Besluit van 1 oktober 1997, houdende het invoeren van flexibele pensionering als ontslaggrond voor burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie en aansluitende wijziging van de regeling functioneel leeftijdsontslag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 24 juli 1997, nr. P/97004556;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 september 1997, nr. WO7.97.0498);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 22 september 1997, nr. P/97006219;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 31 wordt een achtste lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 8. Dit artikel is niet van toepassing op een ambtenaar die gebruik maakt van de mogelijkheid van ontslag als bedoeld in artikel 114, tweede lid.

B

Artikel 114 komt te luiden:

  • 1. Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Abp op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die regeling. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat.

  • 2. Op aanvraag van de ambtenaar kan het in het eerste lid bedoelde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend, tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. Het gedeelte van dit ontslag bedraagt ten minste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte van de arbeidsduur waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het eerste lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt ten minste 10% van de oorspronkelijke arbeidsduur.

  • 3. Artikel 113, tweede tot en met vijfde lid, is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing

C

Aan artikel 119 wordt een zesde lid toegevoegd, dat komt te luiden:

  • 6. Het ontslag, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een ontslag als bedoeld in artikel 114, eerste lid, indien voor dat ontslag wordt voldaan aan de daar bedoelde voorwaarden.

ARTIKEL II

Het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onderdeel b, onder 1e wordt de zinsnede «met uitzondering van een ontslag op eigen verzoek, een disciplinair strafontslag en een ontslag wegens vervroegd uittreden, dan wel een functioneel leeftijdsontslag» vervangen door: met uitzondering van een ontslag op eigen aanvraag, een disciplinair strafontslag, een functioneel leeftijdsontslag en een ontslag wegens flexibel pensioen en uittreden.

ARTIKEL III

Het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in onderdeel j de punt vervangen door een kommapunt en wordt daarna een onderdeel toegevoegd, dat komt te luiden:

k. Reglement FPU: het Reglement flexibel pensioen en uittreden ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel.

B

Toegevoegd worden de artikelen 4a en 4b, die als volgt komen te luiden:

Artikel 4a

  • 1. De in artikel 4 genoemde uitkering wordt, voor zover daarop recht bestaat, verminderd met het bedrag van het flexibel pensioen krachtens het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp, het bedrag van de basisuitkering krachtens het Reglement FPU en het bedrag van de aanvullende uitkering krachtens het Reglement FPU.

  • 2. Indien het bedrag van de basisuitkering is verminderd in verband met samenloop van andere inkomsten, wordt voor de toepassing van het eerste lid niettemin uitgegaan van het onverminderde bedrag.

  • 3. Indien de op grond van artikel 119 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie ontslagen ambtenaar niet of niet tijdig de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen of niet alle voornoemde uitkeringen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkeringen die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij de voornoemde uitkeringen wel tijdig zou hebben aangevraagd.

  • 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de basisuitkering of de aanvullende uitkering geheel of ten dele vervallen zijn verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit artikel steeds aangemerkt als uitkeringen die onverminderd zijn genoten.

  • 5. Ingeval naast de in artikel 4 genoemde uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als bedoeld in artikel 5 worden genoten, wordt op de uitkering in voorkomend geval boven de vermindering die reeds krachtens het eerste lid van dit artikel plaatsvindt, een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede de onverminderde uitkering krachtens artikel 4 vermeerderd met het totaal bedrag van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, en verminderd met het bedrag van de inkomsten dat reeds in mindering is gebracht op de basisuitkering krachtens het Reglement FPU tezamen de laatstelijk genoten bezoldiging te boven gaat.

Artikel 4b

Voor zover betrokkene de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van zijn pensioenopbouw benut, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar zijn pensioenopbouw voor de helft plaatsvindt, zal namens hem de hiervoor verschuldigde premie worden betaald, met dien verstande dat hiervan geen groter deel ten laste van betrokkene komt dan de pensioenpremie, bedoeld in artikel 4.4, vierde lid, van het Pensioenreglement.

