Besluit van 24 oktober 1997, houdende wijziging van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart (afwijkende vaartijd-eis registerloodsen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 mei 1997, nr. DGG/J-97003481, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, gedaan na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 19, eerste en tweede lid, van de Binnenschepenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 30 juni 1997, nr. WO9.97.0264);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 oktober 1997, nr. DGG/J-97008180, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit vaarbewijzen binnenvaart1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een nieuw onderdeel m toegevoegd, luidende:

m. dagreis: reis gedurende een kalenderdag of gedeelte daarvan, waarop gedurende tenminste 6 uur dienst is gedaan.

B

Onder vernummering van het vierde tot het zesde lid, worden in artikel 12, na het derde lid, twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Als vaartijd als bedoeld in het eerste lid, komt voor degene die dienst doet of heeft gedaan als registerloods tevens in aanmerking het in een periode van 48 maanden op binnenwateren tenminste gedurende 64 dagreizen besturen van een binnenschip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart.

  • 5. Indien de aanvrager die dienst doet of heeft gedaan als registerloods aantoont ervaring te hebben opgedaan als lid van de dekbemanning van een schip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart ter zee, wordt voor elk geheel jaar van deze ervaring de periode, bedoeld in het vierde lid, verminderd met 9 maanden en wordt het vereiste aantal dagreizen waarop een binnenschip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart, bestuurd wordt, verminderd met 12 dagreizen, doch tot niet minder dan een vaartijd van 12 maanden waarin tenminste gedurende 16 dagreizen een binnenschip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart, is bestuurd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 oktober 1997

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de elfde november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel 12 van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart is bepaald, dat de aanvrager van een groot vaarbewijs een vaartijd van vier jaren moet hebben doorgemaakt als lid van de dekbemanning van een schip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren, of van een schip met een lengte van 15 meter of meer, bestemd voor de niet-bedrijfsmatige vaart op de binnenwateren.

In het derde lid van artikel 12 is bepaald dat voor onder meer aanvragers, die een nautische schoolopleiding voor de bedrijfsmatige vaart hebben voltooid of die dienst hebben gedaan als lid van de dekbemanning van een schip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart ter zee, de jaren van de schoolopleiding of de jaren als lid van de dekbemanning in mindering worden gebracht op de vaartijd, tot ten hoogste twee jaren. Dit betekent dat deze aanvragers in beginsel een vaartijd als lid van de dekbemanning van binnenschepen moeten hebben van twee jaren.

In de afgelopen jaren is gebleken dat het vereiste, dat de vaartijd moet zijn opgedaan als lid van de dekbemanning van binnenschepen, voor registerloodsen bezwaarlijk is. In verband met hun werkzaamheden is het niet mogelijk om een aaneengesloten periode als lid van de dekbemanning aan boord van binnenschepen werkzaam te zijn.

Registerloodsen hebben echter ruime ervaring met het varen met schepen op de binnenwateren. Het is daarom verantwoord om voor registerloodsen te bepalen dat aan de vaartijd-eis van artikel 12, eerste lid, van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart wordt voldaan, indien zij in vier jaar tenminste gedurende 64 dagreizen een binnenschip, bestemd voor de bedrijfsmatige vaart, op de binnenwateren hebben bestuurd. Onder een dagreis wordt, krachtens artikel 1, eerste lid, onder m, een reis verstaan gedurende een kalenderdag of gedeelte daarvan, waarop gedurende tenminste 6 uur dienst is gedaan. Overeenkomstig het derde lid van artikel 12, is in het vijfde lid tevens een regeling opgenomen die voorziet in een evenredige vermindering van de vaartijd. Indien de registerloods ervaring als lid van de dekbemanning aan boord van een zeeschip heeft opgedaan, wordt voor elk jaar van deze ervaring de vereiste vaartijd uit het vierde lid, met 9 maanden verminderd en, hieraan gekoppeld, het vereiste aantal dagreizen waarop een binnenschip bestuurd wordt, verminderd met 12 dagreizen.

Onder «binnenschip» kan in dit verband ook een zeeschip worden verstaan, voor zover dat schip is voorzien van een certificaat van onderzoek als binnenschip of een certificaat van onderzoek als bedoeld in bijlage B dan wel een speciaal certificaat van onderzoek als bedoeld in bijlage G van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995.

Bij de formulering van de specifieke regeling voor de vereiste vaartijd voor registerloodsen is rekening gehouden met artikel 7, derde lid, van richtlijn nr. 96/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juli 1996 (PbEG L 235) betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden. Op basis van deze richtlijn is het mogelijk de vaartijd bij gebleken ervaring of een nautische opleiding te verminderen tot een jaar.

Over de vastgestelde vaartijd-eis is overeenstemming bereikt met de Nederlandse loodsencorporatie.

Ter uitvoering van artikel 58, derde lid, van de Binnenschepenwet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de nota van toelichting) bekendgemaakt in de Staatscourant van 5 maart 1997, nr. 45.

Van deze bekendmaking is mededeling gedaan aan de Staten-Generaal.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Stb. 1982, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 1997, nr. 237.

Naar boven