Besluit van 23 september 1997, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit Pentachloorfenol

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 21 december 1995, DGVgz/VVP/C 952845, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 9, onderdeel a, en 13 van de Warenwet;

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet (advies van 29 augustus 1995, nummer 14923)/(41) 5;

De Raad van State gehoord (advies van 22 april 1996, No. W13.95.0713);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 september 1997, GZB/C&O/975046, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit worden mede verstaan onder pentachloorfenol de zouten en esters daarvan.

Artikel 2

Het is verboden waren, niet zijnde eet- en drinkwaren, die meer dan 5 mg/kg pentachloorfenol bevatten, te verhandelen of binnen Nederlands grondgebied te brengen. Bij waren die uit twee of meer elementen bestaan, wordt het gehalte pentachloorfenol bedoeld in de vorige volzin, berekend voor elk element afzonderlijk.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit Pentachloorfenol.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 23 september 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de eenentwintigste oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit strekt er toe in de plaats te treden van de Warenwetregeling Pentachloorfenol. Deze regeling is ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Warenwet op 1 mei 1996 komen te vervallen omdat de in artikel 15 van de Warenwet geboden mogelijkheid om een spoedvoorziening bij ministeriële regeling te treffen, slechts voor een periode van maximaal twee jaren geldt. De strekking van de Warenwetregeling Pentachloorfenol en het onderhavige besluit zijn gelijkluidend.

Het onderhavige besluit verbiedt het verhandelen en importeren van met PCP behandelde waren die meer dan 5mg/kg PCP bevatten. De eet- en drinkwaren vallen niet onder het onderhavige besluit. In de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen is voor deze categorie van waren al geregeld welk gehalte toelaatbaar wordt geacht.

PCP en de verbindingen daarvan zijn gevaarlijke stoffen voor mens en milieu. PCP is verontreinigd met dioxinen en bij volledige verbranding van PCP-houdende waren komen dioxinen vrij.

Ook tijdens de gebruiksfase van met PCP behandelde materialen leveren deze materialen aanzienlijk risico's voor de volksgezondheid.

PCP accumuleert in vetweefsel en wordt daardoor opgenomen in de voedselketen. Esters en zouten worden in het milieu ontleed tot PCP. Zij worden daarom op gelijke wijze beoordeeld.

Het onderhavige besluit dient er toe om de volksgezondheidsbelangen zo goed mogelijk te beschermen. Het is geen middel tot een verkapte handelsbeperking.

Met het toezicht op de naleving van dit besluit (evenals op de naleving van de tijdelijke regeling) is belast de Inspectie voor de Gezondheidsbescherming.

In richtlijn nr. 91/173/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 maart 1991 (PbEG L 85) houdende negende wijziging van richtlijn nr. 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PbEG L 129) wordt de toepassing van pentachloorfenol (PCP) en de esters en zouten daarvan beperkt. De richtlijn is gebaseerd op artikel 100 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (hierna: EG-Verdrag).

Bij de behandeling van de Raad van bovengenoemde richtlijn heeft Nederland een tegenstem uitgebracht. Daarbij heeft Nederland onder verwijzing naar artikel 100A, vierde lid, van het EG-Verdrag te kennen gegeven voornemens te zijn verdergaande nationale wetgeving op het gebied van PCP te handhaven en, zo nodig, bij te stellen. Van de in artikel 100A, vierde lid, van het EG-Verdrag geboden mogelijkheid om nationale bepalingen die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen van onder meer de gezondheid van personen, is bij brief van 30 maart 1992 gebruik gemaakt om de Warenwetregeling Pentachloorfenol van 11 februari 1994 te notificeren, in aanvulling op de melding bij brief van 21 januari 1992 van het feit dat het gebruik van PCP op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, niet is toegelaten.

Bij brief van 23 september 1993 heeft de Commissie de Nederlandse instanties medegedeeld dat zij van oordeel was dat de aanvullende kennisgeving bij brief van 30 maart 1992 een ontwerp betrof dat buiten het toepassingsgebied van richtlijn nr. 91/173/EEG valt daar het gaat om ontwerp-regelgeving inzake het in de handel brengen van met PCP behandelde waren. De Commissie deelde mede dat het ontwerp daarom niet beoordeeld dient te worden in het kader van artikel 100A, vierde lid, van het EG-Verdrag, maar wel valt binnen het toepassingsgebied van richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften.

De Raad van State is in het advies 22 april 1996 eveneens van oordeel dat het onderhavige besluit buiten het toepassingsgebied van richtlijn nr. 91/173/EEG valt en dat notificatie zou moeten plaatsvinden op grond van richtlijn nr. 83/189/EEG.

De gelijkluidende opvattingen van de Commissie en de Raad van State hebben geleid tot de beslissing het onderhavige besluit alsnog ingevolge richtlijn nr. 83/189 EEG ter kennis te brengen van de Commissie.

Bij die notificatie is aangegeven, zoals in deze nota van toelichting hierboven al werd gedaan, dat met PCP behandelde waren ook in de gebruiksfase risico's voor de volksgezondheid met zich brengen. In Nederland is het behandelen van waren met PCP in het geheel niet toegestaan op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Er kan dus geen sprake zijn van een verkapte handelsbelemmering, aangezien Nederlandse producenten al aan deze vergaande beperking onderworpen zijn. Dat in dit besluit een drempelwaarde van 5 mg/kg is opgenomen, heeft te maken met het feit dat er altijd sporen PCP in (ook niet-behandelde) waren voor kunnen komen. de drempelwaarde is zo laag mogelijk gekozen, garanderend dat waren ten aanzien waarvan PCP bewust is toegepast altijd onder de werkingssfeer van het besluit vallen terwijl onbedoelde vervuiling met enkele moleculen PCP niet tot beperkingen zal leiden.

De notificatie ingevolge richtlijn nr. 83/189/EEG, geregistreerd onder nummer 97/0144/NL, heeft niet geleid tot het indienen van bezwaren van de kant van andere lidstaten van de EU.

Slechts de Europese Commissie heeft gereageerd, waarbij de aandacht werd gevraagd voor de (mogelijk) naderende herziening van de communautaire regelgeving inzake pentachloorfenol.

Uiteraard zullen wijzigingen in die regelgeving geïmplementeerd dienen te worden, waarbij het door Nederland ingestelde beroep op artikel 100A, vierde lid, van het EG-Verdrag in dat licht door de regering beoordeeld zal moeten worden. Ter zake van de constatering van de Commissie dat er in het ter kennis gebrachte ontwerp-besluit niet wordt verwezen naar richtlijn nr. 83/189/EEG zij verwezen naar de slotalinea's van deze nota van toelichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Artikel 2 bevat de noodzakelijke verbodsbepaling met betrekking tot waren die met pentachloorfenol zijn behandeld.

Onder elementen worden onderdelen verstaan.

Artikel 3

Gelet op het feit dat de Warenwetregeling Pentachloorfenol sedert 1 mei 1994 in werking is, is een uitverkooptermijn voor pentachloorfenol bevattende of met pentachloorfenol behandelde waren niet nodig.

Naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie Warenwet wordt in de tekst van de toelichting nauwelijks ingegaan op de milieuaspecten. Duidelijk moge zijn dat het onderhavige besluit dient ter bescherming van de volksgezondheidsbelangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 1997, nr. 217.

Naar boven