C

Artikel 13, tweede lid, de tweede volzin, komt als volgt te luiden:

Wordt op de uitkering een vermindering toegepast krachtens de artikelen 4a, 5, eerste lid, 6 en 12, of wordt artikel 9, derde lid, toegepast, dan is de in de eerste volzin bedoelde uitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering die de betrokkene op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 1 oktober 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling

Uitgegeven de vijfentwintigste november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen gedeelte

Ten aanzien van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, hierna te noemen de FPU-regeling, is in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid een aantal overeenkomsten ondertekend, te weten:

– de derde overeenkomst tot wijziging van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

– de overeenkomst tot wijziging van de pensioenovereenkomst;

– de overeenkomst inhoudende een tijdelijke regeling ter zake van de af te dragen premie voor het opbouwdeel van het flexibel pensioen en de daarmee verband houdende gevolgen voor het vermogen van de Stichting Pensioenfonds Abp;

– de overeenkomst ter zake van de uitwerking van een regeling flexibel pensioen en uittreden (FPU-uitwerkingsovereenkomst), met daarbij gevoegd een tekst tot wijziging van het reglement, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel. Hiermee wordt bedoeld de overeenkomst genoemd in artikel 2 van de Wet Kaderregeling vut overheidspersoneel.

Deze overeenkomsten zijn opgenomen in het contracten register van de Dienst Juridische Zaken van de Stichting Pensioenfonds Abp.

Hiermee is, met de wijziging ter zake van de statuten van Vut-fonds en Stichting Pensioenfonds Abp, de basis gelegd voor het invoeren van een flexibel pensioen voor het totale overheidspersoneel. Tevens is hierin vastgelegd op welke wijze een dergelijk pensioen kan worden toegekend, alsmede de financiering hiervan.

Door middel van bijgaand besluit worden de consequenties van de invoering van de FPU-regeling voor de burgerambtenaren werkzaam bij de sector Defensie neergelegd in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD). Daarnaast worden het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel en het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie aan de FPU-regeling aangepast.

Binnen de sector Defensie zijn thans enige voorzieningen die voor senioren gelden. Het betreft het functioneel leeftijdsontslag (FLO) en de partiële arbeidsparticipatie (PAS). De FLO verplicht burgerambtenaren op een eerdere leeftijd dan de spilleeftijd (62 jaar), bedoeld in de FPU-regeling uit te treden. De PAS geeft de keuze minder uren werkzaamheden te verrichten. Voor de onder deze voorzieningen vallende burgerambtenaren geldt dat het in principe mogelijk is vanuit die regelingen in te stromen in de nieuwe regeling.

De aanpassingen komen overeen met die welke worden aangebracht in vergelijkbare regelingen voor ambtenaren bij de sector Rijk.

PAS

De PAS geeft burgerambtenaren van de sector Defensie in principe de mogelijkheid om bij het bereiken van de 57-jarige, respectievelijk 61-jarige leeftijd, hun wekelijkse werktijd te verminderen met 15,8%, respectievelijk 36,8%. De arbeidsrelatie blijft volledig bestaan. Er is derhalve niet sprake van een als FPU-ontslag aan te merken ontslag, dat het recht op een FPU-uitkering doet ingaan. Zonder nadere voorzieningen is het wel mogelijk dat een PAS-gerechtigde gebruik maakt van deeltijd-FPU en ten aanzien van de nog resterende werktijd een beroep doet op de PAS-regeling. Dit effect is ongewenst, temeer daar niet alleen de PAS maar ook de FPU in zich heeft arbeidsparticipatie op oudere leeftijd te bevorderen. De vraag of na de introductie van de deeltijd-FPU sprake mag zijn van een gecombineerd gebruik van PAS en FPU moet dan ook negatief worden beantwoord.

In bijgaand ontwerp is de PAS-regeling dan ook zodanig gewijzigd dat een gecombineerd gebruik van PAS en FPU wordt uitgesloten en betrokkene een keuze moet maken uit een van beide regelingen. Dit betekent dat de PAS-regeling dus blijft bestaan voor degenen die niet aan de toetredingsvoorwaarden voor de FPU voldoen, alsmede voor degenen die geen gebruik wensen te maken van de mogelijkheid om met FPU-ontslag te gaan.

Het is zeer wel denkbaar dat iemand die reeds van de PAS-regeling gebruik maakt de PAS omzet in een deeltijd FPU, zodra hij aan de voorwaarden voor toetreding tot de FPU voldoet. In dat geval krijgt de burgerambtenaar voor dat deel van zijn arbeidsomvang ontslag. Uiteraard is het dan niet meer mogelijk dat (deel)ontslag ongedaan te maken.

