Besluit van 22 augustus 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de tandprotheticus (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied tandprotheticus)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 juni 1997, CSZ/BO-978516;

Gelet op artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (adviezen van 8 juli 1994 en 4 oktober 1996);

De Raad van State gehoord (advies van 24 juli 1997, No. W13.97.0346);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 augustus 1997, CSZ/BO-9712646;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. opleidingsinstelling: een rechtspersoon die een organisatorisch verband in stand houdt dat een opleiding tot tandprotheticus verzorgt;

b. studiepunt: veertig uren studie;

c. studielast: het aantal studiepunten per opleidingsonderdeel.

§ 2. Titel

Artikel 2

Het recht tot het voeren van de titel van tandprotheticus is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding tot tandprotheticus die is gegeven door een door Onze Minister aangewezen opleidingsinstelling.

§ 3. Opleiding

Artikel 3

  • 1. Een opleiding als bedoeld in artikel 2 omvat ten minste de volgende onderdelen:

    a. het centrale vakgebied tandprothetiek, met een studielast van ten minste 15 studiepunten, omvattende ten minste inleiding tot de tandprothetiek, tandtechniek in de tandprothetiek, behandelprincipes en praktijk van de tandprothetiek, alsmede onderzoeken en behandelen van de mond van de patiënt in het kader van het gebied van deskundigheid zoals omschreven in artikel 4;

    b. het medische vakbied, omvattende ten minste embryologie en anatomie van het hoofd-halsgebied, de natuurlijke dentitie en het parodontium, algemene en speciële pathologie, cytologie, histologie, fysiologie, microbiologie, besmetting en hygiëne, kennis van de ouder wordende mens, gnathologie, röntgenologie, farmacologie en reanimatie;

    c. ondersteunende vakken, waaronder omgangskunde, organisatie van de gezondheidszorg, gezondheidsrecht, beroepsoriëntatie en praktijkvoering alsmede ethiek met betrekking tot het beroep van tandprotheticus;

    d. stage met een studielast van ten minste 4 studiepunten.

  • 2. De stage omvat het in het werkveld toepassen van tijdens de opleiding verworven kennis, inzicht en vaardigheden en heeft plaats onder begeleiding van een daartoe door de opleidingsinstelling aangewezen docent en onder toezicht van een tandprotheticus.

  • 3. De onderdelen, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, omvatten te zamen een studielast van ten minste 21 studiepunten.

§ 4. Deskundigheid

Artikel 4

  • 1. Tot het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus wordt gerekend:

    a. het onderzoeken van de mond van de patiënt, gericht op het verkrijgen van de gegevens die nodig zijn voor de toepassing van een gebitsprothese;

    b. het aanmeten, vervaardigen, passen en aanbrengen van een volledige gebitsprothese voor de bovenkaak en de onderkaak bij een patiënt van wie de kaakwallen zijn hersteld van de gebitsextractie;

    c. het aanmeten, vervaardigen, passen en aanbrengen van een gebitsprothese voor de bovenkaak dan wel de onderkaak bij een patiënt van wie de desbetreffende kaakwal is hersteld van de gebitsextractie en in wiens mondholte zich geen gebitselementen of andere elementen bevinden die dienen tot steun van een gebitsprothese;

    d. het verstrekken aan een patiënt van raad en informatie met betrekking tot de gebitsprothese of het gebruik daarvan.

  • 2. Tot het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus wordt mede gerekend het op verwijzing van de betrokken tandarts aanmeten, vervaardigen, passen en aanbrengen van een gebitsprothese bij een patiënt in wiens mondholte zich gebitselementen of andere elementen bevinden die dienen tot steun van een gebitsprothese.

  • 3. De verwijzing, bedoeld in het tweede lid, geschiedt schriftelijk, is gedateerd en ondertekend door de betrokken tandarts en bevat ten minste de door deze voor de door de tandprotheticus te verlenen zorg relevant geachte diagnostische gegevens.

§ 5. Aanwijzing opleidingsinstellingen

Artikel 5

  • 1. Onze Minister kan desgevraagd een opleidingsinstelling aanwijzen die een opleiding tot tandprotheticus verzorgt die naar zijn oordeel voldoet aan het in artikel 3 gestelde.

