. Deze sticker (als bedoeld
in D12–1 van de Vreemdelingen-circulaire 1994), in combinatie met de
onderhavige wijziging, brengt met zich mee dat vreemdelingen, al dan niet
in het bezit van een werkkring, die vrij tot de Nederlandse arbeidsmarkt waren
toegelaten en bij het toestaan van voortgezet verblijf wederom vrij tot de
Nederlandse arbeidsmarkt toegelaten zullen worden, gedurende de interimperiode –
de periode waarin zij niet langer over een verblijfsvergunning beschikken,
maar wel in Nederland mogen verblijven in afwachting van de beslissing op
hun verzoek voortgezet verblijf toe te staan – hun vrije toegang tot
de Nederlandse arbeidsmarkt behouden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. P. W. Melkert
XNoot
1Stb. 1995, 406, gewijzigd bij besluit van 21 juni 1997 (Stb. 405).
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.