Besluit van 17 oktober 1997 tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (bepalingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 mei 1995, nr. MJZ 30595011, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 50a en 50c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

De Raad van State gehoord (advies van 1 december 1995, nr. WO8.95 0281);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 oktober 1997, nr. MJZ97560657, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit op de ruimtelijke ordening 19851 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 38, Hoofdstuk V, afdeling 2, wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidend:

HOOFDSTUK VI SUBSIDIES

§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 38a

Onze Minister maakt vóór 1 november in de Staatscourant het door hem vastgestelde subsidieplafond voor het daaropvolgende kalenderjaar bekend.

Artikel 38b
  • 1. Voor de in artikel 50a, eerste lid, onderdeel a, van de wet genoemde activiteiten wordt geen subsidie verleend voor zover het reguliere kosten voor het opstellen en herzien van ruimtelijke plannen betreft.

  • 2. Voor de in artikel 50a, eerste lid, onderdeel b, van de wet genoemde activiteiten wordt geen subsidie verleend voor zover de kosten uit hoofde van een andere regeling voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

  • 3. Voor de in artikel 50a, eerste lid, onderdeel c, van de wet genoemde activiteiten wordt geen subsidie verleend voor zover niet is aangetoond dat de activiteiten in financiële en in bestuurlijke zin haalbaar zijn of voor zover de kosten uit hoofde van een andere regeling voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Artikel 38c

Onze Minister kan ter uitvoering van de Planologische Kernbeslissing over de Waddenzee subsidie verstrekken ten behoeve van het bestuurlijk overleg over het Waddengebied.

§ 2. Subsidie-aanvraag
Artikel 38d
  • 1. De subsidie-aanvraag wordt voorafgaand aan de activiteit bij Onze Minister ingediend.

  • 2. De activiteit vangt aan in het jaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.

  • 3. De subsidie-aanvraag gaat in elk geval vergezeld van:

    a. een sluitende begroting van de kosten of de wijze van financiering van de activiteit, en

    b. een beschrijving van de activiteit en een tijdsplanning.

  • 4. Onze Minister kan nadere regels geven omtrent de gegevens die bij de subsidie-aanvraag dienen te worden verstrekt.

  • 5. Aan de aanvrager wordt onverwijld een bericht van ontvangst gezonden, waarin de datum van ontvangst wordt vermeld.

§ 3. Subsidieverlening
Artikel 38e

Onze Minister neemt bij de verdeling van het beschikbare bedrag in aanmerking:

a. het belang van de activiteit waarvoor een subsidie-aanvraag is ingediend voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, en

b. de bijdrage van die activiteit aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 38f
  • 1. Onze Minister beslist binnen acht weken na ontvangst van de subsidie-aanvraag.

  • 2. Onze Minister kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 38g

De subsidieverlening wordt geweigerd indien de subsidie-aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 38d, eerste tot en met vierde lid.

§ 4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Artikel 38h
  • 1. De subsidie-ontvanger voert de activiteit uit overeenkomstig de door hem verstrekte gegevens, tenzij Onze Minister voorafgaand toestemming heeft gegeven daarvan af te wijken.

  • 2. De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de activiteit waarvoor een subsidie is verleend, kan worden afgelezen.

  • 3. Voor zover de activiteit zich over meer dan één kalenderjaar uitstrekt legt de subsidie-ontvanger tevens éénmaal per kalenderjaar een verslag omtrent de voortgang van de activiteit over aan Onze Minister.

  • 4. Onze Minister kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

§ 5. Subsidievaststelling
Artikel 38i
  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit bij Onze Minister een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een activiteitenverslag, waarbij de subsidie-ontvanger aantoont dat de activiteit overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft plaatsgevonden, en een financieel verslag.

  • 3. Indien de subsidie meer bedraagt dan f 100 000,– gaat het financiële verslag vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die wordt afgegeven na toetsing van de wijze van besteding van de subsidie aan de wet en dit besluit.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op subsidieverstrekking aan gemeenten of provincies.