  • 2. Voor aanwijzing komen in aanmerking opleidingsinstellingen waarvan in redelijkheid mag worden verwacht dat zij:

    a. de artikelen 3, 6 en 7 zullen naleven;

    b. slechts personen tot de opleiding toelaten die in het bezit zijn van het diploma tandtechnicus met ten minste de deelkwalificaties volledige prothetiek-2 en partiële prothetiek-2 en de specialisatie volledige prothese, afgegeven door het Instituut Vakopleiding Tandtechniek, of van een daaraan gelijkwaardig getuigschrift;

    c. slechts personen opleiden die tandprothetische arbeid verrichten in de praktijk van een tandprotheticus of op de afdeling prothetische tandtechniek van een tandtechnisch laboratorium;

    d. zorg dragen voor het op systematische wijze bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van de opleiding.

  • 3. Onze Minister kan een aanwijzing intrekken indien de opleidingsinstelling naar zijn oordeel niet meer aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet.

  • 4. Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

Artikel 6

  • 1. De opleidingsinstelling stelt jaarlijks een opleidingsplan vast waarin de in artikel 3 omschreven onderdelen nader zijn uitgewerkt.

  • 2. De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat de studenten en andere belanghebbenden van het opleidingsplan tijdig kennis kunnen nemen.

Artikel 7

  • 1. De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat het afsluitende examen van de opleiding tot tandprotheticus wordt afgenomen door een door haar ingestelde examencommissie en overeenkomstig een door haar vastgesteld examenreglement.

  • 2. Het examenreglement bevat in elk geval bepalingen inzake:

    a. de onderdelen van het examen en de wijze waarop deze worden afgenomen en beoordeeld;

    b. een procedure bij verschil van mening in de examencommissie over de toe te kennen beoordeling;

    c. een regeling inzake de behandeling van klachten tegen beslissingen van de examencommissie;

    d. een regeling met betrekking tot het herexamen;

    e. een procedure voor het verlenen van ontheffing van onderdelen van het examen;

    f. een procedure voor het vaststellen van de eisen waaraan een kandidaat die het examen niet met goed gevolg heeft afgelegd, moet voldoen alvorens opnieuw tot het examen te worden toegelaten.

  • 3. De opleidingsinstelling draagt ervoor zorg dat de student tijdig kennis kan nemen van het examenreglement.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied tandprotheticus.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij horende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 augustus 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Verantwoording

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Krachtens dit artikel kan ter bevordering van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg bij algemene maatregel van bestuur de opleiding tot een bij die maatregel aangewezen beroep worden geregeld of aangewezen.

Ingevolge artikel 116 van de Wet BIG is de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Raad BIG) verzocht te adviseren over de vraag welke beroepen in aanmerking komen voor regeling krachtens eerdergenoemd artikel 34. De Raad BIG zou daarbij in eerste instantie die beroepen in ogenschouw nemen die reeds eerder wettelijk werden geregeld. Het betreft hier onder meer het beroep van tandprotheticus dat zijn wettelijke grondslag tot nu toe vond in de Wet inzake de tandprothetici. In dit besluit wordt de opleiding tot tandprotheticus geregeld en wordt het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus omschreven.

Ten aanzien van het beroep van tandprotheticus adviseert de Raad BIG positief wat betreft regeling krachtens artikel 34. Tevens geeft de Raad in overweging de te stellen opleidingseisen opnieuw in beschouwing te nemen. Hierover wordt nadere toelichting gegeven bij de artikelsgewijze behandeling van de inhoud en omvang van de opleiding (artikel 3) en van het gebied van de deskundigheid (artikel 4).

Met betrekking tot het bij dit besluit aangewezen beroep van tandprotheticus dient krachtens artikel 34, tweede lid, het gebied van deskundigheid van hen die de in dit besluit geregelde opleiding hebben voltooid te worden omschreven. Vergeleken bij hetgeen tot nu toe ter zake is bepaald, impliceert het voorliggende besluit een betrekkelijke verandering.