FLO

In het onderhandelaarsakkoord bij het tot stand komen van de FPU-regeling is ten aanzien van het functioneel leeftijdsontslag (FLO) afgesproken dat FLO-functies onder het systeem van flexibel vervroegd uittreden worden gebracht. Ambtelijk inkomen verdiend in FLO-functies behoort tot de premiegrondslag voor deze regeling. Recht op basisuitkering en aanvullende uitkering bestaat voor die FLO-ers waarvan de FPU-uitkering is ingebouwd in de FLO-uitkering conform de volgende aanbevelingen:

1. FLO-ontslag is FPU-ontslag. De FPU gaat dus gelijktijdig in met de FLO.

2. De FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering. De FPU-uitkering wordt conform de daarvoor geldende regels berekend. Dit betekent dat op het moment dat recht bestaat op FLO de FLO-uitkering als volgt wordt berekend: FLO-uitkering -/- FPU-recht op FLO-leeftijd = nieuwe FLO-uitkering

3. De pensioenopbouw voor Ouderdoms- en Nabestaandenpensioen blijft behouden met dien verstande dat de pensioenopbouw vanaf 62-jarige leeftijd geschiedt op basis van artikel 16.1 van het Pensioenreglement.

4. De eventueel vrijvallende FLO-middelen zijn onderwerp van sectoraal overleg.

Deze aanbevelingen hebben in het ontwerp de volgende neerslag gekregen:

1. In artikel 119 BARD is deze aanbeveling gerealiseerd.

2. In het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie is deze aanbeveling in een nieuw artikel 4a verwerkt.

3. De in deze aanbeveling bedoelde pensioenopbouw is in de FPU-regelingen overgenomen. Dit geldt overigens alleen voor die burgerambtenaren die na 1 april 1997 met FLO/FPU-ontslag gaan.

4. Besteding van eventueel vrijvallende FLO-middelen zijn in het kader van dit ontwerp niet aan de orde. Realisatie van deze aanbeveling zal dus elders moeten plaatsvinden.

Ziektekosten

Bij de sector Defensie is in het kader van de FPU geen wijziging nodig van de ziektekostenregeling, aangezien in de toepassing van een voor een sector geldende ziektekostenregeling bovensectoraal is voorzien. Hieronder wordt uiteengezet hoe die voorziening is getroffen en hoe deze uitwerkt voor Defensie.

Artikel 11 van de ingetrokken Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Vut-wet) voorzag in een tegemoetkoming in de ziektekosten met toepassing van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982. In artikel 4 van bovengenoemde Centrale Vut-overeenkomst is vermeld dat werknemers die recht hebben op een basisuitkering bij FPU recht hebben op een tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig de regeling die van toepassing is in de sector waar belanghebbende vandaan komt. Bij de sector Defensie is dit het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie. In het verlengde hiervan is de Regeling uitvoering IZBAD eveneens van overeenkomstige toepassing.

Met het sectoroverleg Defensie is op 15 mei 1997 overeenstemming bereikt over de inhoud van dit besluit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Het achtste lid van artikel 31 voorkomt dat de in het Algemeen gedeelte beschreven effecten van een gelijktijdig gebruik maken van PAS en deeltijd-FPU gaan optreden.

B

Het oude artikel 114 van het BARD regelde het ontslag met recht op een uitkering wegens vervroegd uittreden. Het huidige artikel is afgestemd op de vervanging van een uitkering wegens vervroegd uittreden door een uitkering wegens flexibel pensioen en uittreden. Het eerste lid vormt de basis voor ontslag met toepassing van de FPU-regeling. Met het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp wordt bedoeld het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering Abp. Het tweede lid schept de mogelijkheid om niet voor de volledige werktijd gebruik te maken van de FPU-regeling.

C

In het aan de FPU-regeling ten grondslag liggende akkoord met de centrales van overheidspersoneel is vastgelegd dat de functioneel leeftijdsontslagfuncties onder het systeem van flexibel pensioen en uittreden worden gebracht. Het nieuwe zesde lid van artikel 119 geeft hier nu de basis voor. Dit lid houdt in dat het «FLO-ontslag» tevens «FPU-ontslag» is. Inzake de inbouw van de uit beide ontslagen voortvloeiende uitkeringen wordt verwezen naar het hieronder onder artikel III gestelde.

Artikel II

Dit artikel regelt een technische aanpassing van de FPU-regeling aan het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel.