§ 6. Voorschotten en betaling
Artikel 38j
  • 1. Onze Minister kan op aanvraag voorschotten verlenen, met dien verstande dat het totale bedrag aan verleende voorschotten niet meer kan bedragen dan 80 procent van het bedrag van de verleende subsidie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan in naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komende gevallen het totale bedrag van de verleende voorschotten 100 procent bedragen van de verleende subsidie.

  • 3. Een beschikking tot voorschotverlening vermeldt de termijnen waarbinnen de voorschotten worden uitbetaald. Aan de beschikking kunnen verplichtingen worden verbonden.

B

Voor artikel 39 wordt «Hoofdstuk VI Overgangs- en slotbepalingen» vervangen door: Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel II

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, doch niet eerder dan twee maanden na de dagtekening van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

  • 2. Het subsidieplafond wordt voor de eerste keer bekendgemaakt binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 oktober 1997

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de dertigste oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

Met het onderhavige besluit wordt uitvoering gegeven aan hoofdstuk VIII Financiële bepalingen, afdeling 2 Subsidies, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In deze bepalingen wordt een basis geboden om subsidies te verstrekken die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, zoals met name verwoord in de Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid (PKB NRB). Deze PKB bevat het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat door de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is goedgekeurd in het kader van de behandeling van de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (Vinex) (kamerstukken II 1990/91, 21 879, nrs. 5 en 6).

Tevens wordt er subsidie verstrekt voor de in artikel 38c genoemde activiteit ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid zoals verwoord in de Planologische Kernbeslissing Waddenzee (PKB Waddenzee).

Deze uitvoeringsgerichte aanpak heeft tot gevolg dat in de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) structureel middelen gereserveerd zijn voor uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, zoals verwoord in de PKB NRB en in de PKB Waddenzee.

Zoals in de memorie van toelichting op de wet al is uiteengezet omvat het begrip subsidies zowel specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies als de verstrekking van gelden aan andere rechtspersonen en natuurlijke personen. Voor beide is in de wet en in dit besluit een uniforme regeling getroffen waarbij aansluiting is gezocht bij zowel de bepalingen van de wet van 20 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Awb), Stb. 1996, 333) inzake subsidies, als bij het bepaalde over specifieke uitkeringen in de Financiële-verhoudingswet. Het onderhavige besluit zal evenals de Wet van 26 maart 1997 tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verstrekken van subsidies, Stb. 154), die de basis biedt voor dit besluit, bij koninklijk besluit gelijktijdig in werking treden met de Derde tranche van de Awb.

De activiteiten waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt ter uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid zoals verwoord in de PKB NRB, worden in drie in de wet genoemde categorieën onderscheiden (art. 50a, eerste lid):

a. subsidies ten behoeve van de ontwikkeling of herziening van ruimtelijke plannen van provincies, samenwerkingsgebieden als bedoeld in hoofdstuk IVA van de wet of gemeenten;

b. subsidies voor de voorbereiding van projecten of activiteiten die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn;

c. subsidies ter realisering van projecten of activiteiten die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn.

Bij activiteiten welke vallen onder categorie a gaat het om het ontwikkelen of herzien van ruimtelijke plannen gebaseerd op de WRO, derhalve streekplannen, structuurplannen, regionale structuurplannen en bestemmingsplannen. Het nationaal ruimtelijk beleid kan voor de gebieden waarvoor de plannen gelden zodanig aangepast, aangescherpt of gewijzigd zijn dat ontwikkeling of herziening van deze plannen gewenst is. In verband hiermee kan ook subsidie worden verstrekt ten behoeve van het opstellen van een voorbeeldplan, dat de wijze aangeeft waarop het aangepaste, aangescherpte of gewijzigde nationaal ruimtelijk beleid vorm gegeven kan worden. Voorts kan subsidie worden verstrekt voor het opstellen van plannen met een experimenteel karakter, of voor een combinatie van een plan met een voorbeeldwerking en een experimenteel karakter. Uitdrukkelijk blijft het in het wettelijk stelsel vastgelegde uitgangspunt dat de reguliere kosten voor het opstellen en herzien van ruimtelijke plannen ten laste van de provincies respectievelijk de gemeenten komen, van kracht (zie onder andere artikel 71 van de wet en artikel 38b, eerste lid, van dit besluit).