Het besluit codificeert de bestaande praktijk dat tandprothetici ook protheses vervaardigen voor personen in wier monden nog tandwortels of andere elementen aanwezig zijn, zij het dat zij dat doorgaans doen zonder verwijzing van een tandarts. Deze praktijk vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat tandprothetici eerst de opleiding tot tandtechnicus moeten hebben gevolgd, voor zij tot de opleiding tot tandprotheticus worden toegelaten, en in eerstbedoelde opleiding leren op aanwijzing en onder controle van een tandarts de desbetreffende gebitsprotheses te maken. De opleiding tot tandprotheticus is inmiddels afgestemd op de bestaande praktijk van het werken op verwijzing van een tandarts in gevallen dat er resterende natuurlijke gebitselementen of andere elementen die dienen tot steun van gebitsprotheses aanwezig zijn. De tandprothetici die hun diploma eerder behaalden, blijken zich de bedoelde deskundigheid reeds bij de uitoefening van hun praktijk te hebben verworven.

Het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus komt hem niet exclusief toe: het is mogelijk dat iemand die niet de in dit besluit geregelde opleiding heeft voltooid, ook deskundigheid op het betrokken terrein bezit; deze persoon mag dan wel op dat terrein werkzaam zijn, maar is niet gerechtigd de titel van tandprotheticus te voeren. Het systeem van de Wet BIG sluit voorts niet uit dat personen die niet ter zake kundig zijn, op het terrein van de tandprothetici actief zijn, mits zij zich maar niet van de beschermde titel bedienen. Het wordt aan de eigen verantwoordelijkheid van het publiek overgelaten of men zich wendt tot een deskundige die een door de overheid geregelde opleiding heeft voltooid – te herkennen aan zijn titel – dan wel tot iemand die zich uitgeeft voor een deskundige, doch de titel ontbeert.

In het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure is het concept-besluit in de Staatscourant gepubliceerd teneinde gedurende drie maanden een ieder in de gelegenheid te stellen wensen en bezwaren ter zake kenbaar te maken. Tevens werd het concept aan de beide Kamers der Staten-Generaal voorgelegd (deze hadden geen opmerkingen).

De binnengekomen reacties zijn, vergezeld van een tweetal vragen, aan de Raad BIG toegezonden. De vragen hadden betrekking op de omschrijving van het deskundigheidsgebied in het algemeen en op de verwijsrelatie in het bijzonder.

De Raad BIG heeft een positief advies uitgebracht inzake de omschrijving van het deskundigheidsgebied in algemene zin. Voorts is de Raad het eens met het voorstel van ondergetekende om een onderscheid te maken tussen enerzijds het aanmeten, vervaardigen, passen en aanbrengen van gebitsprotheses in een edentate mond en anderzijds het aanmeten, vervaardigen, passen en aanbrengen van gebitsprotheses in een niet edentate mond. Betreft het een patiënt in wiens mondholte zich geen gebitselementen of andere elementen bevinden die dienen tot steun van een gebitsprothese, dan is, gelet op de deskundigheid van de tandprotheticus, geen verwijzing van een tandarts nodig. Bevinden zich in de mondholte van de patiënt wel gebitselementen of andere elementen die dienen tot steun van een gebitsprothese dan is, gelet op de deskundigheid van de tandprotheticus, een verwijzing van een tandarts vereist (zie ook onder Artikelsgewijze toelichting, artikel 4).

2. Opbouw van het besluit

Het onderhavige besluit vangt aan met een algemeen deel, de begripsbepalingen. Vervolgens komen er onderdelen die de bepalingen bevatten als volgt:

– titel van de beroepsbeoefenaar;

– omschrijving van de inhoud van de opleiding tot tandprotheticus;

– omschrijving van het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus;

– aanwijzing van de opleidingsinstellingen;

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Alleen degenen die met goed gevolg de opleiding tot tandprotheticus, bedoeld in het onderhavige besluit, afsloten, komt het recht toe de titel van tandprotheticus te voeren. In het algemene deel van de nota van toelichting is reeds uiteengezet dat niet-gerechtigden zich weliswaar op het deskundigheidsgebied van de tandprotheticus mogen begeven, doch niet gerechtigd zijn de titel te voeren.

Artikel 3

De bepalingen over de opleiding volgen het schema:

– het centrale vakgebied;

– het medisch(-biologisch) leergebied en de ondersteunende vakken;

– de stage.