Artikel III

Bij de toepassing van zowel de FLO-regeling als de FPU-regeling, zoals hierboven omschreven in artikel I, onder C, zijn regels vastgesteld volgens welke de samenloop van de uitkeringen uit beide regelingen zal plaatsvinden. In het eerste en tweede lid van artikel 4a wordt de samenloop van een uitkering wegens FLO en een uitkering wegens FPU geregeld. Dit artikel is een uitwerking van de aanbeveling dat de FLO-uitkering wordt verstrekt als een aanvullende uitkering op de FPU-uitkering.

Uitgaande van het gegeven dat «FLO-ontslag» «FPU-ontslag» is en daaraan gekoppeld het feit dat een aanvraag voor een uitkering op grond van de FPU-regeling door de burgerambtenaar zelf dient te geschieden, wordt in het derde en vierde lid van dit artikel bepaald dat degenen voor wie door eigen schuld geen uitkering wegens FPU kan worden ingebouwd, worden geacht die uitkering voor de berekening van de FLO-uitkering te genieten.

Voorts wordt in het vijfde lid van dit artikel, in plaats van de in artikel 5 bedoelde algemene regeling ter zake de anticumulatie van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, een bijzondere regeling getroffen die globaal gesproken inhoudt dat nieuwe inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf tot het maximum van het niveau van de basisuitkering van de FPU-regeling worden gekort. In het kader van de FLO-regeling vindt een verdere vermindering plaats voor het geval de som van de nieuwe FLO-uitkering (dus gekort door de nieuwe FPU-uitkering), de nieuwe FPU-uitkering en de bedoelde inkomsten het bedrag van de bezoldiging waarvan de oude FLO-uitkering is afgeleid, overschrijdt.

In artikel 4b is de in het sectoroverleg Defensie overeengekomen afspraak overgenomen dat een FLO-gerechtigde zijn pensioenopbouw vrijwillig kan voortzetten ingevolge artikel 16.1, tweede lid, onderdeel b van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds Abp tegen een te zijnen laste blijvende premie, alsof er sprake is van verplichte halve pensioenopbouw tot aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Onderstaand schema laat zien dat hiermee voor de pensioenopbouw de lijn wordt doorgetrokken zoals deze voor de FLO-oude stijl gold.

Ontslagleeftijd:Pensioenopbouw volgens flo-oude stijl tot 65 jaarPensioenopbouw volgens flo-nieuwe stijl exclusief reparatie: (tot 62 jaar)Pensioenopbouw volgens flo-nieuwe stijl inclusief reparatie: (tot 65 jaar)
bij 55 jaar10 jaar 50%7 jaar 50%7 jaar 50%+ 3 jaar 50% reparatie
 (rekentijd: 5 jaar)(rekentijd: 3,5 jaar)(rekentijd: 5 jaar)
bij 60 jaar5 jaar 50%2 jaar 50%2 jaar 50% +
 (rekentijd: 2,5 jaar)(rekentijd: 1 jaar)3 jaar 50% reparatie (rekentijd: 2,5 jaar)

Uitgangspunt is dat deze voorziening een geldigheidsduur heeft van drie jaren. Dit in afwachting van een door mij gewenste meer beleidsmatige discussie over de toekomst van de FLO, mede in relatie tot de FPU. Ik heb het voornemen voorstellen daartoe te doen in het sectoroverleg Defensie.

Voor het geval daarover niet tijdig tot overeenstemming kan worden gekomen, blijft de voorziening in stand zolang met de Centrales van Overheidspersoneel geen nadere afspraak is gemaakt.

De systematiek van het pensioenreglement brengt met zich mee dat betrokkene zelf het initiatief moet nemen om de opbouw vrijwillig voort te zetten. Om een en ander voor betrokkene te versoepelen zal de uitvoering van deze bepalingen op de voor betrokkene minst belastende wijze ter hand worden genomen.

Artikel IV

De terugwerkende kracht van het voorgestelde besluit houdt verband met de met ingang van 1 april 1997 ingevoerde FPU-regeling die in de plaats is gekomen van het vrijwillig vervroegd uittreden (VUT). Het besluit, zoals dat is voorgesteld, leidt niet tot nadelige gevolgen voor betrokkenen.

De Staatssecretaris van Defensie,

J. C. Gmelich Meijling


XNoot
1

Stb. 1993, 350, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1997, Stb. 529.

XNoot
2

Stb. 1996, 337.

XNoot
3

Stb. 1993, 352, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 juni 1997, Stb. 350.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven