Wet van 13 november 1997, houdende aanpassing van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer aan Richtlijn nr. 91/440 EEG en Verordening (EEG) nr. 1893/91

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer in overeenstemming te brengen met richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991, betreffende de ontwikkeling van de spoorwegondernemingen in de Gemeenschap (PbEG van 24 augustus 1991, nr. L 237), het besluit van het gemengd comité van de EER nr. 7/94 van 21 maart 1994 (PbEG van 28 juni 1994, nr. L 160) en verordening (EEG) nr. 1893/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1991 tot wijziging van de verordening (EEG) nr. 1191/69, betreffende het optreden van de Lid-Staten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PbEG van 29 juni 1991, nr. L 169);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Spoorwegwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, eerste lid, vervalt: , voorzien in art. 8,.

B

Artikel 8 vervalt.

C

Artikel 9, tweede lid, vervalt.

D

Aan hoofdstuk I wordt een artikel toegevoegd, luidend:

Artikel 9a

De artikelen 75, eerste lid, en 186, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gelden niet voor ondernemers van een spoorwegdienst ten aanzien van door hen uitgegeven documenten voor het goederenvervoer.

E

In artikel 18 vervalt: , is art. 8 niet toepasselijk, en.

F

De artikelen 25 en 26 vervallen.

G

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de zinsnede «de voorwaarden voor het vervoer van reizigers en goederen» vervalt: reizigers en.

2. De zinsnede «de behandeling der in de rijtuigen of stations achtergelaten voorwerpen en der onafgehaalde of onbestelbare goederen» wordt vervangen door: de behandeling der onafgehaalde of onbestelbare goederen.

3. In de zinsnede «de tijd waarna die voorwerpen en goederen kunnen verkocht worden, en de wijze waarop die verkoop zal kunnen geschieden» vervalt: voorwerpen en.

H

Artikel 32a vervalt.

I

Hoofdstuk III komt te luiden:

HOOFDSTUK III. TOEGANGS- EN DOORVOERRECHTEN; GEBRUIKSVERGOEDING

Artikel 28
  • 1. De in dit hoofdstuk gebezigde begrippen «spoorwegonderneming», «beheerder van de infrastructuur», «spoorweginfrastructuur» en «internationaal samenwerkingsverband» hebben eenzelfde betekenis als in artikel 3 van richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991, betreffende de ontwikkeling van de spoorwegondernemingen in de Gemeenschap (Pb L 237).

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    «richtlijn»: de richtlijn, genoemd in het eerste lid;

    «Lid-Staat»: een Lid-Staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 3. Dit hoofdstuk is van toepassing op spoorwegondernemingen waarop de richtlijn van toepassing is.

Artikel 29
  • 1. De spoorwegonderneming die beheerder is van de infrastructuur verleent:

    a. aan internationale samenwerkingsverbanden waaraan een in Nederland gevestigde spoorwegonderneming deelneemt, toegangs- en doorvoerrechten, overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de richtlijn,

    b. aan internationale samenwerkingsverbanden waarvan de deelnemende spoorwegondernemingen gevestigd zijn in andere Lid-Staten, doorvoerrechten ten behoeve van internationale vervoerdiensten tussen die Lid-Staten, overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de richtlijn,

    c. aan spoorwegondernemingen, die in andere Lid-Staten zijn of zullen worden gevestigd, toegangsrechten ten behoeve van internationale gecombineerde goederenvervoerdiensten, overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de richtlijn.

  • 2. Met het oog op de verkeersregeling en de veiligheid van het verkeer in verband met de internationale vervoerdiensten, bedoeld in het eerste lid, komen de internationale samenwerkingsverbanden en de spoorwegondernemingen met de beheerder van de infrastructuur de daartoe noodzakelijke administratieve, technische en financiële bepalingen overeen. De overeenkomsten, bedoeld in de eerste volzin, bevatten geen discriminerende bepalingen.

Artikel 30

De spoorwegondernemingen en de internationale samenwerkingsverbanden die gebruik maken van de spoorweginfrastructuur zijn daarvoor aan de beheerder van die infrastructuur een vergoeding verschuldigd.

Artikel 31
  • 1. De vergoeding, bedoeld in artikel 30, kan, onder vermijding van elke vorm van discriminatie, worden berekend aan de hand van onder andere:

    a. de afgelegde afstand,

    b. de samenstelling van de trein,

    c. de snelheid,

    d. de asdruk, en

    e. de periode waarbinnen of de mate waarin van de infrastructuur gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden, na overleg met de beheerder van de infrastructuur, nadere regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld.

Artikel 32

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in dit hoofdstuk.

J

De artikelen 45 en 46 vervallen.

ARTIKEL II

De Wet personenvervoer2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt na het derde lid een nieuw lid toegevoegd luidende:

  • 4. De artikelen 17, 18, 19, 21, 23, 25, 27, eerste tot en met vierde lid, en zesde lid, 28, 29, 35, 36 en 40 zijn niet van toepassing op interlokaal openbaar vervoer per trein.

B

Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid vervalt.

2. In het vijfde lid vervalt: en derde.

3. In het zevende lid wordt «van vervoerbewijzen» vervangen door: en vervoerbewijzen.

4. Het vierde tot en met zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.

C

In artikel 29 vervalt: , behoudens in de gevallen als aangegeven in de in artikel 27, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur.

ARTIKEL III

Artikel 5a van het Besluit personenvervoer3 vervalt.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I werkt terug tot en met 1 januari 1993.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 november 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de tweede december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1875, 67, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1996, Stb. 366.

XNoot
2

Stb. 1987, 175, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 november 1997, Stb. 559.

XNoot
3

Stb. 1987, 506, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 juni 1997, Stb. 249.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 042.

Handelingen II 1995/96, blz. 3381–3383; 3411.

Kamerstukken I 1995/96, 24 042 (197, 197a, 197b); 1996/97, 24 042 (202, 202a).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d.

11 november 1997.

Naar boven