In het voorliggende besluit zijn minimale eisen gesteld ten aanzien van de globale inhoud en studielast van de opleidingsonderdelen. Het betreft datgene wat essentieel is voor de bewaking door de overheid van de kwaliteit van de beginnende beroepsbeoefenaar met het oog op de kwaliteit van zorg die zorgvragers dient te worden geboden. Door ondergetekende wordt dan ook veel belang gehecht aan het centrale vakgebied en het praktijk-aspect (inclusief de stage). Het staat de instelling echter vrij om een grotere studiebelasting te vragen of aan het opleidingspakket vakken toe te voegen.

Met betrekking tot het medische onderdeel, alsmede tot de ondersteunende vakken, is een minimale studielast voor het totaal van deze onderdelen voorgeschreven. De opleidingsinstelling is dus vrij in het verdelen van de studiepunten over de desbetreffende onderdelen. Overigens is bij het schrijven van de opleidingsparagraaf rekening gehouden met de bestaande praktijk op de opleidingsinstelling.

Het centrale vakgebied

Met het oog op het kunnen bieden door de beroepsbeoefenaar van individuele gezondheidszorg op het terrein van de tandprothetiek, dient de opleiding te zijn gericht op het onderzoeken van de mond van de patiënt en het in diens mond toepassen van een gebitsprothese, alsmede op de onderzoekstechnieken die in de diverse gevallen nodig zijn. De aspirant-tandprotheticus, reeds opgeleid tot tandtechnicus, zal zich ook de specifieke tandprothetische behandelmethodiek eigen moeten maken.

Bij het «onderzoeken en behandelen» inspecteert de tandprotheticus de mond van de patiënt en neemt diens anamnese op, rekening houdend met de verwijzing van de tandarts (voor zover van toepassing), met het doel gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor de vervaardiging van de gebitsprothese. In dit stadium van het onderzoek is de kennis van belang omtrent de toestand van het gebit van de patiënt of van het resterende gedeelte van het gebit, alsmede van de samenhang van de gebitselementen, mede in het verband van de omringende weefsels. Met andere woorden, de tandprotheticus dient kennis te hebben van dentitium en parodontium.

Vervolgens moeten in de mond metingen worden verricht met het oog op de gegevens die voor constructie van de gebitsprothese nodig zijn. De gebitsprothese wordt zodra deze gereed is, gepast en uiteindelijk in de mond aangebracht. Het vervaardigen van een gebitsprothese op zich is een technische aangelegenheid waarin de leerling-tandprotheticus zich reeds heeft bekwaamd in zijn vooropleiding. Een leerling wordt immers (in beginsel) pas tot de opleiding toegelaten indien hij in het bezit is van het diploma tandtechniek (artikel 5, tweede lid, onder b). De behandeling wordt met de benodigde raad en informatie aan de patiënt afgerond.

In het centrale vak is ingeval van zogenaamde resterende dentitie het werken op verwijzing als een nieuw element opgenomen. In de toelichting op artikel 4 wordt nader ingegaan op de verwijzing.

Het medische leergebied en de ondersteunende vakken

Aangezien de volledige (halve) gebitsprothese veelal aan de orde is bij personen op gevorderde leeftijd en dan rekening moet worden gehouden met specifieke aspecten van ouder worden, voor zover relevant voor de tandprothetische zorgverlening, is in de opleiding het vak «kennis van de ouder wordende mens» opgenomen.

De stage

De stage heeft vooralsnog een beperkte omvang. De reden is namelijk dat in de oorspronkelijke opzet van de opleiding tot tandprotheticus een leerling-tandprotheticus naast de studie tandprothetische werkzaamheden verricht in een tandprothetische praktijk of op de afdeling tandprothetiek van een tandtechnisch laboratorium. De opleidingsinstelling wenst thans echter meer greep te krijgen op de afstemming van het onderwijs op de praktijk. Ondergetekende hecht veel belang aan integratie van theorie, praktijk en de beroepsuitoefening en derhalve is een kleine stage ingevoerd.

Artikel 4

De omschrijving van het gebied van deskundigheid van de tandprotheticus is ontleend aan hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 1 van de Wet inzake de tandprothetici. In algemene zin is dit onderwerp reeds aan de orde gekomen onder «Verantwoording», waarmee het algemene deel van de toelichting aanvangt. Het volgende kan nog worden gezegd.

