Besluit van 11 november 1997, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met een aanvullende vergoeding voor de opleidingen tot leraar basisonderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 12 mei 1997, nr. 97010974/4732, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Raad van State gehoord (advies van 19 augustus 1997, W05.97.0266);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 6 november 1997, nr. 1997/24259 (4732), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 5.9 van het Bekostigingsbesluit WHW1 komt te luiden:

Artikel 5.9. Opleidingen tot leraar basisonderwijs

  • 1. In dit artikel wordt onder «vernieuwingsproject» verstaan:

    a. een project, gericht op de vernieuwing van de opleiding tot leraar basisonderwijs met behulp van informatie- en communicatietechnologie, of

    b. een project, gericht op de algemene vernieuwing van het gemeenschappelijk curriculum van de opleiding tot leraar basisonderwijs.

    Vernieuwingsprojecten kunnen betrekking hebben op leerpraktijken, centra voor leertechnologie, computernetwerken, deskundigheidsbevordering van personeel, curriculumontwikkeling, algemene professionalisering en samenwerking.

  • 2. Vernieuwingsprojecten worden vorm gegeven in samenwerking tussen hogescholen waaraan een opleiding tot leraar basisonderwijs is verbonden.

  • 3. Voor het jaar 1997 wordt ten aanzien van de opleidingen tot leraar basisonderwijs het op grond van artikel 3.7, tweede lid, voor de desbetreffende opleiding vastgestelde bedrag verhoogd met een bedrag van f 1170 ten behoeve van vernieuwingsprojecten.

  • 4. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt ten aanzien van de opleidingen tot leraar basisonderwijs het op grond van artikel 3.7, tweede lid, voor de desbetreffende opleiding vastgestelde bedrag verhoogd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag ten behoeve van vernieuwingsprojecten. Bij ministeriële regeling worden regels gegeven omtrent de voorwaarden waaronder de verhoging wordt toegekend.

  • 5. Toepassing van het vierde lid wat betreft de vernieuwingsprojecten, bedoeld in het eerste lid onder a, vindt uitsluitend plaats, indien een informatie- en communicatietechnologiebeleidsplan voor die opleiding is ingediend. In dit plan wordt rekening gehouden met de behoeften van scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan voorzieningen op het gebied van de communicatie- en informatietechnologie. Bij ministeriële regeling worden voor elke categorie vernieuwingsprojecten, bedoeld in het eerste lid, aanvullende criteria vastgesteld voor de verhoging, bedoeld in het vierde lid.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel l wat betreft artikel 5.9, eerste en derde lid, van het Bekostigingsbesluit WHW treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

  • 2. Artikel l wat betreft artikel 5.9, tweede, vierde en vijfde lid, van genoemd besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 11 november 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de vijfentwintigste november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 5 december 1995 is tussen de HBO-Raad en ondergetekende een overeenkomst gesloten aangaande de versterking van de lerarenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Voor realisatie van de in deze overeenkomst vermelde doelen komen onder meer de financiële middelen ter beschikking die tot 1 januari 1997 werden toegekend op grond van artikel 5.9, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WHW (de zg. pabo-up middelen). Het automatisme van deze middelentoekenning is afgeschaft door middel van het besluit van 13 december 1996 (Stb. 667); deze afschaffing vloeide voort uit genoemde overeenkomst.

ln dit besluit stelt ondergetekende een nieuwe opzet voor de aanvullende vergoeding voor; toewijzing van middelen zal plaatsvinden na goedkeuring van ingediende projecten. De middelen die via de pabo-up regeling aan de hogescholen met een opleiding tot leraar basisonderwijs toekwamen, blijven ook in de nieuwe opzet voor die hogescholen structureel beschikbaar. Weliswaar kan in een afzonderlijk jaar worden afgeweken van het op deze basis berekende bedrag, maar in het daaropvolgende jaar kan de desbetreffende hogeschool weer aanspraak maken op het volledige, op basis van de dan geldende studentenaantallen berekende bedrag.

Voor het jaar 1997 is bepaald dat de hogescholen met een opleiding tot leraar basisonderwijs aanspraak hebben op een bedrag van f 1170.

Voor de latere jaren zal de toewijzing van middelen plaatsvinden na goedkeuring van door de hogescholen ingediende projectvoorstellen. Deze projecten kunnen betrekking hebben op leerpraktijken, centra voor leertechnologie, computernetwerken, deskundigheidsbevordering van personeel, curriculumontwikkeling, algemene professionalisering en samenwerking. Voor alle projecten geldt dat deze moeten worden vorm gegeven in een samenverwerkingsverband tussen de betrokken hogescholen. Daarenboven is in het besluit als criterium opgenomen dat een vergoeding voor projecten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie uitsluitend wordt toegekend, indien voor een opleiding een informatie- en communicatietechnologiebeleidsplan is ingediend. Daarin dient een samenhangende visie op het gebied van informatie- en communicatietechnologie te worden verwoord, waarin curriculum, deskundigheidsbevordering en infrastructuur in samenhang worden bezien.

Voor elke hierboven vermelde categorie projecten zullen bij ministeriële regeling aanvullende criteria worden vastgesteld; hierover wordt overleg met de HBO-Raad gevoerd.

Overeenkomstig artikel 2.6, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is het ontwerp-besluit voorafgaand aan de advisering door de Raad van State aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgelegd.

Artikel I

In verband met het vervallen van het oorspronkelijke tweede en derde lid van artikel 5.9 van het Bekostigingsbesluit WHW wordt het volgende opgemerkt. Aan het oorspronkelijke tweede lid van genoemd artikel is geen behoefte meer, omdat dit lid is uitgewerkt; de toevoeging aan het exploitatiedeel van een bedrag ten behoeve van nascholing heeft immers voor het laatst in 1996 plaatsgevonden. Het oorspronkelijke derde lid kan worden gemist, omdat de in dat lid genoemde opleidingen niet meer behoren tot het onderwijsaanbod van de bekostigde hogescholen.

Artikel II

Aan de inwerkingtreding van artikel 5.9, eerste en derde lid, van het Bekostigingsbesluit WHW is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 1997. Deze terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk, omdat er uitsluitend sprake is van toekenning van middelen aan de hogescholen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen


XNoot
1

Stb. 1993, 715, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 november 1996, Stb. 598.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 1997, nr. 237.

Naar boven