Besluit van 11 december 1997, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Justitie-subsidies en enkele aanpassingswetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 3 december 1997, Directie Wetgeving, nr. 667205/97/6;

Gelet op artikel VI van de wet van 20 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) (Stb. 333), artikel 58 van de Wet Justitie-subsidies, artikel 2 van hoofdstuk 14 van de Aanpassingswet derde tranche Awb I, artikel 1 van hoofdstuk 11 van de Aanpassingswet derde tranche Awb II en artikel I van hoofdstuk 5 van de Aanpassingswet rijkswetten derde tranche Awb;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 januari 1998 treden in werking:

a. de wet van 20 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 333), met uitzondering van:

1°. artikel 5:12, derde lid, tweede volzin, zoals vastgesteld krachtens artikel I, onderdeel H, van die wet, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2001;

2°. de toepassing van die wet op de in artikel VI, tweede lid, van die wet genoemde wetten;

3°. de toepassing van titel 4.2, zoals vastgesteld krachtens artikel I, onderdeel G, van die wet, op de Mediawet;

b. de Wet Justitie-subsidies;

c. de Aanpassingswet derde tranche Awb I, met dien verstande dat artikel 14 van hoofdstuk 6, in werking treedt op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 18 september 1997 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende voorstel van wet, houdende regels omtrent de waarborg van platina, gouden en zilveren werken (Waarborgwet 1986) (kamerstukken 25 626) nadat het tot wet is verheven in werking treedt, indien dat tijdstip ligt op of na 1 januari 1998;

d. de Aanpassingswet derde tranche Awb II;

e. de Aanpassingswet rijkswetten derde tranche Awb.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 december 1997

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de achttiende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht treedt met de daarbij behorende aanpassingswetgeving op 1 januari 1998 in werking. Het onderhavige besluit zondert evenwel een aantal onderdelen van de inwerkingtreding per 1 januari 1998 uit.

De eerste uitzondering (onderdeel a, sub 1°) betreft artikel 5:12, derde lid, tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht. Hierin is bepaald dat het model van het legitimatiebewijs voor toezichthouders wordt vastgesteld bij regeling van de Minister van Justitie. Zoals reeds werd aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Aanpasssingswet derde tranche Awb I (kamerstukken II 1996/97, 25 280, nr. 3, blz. 35) treedt deze bepaling in werking op 1 januari 2001. Hierdoor worden bestuursorganen in staat gesteld gedurende een overgangsperiode de eigen legitimatiebewijzen te vervangen door legitimatiebewijzen die overeenkomen met het nog vast te stellen model.

De tweede uitzondering (onderdeel a, sub 2° en 3°) betreft het uitstel van de toepassing van de derde tranche als geheel op enkele onderwijswetten en van de toepassing van de subsidietitel (titel 4.2) op de Mediawet. Dit uitstel wordt mogelijk gemaakt door artikel VI, tweede en derde lid, van de wet van 20 juli 1996, Stb. 333, welke bepalingen aan die wet zijn toegevoegd ingevolge hoofdstuk 10, artikel 1, onderdeel C, van de Aanpassingswet derde tranche Awb II. In onderdeel 3 van deel 1 van de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet derde tranche Awb II is ingegaan op de redenen die ten grondslag liggen aan het uitstel van de inwerkingtreding van de derde tranche van de Awb voor wat betreft de onderwijswetgeving (kamerstukken II 1996/97, 25 464, nr. 3, blz. 3). Het uitstel omvat de volgende onderwijswetten: Wet op het basisonderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs, Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, Wet educatie en beroepsonderwijs, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, TNO-wet, Wet op de studiefinanciering, Wet tegemoetkoming studiekosten, Les- en cursusgeldwet, Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en Leerplichtwet 1969. De redenen die ten grondslag liggen aan de uitzondering van het uitstel van de inwerkingtreding van de subsidietitel voor wat betreft de Mediawet zijn uiteengezet in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer inzake de Aanpassingswet derde tranche Awb II (kamerstukken II 1997/98, 25 464, nr. 5, blz. 1). In beide gevallen zal bij koninklijk besluit een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de derde tranche c.q. de subsidietitel voor de toepassing van de desbetreffende wetten in werking treedt.

De derde uitzondering (onderdeel c) betreft een kort uitstel van de inwerkingtreding van de aanpassingen van de Waarborgwet 1986, zoals deze zijn opgenomen in artikel 14 van hoofdstuk 6 van de Aanpassingswet derde tranche Awb I. De Waarborgwet 1986 dient in het kader van de Securitel-hersteloperatie opnieuw te worden vastgesteld. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is thans aanhangig bij de Eerste Kamer (kamerstukken I 1997/98, 25 626, nr. 128). Dit wetsvoorstel gaat echter uit van de huidige tekst van de Waarborgwet 1986, dus zonder de ingevolge de Aanpassingswet derde tranche Awb I aan te brengen wijzigingen. Aangezien de zgn. stand still-periode als bedoeld in richtlijn 83/189/EEG met drie maanden is verlengd, kan dit wetsvoorstel niet voor 1 januari 1998 tot wet worden verheven, maar pas in februari 1998. Om te voorkomen dat alsdan de in de Waarborgwet 1986 aangebrachte aanpassingen aan de derde tranche van de Awb weer ongedaan zouden worden gemaakt, is er voor gekozen om de inwerkingtreding van de aanpassingen tot die tijd uit te stellen. De aanpassingen hebben een zodanig karakter dat dit geen inhoudelijke bezwaren ontmoet.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven