Wet van 30 januari 1997 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand houden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wettelijke voorschriften van titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de jaarrekening ook van toepassing te doen zijn op stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand houden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In boek 2 van het Burgerlijk Wetboek1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Aan artikel 48 wordt een nieuw derde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. Een vereniging die een of meer ondernemingen in stand houdt welke ingevolge de wet in het handelsregister moeten worden ingeschreven, vermeldt bij de staat van baten en lasten de netto-omzet van deze ondernemingen.

B

Er wordt een nieuw artikel 49 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 49

  • 1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt het deze voor de leden ter inzage ten kantore van de vereniging. Binnen deze termijn legt het bestuur ook het jaarverslag ter inzage voor de leden, tenzij de artikelen 396 lid 6, eerste volzin, of 403 voor de vereniging gelden. De termijn kan voor beleggingsmaatschappijen waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen een vergunning is verleend, bij of krachtens die wet worden bekort.

  • 2. De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en door de commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.

  • 3. De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering die het bestuur uiterlijk een maand na afloop van de termijn doet houden.

  • 4. Artikel 48 lid 1 is niet van toepassing op de vereniging bedoeld in artikel 360 lid 3. Artikel 48 lid 2 is hierop van toepassing met dien verstande dat onder stukken wordt verstaan de stukken die ingevolge lid 1 worden overgelegd.

  • 5. Een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3 mag ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves een tekort slechts delgen voor zover de wet dat toestaat.

  • 6. Onze Minister van Economische Zaken kan desverzocht om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van de jaarrekening.

C

Er wordt een nieuw artikel 50 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 50

De vereniging, bedoeld in artikel 360 lid 3, zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het jaarverslag en de krachtens artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot behandeling van de jaarrekening, te haren kantore aanwezig zijn. De leden kunnen de stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen.

D

Na artikel 299 worden twee nieuwe artikelen 299a en 300 ingevoegd die luiden:

Artikel 299a

Een stichting die een of meer ondernemingen in stand houdt welke ingevolge de wet in het handelsregister moeten worden ingeschreven, vermeldt bij de staat van baten en lasten de netto-omzet van deze ondernemingen.

Artikel 300

  • 1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een stichting als bedoeld in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden door het in lid 3 bedoelde orgaan op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt het deze voor hen die deel uitmaken van het in lid 3 bedoelde orgaan ter inzage ten kantore van de stichting. Binnen deze termijn legt het bestuur ook de krachtens artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens ter inzage voor hen die deel uitmaken van het in lid 3 bedoelde orgaan en het jaarverslag, tenzij artikel 396 lid 6, eerste volzin, voor zover het betreft het jaarverslag, of artikel 403 voor de stichting gelden. De termijn kan voor beleggingsmaatschappijen waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen een vergunning is verleend, bij of krachtens die wet worden bekort. Zij die deel uitmaken van het in lid 3 bedoelde orgaan kunnen kosteloos een afschrift van deze stukken verkrijgen.

  • 2. De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en door hen die deel uitmaken van het toezicht houdende orgaan; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.

  • 3. De jaarrekening wordt uiterlijk een maand na afloop van de termijn vastgesteld door het daartoe volgens de statuten bevoegde orgaan. Indien de statuten deze bevoegdheid niet aan enig orgaan verlenen, komt deze bevoegdheid toe aan het toezicht houdende orgaan en bij gebreke daarvan aan het bestuur.

  • 4. Een stichting als bedoeld in artikel 360 lid 3 mag ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves een tekort slechts delgen voor zover de wet dat toestaat.

  • 5. Onze Minister van Economische Zaken kan desverzocht om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van de jaarrekening.

E

Aan artikel 360 wordt een derde lid toegevoegd dat komt te luiden:

  • 3. Deze titel is eveneens van toepassing op de stichting en de vereniging die een of meer ondernemingen in stand houden welke ingevolge de wet in het handelsregister moeten worden ingeschreven, indien de netto-omzet van deze ondernemingen gedurende twee opeenvolgende boekjaren zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende boekjaren, de helft of meer bedraagt van het in artikel 396 lid 1, onder b, bedoelde bedrag, zoals gewijzigd op grond van artikel 398 lid 4. Indien de stichting of vereniging bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in deze titel en indien deze openbaar wordt gemaakt, blijft de eerste volzin buiten toepassing.

F

In artikel 361 lid 2 wordt na «Coöperaties» ingevoegd: en de in artikel 360 lid 3 bedoelde stichtingen en verenigingen.

G

Aan artikel 362 lid 2 wordt de volgende zin toegevoegd: Bovenaan de balans wordt aangegeven of daarin de bestemming van het resultaat is verwerkt.

H

Er wordt een nieuw artikel 383a ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 383a

De in artikel 360 lid 3 bedoelde stichtingen en verenigingen vermelden zowel de statutaire regeling omtrent de bestemming van het resultaat als de wijze waarop het resultaat na belastingen wordt bestemd.

I

Aan artikel 392 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Het bestuur van een stichting of een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3 behoeft de gegevens, bedoeld in lid 1, onder b en c, niet aan de jaarrekening en het jaarverslag toe te voegen.

J

Aan artikel 398 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Voor de toepassing van de artikelen 396 lid 1 en 397 lid 1 op een stichting of een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3 wordt uitgegaan van het totaal van de activa van de stichting of vereniging en, met inachtneming van artikel 396 lid 2, van de netto-omzet en het gemiddeld aantal werknemers van de onderneming of ondernemingen die deze stichting of vereniging in stand houdt.

K

In het vijfde lid van artikel 406 wordt «De rechtspersoon die geen verzekeringsmaatschappij als bedoeld in artikel 399 is» vervangen door: De rechtspersoon die geen verzekeringsmaatschappij als bedoeld in artikel 427 lid 1 is.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 4°, van de >Wet op de economische delicten2 wordt met betrekking tot boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, na «betrekking hebbende op» ingevoegd: stichtingen en verenigingen als bedoeld in artikel 360, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.

ARTIKEL III

In artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de ondernemingsraden3 wordt na «in stand wordt gehouden door» ingevoegd: een stichting of vereniging als bedoeld in artikel 360, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. De in deze wet vervatte voorschriften behoeven niet te worden toegepast met betrekking tot boekjaren die aanvangen voor 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 30 januari 1997

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de dertiende februari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 januari 1997, Stb. 38.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 december 1996, Stb. 1997, 4.

XNoot
3

Stb. 1990, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 november 1996, Stb. 562.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1994/95, 1995/96, 24 255.

Handelingen II 1996/97, blz. 242–245.

Kamerstukken I 1996/97, 24 255 (19, 19a, 19b, 19c).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 28 januari 1997.

Naar boven