In overleg met de beroepsorganisatie, Organisatie van Nederlandse Tandprothetici, en de opleidingsinstelling, Stichting Nederlands Tandprothetisch Instituut, is de deskundigheidsomschrijving aangepast aan de bestaande praktijk, welke de omschrijving aanvult van het werkterrein van de tandprotheticus zoals deze is begrepen in de Wet inzake de tandprothetici. In de praktijk vervaardigen tandprothetici namelijk niet alleen volledige gebitsprotheses, dus in geheel edentate monden, maar ook zogenaamde halve gebitsprotheses, dit zijn protheses voor een van de kaken. In voorkomende gevallen vervaardigen tandprothetici tevens protheses welke over een aanwezig natuurlijk element of een implantaat worden geconstrueerd.

Bij het werken in een niet edentate mond dient evenwel rekening te worden gehouden met mogelijke consequenties van tandheelkundige aard. Aangezien de tandprotheticus op het terrein van de tandheelkunst niet deskundig kan worden verondersteld, is uit oogpunt van zorgvuldig handelen voor deze situatie in de deskundigheidsomschrijving de figuur van het werken op verwijzing van een tandarts opgenomen.

In het derde lid van artikel 4 zijn enkele bepalingen inzake de vorm van de verwijzing opgenomen, hoewel deze vormvoorschriften eigenlijk bestemd zijn voor de tandarts en niet voor de tandprotheticus. Op deze manier wordt echter een rechtsbescherming gecreëerd voor de tandprotheticus naar wie wordt verwezen (van belang in verband met de in artikel 96 van de Wet BIG opgenomen strafbepaling). Aan stringente vereisten betreffende de verwijzing bestaat geen behoefte, daar de diagnosegegevens in de verwijzing op meer manieren kunnen worden verkregen of medegedeeld, zoals in de praktijk reeds is gebleken. Enerzijds rust bij de tandarts de verantwoordelijkheid om in de diagnose die wetenschap omtrent de klacht van de patiënt te geven die de tandprotheticus voor zijn behandeling nodig heeft en niet zelf kan achterhalen, omdat daarvoor zijn deskundigheid niet toereikend is. Van belang zijn dus de diagnostische gegevens. Ook kunnen technische gegevens, zoals bijvoorbeeld röntgenbeelden van belang zijn voor de tandprotheticus; deze komen bijvoorbeeld met de verwijzing van de tandarts mee. Anderzijds is het vanzelfsprekend de verantwoordelijkheid van de tandprotheticus, indien nodig, aanvullende gegevens aan de verwijzer te vragen. De door de verwijzer verstrekte informatie geeft derhalve een zekere richting aan de behandeling, aangezien de tandprotheticus uit de diagnose bepaalde conclusies trekt en andere uitsluit.

Artikel 5

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan een instelling tot opleiding van tandprothetici aanwijzen als die instelling daar om vraagt en naar het oordeel van de Minister voldoet aan de vereisten van de opleiding tot tandprotheticus als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 7. Vervolgens geeft artikel 5 nadere voorwaarden voor een aanwijzing. Zo dient de instelling erop toe te zien dat de leerlingen die de opleiding instromen zich reeds hebben bekwaamd in de tandtechniek blijkens een diploma, afgegeven door het Instituut Vakopleiding Tandtechniek, of een daaraan gelijkwaardig getuigschrift. Het systeem van de opleiding tot tandprotheticus is namelijk zodanig dat wordt voortgeborduurd op de kennis en kunde van de tandtechniek. De leerlingen dienen naast hun opleiding tot tandprotheticus tevens werkzaam te zijn op een plaats waar tandprotheses worden vervaardigd.

Alleen aangewezen opleidingsinstellingen kunnen diploma's afgeven die tot titelbescherming leiden.

Artikel 7

In tegenstelling tot de bepaling in artikel 3 van de Wet inzake de tandprothetici voorziet het onderhavige besluit niet meer in een examenregeling, doch uitsluitend in bepalingen waaraan een examenreglement dient te voldoen. De nadere uitwerking van het examenreglement wordt aan de verantwoordelijkheid van de opleidingsinstelling overgelaten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven