Besluit van 17 oktober 1997 tot wijziging van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 januari 1997, nr. MJZ97078983, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op richtlijn nr. 96/55/EG van de Commissie van 4 september 1996 houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (gechloreerde oplosmiddelen) (PbEG L 231), en op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1997, nr. W08.97 0045);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 oktober 1997, nr. MJZ97560659, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

ARTIKEL I

Het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In dit besluit wordt onder gechloreerde koolwaterstoffen verstaan:

    chloroform (CAS-nr. 67–66–3),

    tetrachloorkoolstof (CAS-nr. 56–23–5),

    1,1,2-trichloorethaan (CAS-nr. 79–00–5),

    1,1,2,2-tetrachloorethaan (CAS-nr. 79–34–5),

    1,1,1,2-tetrachloorethaan (CAS-nr. 630–20–6),

    pentachloorethaan (CAS-nr. 76–01–7),

    1,1-dichlooretheen (CAS-nr. 75–35–4),

    1,1,1-trichloorethaan (CAS-nr. 71–55–6),

    of een preparaat dat één of meer van deze stoffen bevat in een concentratie van ten minste 0,1 gewichtsprocent.

B

In artikel 1a, tweede lid, wordt «§ 4» vervangen door: § 5.

C

De paragrafen 3 tot en met 6 worden vernummerd tot 4 tot en met 7, en artikel 3a wordt vernummerd tot artikel 4.

D

Na paragraaf 2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3. Gechloreerde koolwaterstoffen

Artikel 3a
  • 1. Het is verboden gechloreerde koolwaterstoffen in te voeren, aan een ander ter beschikking te stellen, voorhanden te hebben in handelsvoorraden of toe te passen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op gechloreerde koolwaterstoffen waarvan door degene die de stoffen onder zich heeft kan worden aangetoond dat deze zijn bestemd voor gebruik in industriële installaties waaruit deze niet vrij kunnen komen.

Artikel 3b

Degene die gechloreerde koolwaterstoffen aan een ander ter beschikking stelt dan wel voorhanden heeft met het doel deze aan een ander ter beschikking te stellen, dient op de verpakking de volgende tekst leesbaar en onuitwisbaar te hebben aangebracht: «uitsluitend bestemd voor gebruik in industriële installaties».

Artikel 3c

De artikelen 3a, eerste lid, en 3b, zijn niet van toepassing op cosmetica als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Warenwetbesluit Kosmetische produkten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 30 juni 1998, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 oktober 1997

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de vierde november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige algemene maatregel van bestuur strekt tot wijziging van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen1.

Deze wijziging is nodig in verband met de implementatie van richtlijn nr. 96/55/EG van de Commissie van 4 september 1996 houdende tweede aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PbEG L 231), hierna te noemen de wijzigingsrichtlijn. De wijzigingsrichtlijn moet op 31 december 1997 zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De implementatiemaatregelen moeten uiterlijk op 30 juni 1998 in werking treden.

Met richtlijn nr. 94/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 tot veertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PbEG L 365) was reeds een regeling gegeven voor bepaalde gechloreerde koolwaterstoffen. Deze richtlijn is omgezet in de «Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid» op grond van de Warenwet.

Met de wijzigingsrichtlijn is het oogmerk van de regeling voor die gechloreerde koolwaterstoffen verruimd met de bescherming van het milieu. Daarnaast bevat de wijzigingsrichtlijn stringentere eisen ten aanzien van het gebruik van de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen.

Gelet op de in dit opzicht te beperkte reikwijdte van de Warenwet is een algehele implementatie van de wijzigingsrichtlijn in die wet niet mogelijk. Derhalve is er voor gekozen om de regeling voor de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen in haar geheel in de Wet milieugevaarlijke stoffen te implementeren. De in de «Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid» neergelegde regels voor gechloreerde koolwaterstoffen zullen dan ook met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit komen te vervallen.

In de wijzigingsrichtlijn wordt in de preambule de term «oplosmiddelen» gebezigd. Deze terminologie hangt samen met het voornaamste gebruik van de betreffende koolwaterstoffen in het verleden. In de wijzigingsrichtlijn is echter een algeheel verbod gesteld aan de handel en het gebruik van de betreffende koolwaterstoffen. Daarbij doet de aard van de toepassing niet ter zake. Derhalve is er voor gekozen om in dit besluit de neutrale term «koolwaterwaterstoffen» te bezigen. Deze term sluit aan bij de chemische samenstelling van genoemde stoffen. Voorts verdient deze term uit een oogpunt van handhaving de voorkeur. Het is immers denkbaar dat koolwaterstoffen ook in andere toepassingen voorkomen dan als oplosmiddel (bijvoorbeeld als reinigingsmiddel).

Verhouding met het besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten

Dit besluit bevat onder meer een regeling voor tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan. In het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995 dat strekt tot uitvoering van verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad van de Europese Unie van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PbEG L 333), worden ten aanzien van deze stoffen eveneens regels gesteld.

Artikel 3, vierde en vijfde lid, van verordening (EG) nr. 3093/94 verbiedt het vervaardigen en het in de Europese Economische Ruimte invoeren van deze stoffen. In aanvulling daarop zijn ingevolge artikel 4 en 5 van het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995, de invoer in Nederland en de handel van deze stoffen verboden. Voorts is, ingevolge deze artikelen, ook de vervaardiging, de invoer en de handel van produkten die deze stoffen bevatten verboden. Op het verbod is een aantal uitzonderingen gemaakt.

Aangezien noch verordening (EG) nr. 3093/94 noch richtlijn 96/55/EG een afstemmingsbepaling bevat, dringt zich de vraag naar de verhouding tussen beide regelingen op.

Tetrachloorkoolstof is niet alleen schadelijk voor de ozonlaag, maar is ingevolge bijlage I bij richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) bovendien als giftig en milieugevaarlijk ingedeeld.

1,1,1-Trichloorethaan is ingedeeld als zijnde schadelijk, alsmede als zijnde milieugevaarlijk.

Het oogmerk van verordening (EG) nr. 3093/94, bescherming van de ozonlaag, wijkt af van die in de onderhavige richtlijn, zodat beide regelingen onverkort van toepassing zijn. Bij overlap zal derhalve de strengste regeling prevaleren.

Dit betekent bijvoorbeeld dat de strengere concentratiegrens, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995, van toepassing is op preparaten die tetrachloorkoolstof bevatten.

Effecten voor het bedrijfsleven

Voor het bedrijfsleven zullen nauwelijks effecten optreden door dit besluit. Een aantal van de koolwaterstoffen dat onder de werking van dit besluit wordt gebracht, is, volgens opgave van de Europese chlooroplosmiddelenbranche, nooit industrieel gebruikt of wordt al geruime tijd hiervoor niet meer gebruikt.

Het besluit komt in grote lijnen overeen met de «Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid» die, voor zover deze op de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen betrekking heeft, op 20 juni 1995 in werking is getreden. Anders dan voorheen mogen die gechloreerde koolwaterstoffen alleen nog in zogenaamde gesloten industriële installaties worden toegepast. Dit houdt in dat deze stoffen niet meer vrij mogen komen.

De produktie en de handel van de stoffen tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan waren reeds ingevolge verordening (EG) nr. 3093/94 en het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995 grotendeels verboden. In Nederland worden alleen nog chloroform en tetrachloorkoolstof geproduceerd. Het betreft hier toepassingen die ingevolge dit besluit zijn toegestaan, zoals voor de farmaceutische industrie. Ook wordt chloroform geproduceerd als tussenstof.

De stoffen tetrachloorkoolstof, 1,1,2-trichloorethaan, 1,1,2,2-tetrachloorethaan, 1,1,1,2-tetrachloorethaan, pentachloorethaan, 1,1-dichlooretheen worden al geruime tijd niet meer in consumentenprodukten aangetroffen.

Alleen 1,1,1-trichloorethaan werd een aantal jaren terug nog wel eens toegepast. Zoals reeds is aangegeven is deze stof reeds een aantal jaren verboden.

Opgemerkt zij dat voor alle toepassingen met de onder dit verbod vallende gechloreerde koolwaterstoffen (bijvoorbeeld als reinigingsmiddel en correctievloeistof) gelijkwaardige alternatieven voorhanden zijn.

Ten slotte zij nog gememoreerd dat dit besluit ingevolge artikel 1a van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen, niet van toepassing is op gechloreerde koolwaterstoffen die zijn bestemd voor het verrichten van onderzoek in laboratoria.

Wetgevingstoets en handhaafbaarheid

Er worden door dit besluit noch nieuwe organen, noch nieuwe bestuursinstrumenten in het leven geroepen. Op de gevolgen voor het bedrijfsleven is hierboven reeds ingegaan. Voor burgers en non-profit-instellingen zullen uit dit besluit geen lasten voortvloeien.

Voor de controle op de uitvoering van het besluit zal primair de Inspectie Milieuhygiëne verantwoordelijk zijn. Daarnaast zijn de controle-ambtenaren van de Inspectie voor de Gezondheidsbescherming, belast met controle op de uitvoering van de «Warenwetregeling algemene chemische produktveiligheid», en, ingevolge artikel 12, eerste lid, onder e, van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren milieuwetgeving, belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens hoofdstuk 4, paragraaf 1, van de Wet milieugevaarlijke stoffen bepaalde, waaronder mede dit besluit is begrepen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKEL I

Onderdeel A

De artikelen 3a, eerste lid, en 3b, eerste lid, zijn niet van toepassing op gechloreerde koolwaterstoffen in een preparaat in een concentratie van minder dan 0,1 gewichtsprocent. Een dergelijke door de wijzigingsrichtlijn voorgeschreven concentratiegrens is voorgeschreven, aangezien de betreffende koolwaterstoffen in minimale hoeveelheden als verontreiniging, en dus onbedoeld, in een preparaat kunnen voorkomen.

Onderdeel D

Artikel 3a

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet wanneer kan worden aangetoond dat de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen bestemd zijn te worden gebruikt in industriële installaties zonder dat deze daaruit kunnen vervluchtigen of op andere wijze vrij kunnen komen. Dit is alleen nog mogelijk bij gebruik in zogenaamde gesloten industriële installaties.

In de wijzigingsrichtlijn wordt de term vervluchtigen gehanteerd. Vervluchtigen is echter een fysisch verschijnsel van de betreffende koolwaterstoffen en kan derhalve ook plaatsvinden in een gesloten installatie zonder dat deze koolwaterstoffen als damp daaruit vrij kunnen komen. Derhalve is in dit besluit gekozen voor een iets andere formulering die beter aansluit bij de bedoeling van de wijzigingsrichtlijn, die immers alleen het gebruik in gesloten industriële installaties toestaat.

Zoals uit de wijzigingsrichtlijn volgt zal het gebruik van de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen niet meer zijn toegestaan voor toepassingen als oppervlakte- en textielreiniging. Ook mogen als gevolg van dit besluit de betreffende gechloreerde koolwaterstoffen in de detailhandel niet meer voorkomen.

Artikel 3b

Opgemerkt zij dat dit artikel van toepassing is, onverminderd het ten aanzien van de aanduiding bij of krachtens hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Wet milieugevaarlijke stoffen, bepaalde.

Artikel 3c

De wijzigingsrichtlijn is niet van toepassing op gechloreerde koolwaterstoffen in geneesmiddelen of diergeneesmiddelen in de zin van richtlijn 65/65/EEG van de Raad (pbEG 1965, nr. 22) of cosmetische produkten in de zin van richtlijn 76/768/EEG van de Raad (pbEG 1976, nr. L. 262). Voor gechloreerde koolwaterstoffen in geneesmiddelen of diergeneesmiddelen zijn in het kader van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening of de Diergeneesmiddelenwet regels gesteld. Ten aanzien van die uitzondering in de wijzigingsrichtlijn is artikel 71, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing. Dit betekent dat dit besluit niet van toepassing is op de gechloreerde koolwaterstoffen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik.

De onderhavige bepaling voorziet er wel in dat dit besluit niet van toepassing is op cosmetische produkten.

ARTIKEL II

De wijzigingsrichtlijn moet ingevolge artikel 2 uiterlijk op 31 december 1997 in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd. De implementatiemaatregelen moeten uiterlijk op 30 juni 1998 in werking treden. In lijn hiermee treedt dit besluit derhalve in werking op 30 juni 1998. Artikel I, onderdeel C, treedt evenwel reeds in werking op 1 januari 1998. Dit artikelonderdeel betreft een vernummering van het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen. Deze vernummering is nodig in verband met de implementatie van richtlijn nr. 97/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 1997 tot vijftiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PbEG L 116). Richtlijn nr. 97/16/EG moet op 31 december 1997 zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De implementatiemaatregelen moeten uiterlijk op 1 januari 1998 in werking treden. In verband met de korte implementatietermijn is tijdige implementatie van Richtlijn nr. 97/16/EG vermoedelijk niet haalbaar. Derhalve zullen de implementatiemaatregelen naar verwachting in de eerste helft van het komende jaar pas in werking treden. Artikel II van dit besluit bevat een voorziening om de implementatie van Richtlijn nr. 97/16/EG in het Besluit implementatie EEG-stoffenrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen numeriek mogelijk te maken. Overigens zal dit besluit met de implementatie van Richtlijn nr. 97/16/EG omwille van de duidelijkheid worden vernoemd tot Besluit implementatie EG-verbodsrichtlijn Wet milieugevaarlijke stoffen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1996, 235.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 december 1997, nr. 237.

XNoot
1

Stb. 1996, 235.

Naar boven