Subsidies die vallen onder categorie b kunnen worden verstrekt voor de voorbereiding van projecten of activiteiten ten behoeve van speciale beleidscategorieën en/of gebieden, zoals deze in de PKB NRB zijn aangegeven. Het gaat voornamelijk om subsidies voor het verrichten van haalbaarheidsstudies, marktverkenningen, onderbouwing en analyse van gekozen ontwikkelingsrichtingen, planvorming, communicatie, plannen van aanpak, overig onderzoek en voorzieningen ten behoeve van de voorbereiding van realisering van concrete projecten.

De onder categorie c vallende subsidies ter realisering van projecten of activiteiten, die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn, kunnen bijvoorbeeld verstrekt worden ten behoeve van de realisering van een beperkt aantal in de PKB NRB opgenomen strategische projecten in nadere uitwerkingen van het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief.

Tevens kan ingevolge artikel 50a, tweede lid, van de wet, juncto artikel 38c van het besluit, op basis van de PKB Waddenzee subsidie worden verstrekt ten behoeve van bestuurlijk overleg over het Waddengebied tussen het Rijk en de bij dat gebied betrokken provincies en gemeenten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 38a

De rechtszekerheid eist dat het subsidieplafond voor de aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft, wordt bekendgemaakt.

Artikel 4:27, tweede lid, van de Awb bepaalt dat bij verlaging van het subsidieplafond na de bekendmaking, de reeds ingediende aanvragen niet geweigerd kunnen worden.

Artikel 38b

Dit artikel geeft aan in welke gevallen geen subsidie wordt verleend voor activiteiten als bedoeld in artikel 50a, eerste lid, van de wet.

Voor de in artikel 50a, eerste lid, onderdeel a, van de wet genoemde activiteiten, te weten het ontwikkelen of herzien van ruimtelijke plannen gebaseerd op de WRO, kan alleen subsidie worden verstrekt voor zover daartoe aanleiding bestaat ten gevolge van aanpassing, aanscherping of wijziging van het nationaal ruimtelijk beleid.

Voor de in artikel 50a, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet genoemde activiteiten, te weten subsidies ter voorbereiding respectievelijk ter realisering van projecten of activiteiten die voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid van strategisch belang zijn, wordt alleen subsidie verstrekt indien noch de initiatiefnemer van de activiteit, noch de andere bij de activiteit betrokken overheden of private rechtspersonen regelingen hebben om de activiteit te financieren.

Bovendien moet de subsidie ten behoeve van de in artikel 50a, eerste lid, onderdeel c, genoemde activiteiten de realisering van het betreffende project of de betreffende activiteit daadwerkelijk mogelijk maken.

Artikel 38c

In dit artikel wordt toepassing gegeven aan artikel 50a, tweede lid, van de wet.

Ten behoeve van het bestuurlijk overleg over het Waddengebied is bij algemene maatregel van bestuur het Coördinatiecollege Waddengebied ingesteld (Besluit van 21 juni 1980, houdende instelling van een Coördinatiecollege Waddengebied, Stb. 1980, 340).

Artikel 38d tot en met artikel 38i

Zoals al in de wet is aangegeven gaat het bij het verstrekken van subsidies altijd om bepaalde toekomstige activiteiten. Dit betekent dat de subsidie eerst moet zijn verleend alvorens de subsidie kan worden vastgesteld. In de artikelen 38d tot en met 38i wordt de procedure uiteengezet.

Artikel 38i

Gemeenten en provincies hoeven niet aan het vereiste als genoemd in het derde lid te voldoen, daar het regime krachtens de Financiële-verhoudingswet onderscheidenlijk de Provinciewet (artikel 185, achtste lid) hierin voldoende voorziet.

Artikel 38j

Dit artikel regelt de aanvraag en uitbetaling van eventuele voorschotten. De aanvraag om een voorschot kan gelijktijdig met een subsidie-aanvraag worden ingediend.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer


XNoot
1

Stb. 1985, 627, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 januari 1997, Stb. 20.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 1997, nr. 217.

Naar boven