Besluit van 5 september 1997, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 21 mei 1997, RDB97/U440-RD, gedaan mede namens Onze Ministers van Financiën, van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 juli 1997, no. W04.97.0318/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, van 15 augustus 1997, RDB97/590-RD, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Financiën, van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde,

Hebben goed gevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden1 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De burgemeester zendt voor het einde van elke kalendermaand aan de leverancier een schriftelijke verantwoording over de voorafgaande kalendermaand, opgemaakt volgens een door Onze Minister vastgesteld model. Deze verantwoording bevat ten minste een opgave van de soorten, aantallen en nummers van:

    a. de geleverde misdrukken, bedoeld in artikel 2, derde lid;

    b. de op onregelmatige wijze aan de voorraad van de gemeente onttrokken reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, vierde lid;

    c. de bij het personaliseren onbruikbaar geworden reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, vijfde lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister stelt aan de hand van de geleverde reisdocumenten en de schriftelijke verantwoordingen het bedrag vast van de kosten die aan het Rijk moeten worden afgedragen. Onze Minister maakt deze vaststelling bekend aan de gemeente nadat deze een eerstvolgende bestelopdracht heeft geplaatst, waarbij wordt aangegeven op welke wijze het af te dragen bedrag is vastgesteld.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot respectievelijk vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Afschriften van de beschikkingen inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden met de schriftelijke verantwoording meegezonden. Onze Minister stelt op basis van deze beschikkingen het bedrag vast van de kosten die terzake aan de gemeente worden gerestitueerd.

B. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel f en komen de bedragen voor de overige onderdelen als volgt te luiden:

onder a. NLG 53,95 
 ANG 46,50 
 AWG 46,50  
onder b. NLG 80,05  
 ANG69,00  
 AWG 69,00  
onder c. NLG53,95 
 ANG 46,50 
 AWG 46,50  
onder d. NLG15,60  
onder e.NLG 55,95  
 ANG48,25 
 AWG 48,25 

2. In het tweede lid komen de bedragen voor de genoemde onderdelen als volgt te luiden:

onder a.NLG12,65 
 ANG10,90 
 AWG10,90  
onder b.NLG10,65  
 ANG9,20 
 AWG9,20  
onder c.NLG10,65  
 ANG9,20 
 AWG9,20  
onder d.NLG10,65  
 ANG9,20 
 AWG9,20  
onder e.NLG12,65  
 ANG10,90 
 AWG10,90  
onder f.NLG8,50  
onder g.NLG10,65 
 ANG9,20  
 AWG9,20 

3. In het derde lid wordt «NLG 35,00» vervangen door: NLG 36,60.

4. Het vierde, vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 4. Jaarlijks worden bij ministeriële regeling de in het eerste en derde lid genoemde bedragen in Nederlandse valuta voor het volgende kalenderjaar aangepast. Daartoe worden de voor het lopende jaar geldende bedragen geïndexeerd met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar zoals die door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd. De nieuwe bedragen worden op 5/100 gulden afgerond.

  • 5. De in het eerste en tweede lid genoemde bedragen in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse valuta worden jaarlijks voor het volgende kalenderjaar door Onze Minister aangepast aan de hand van de op 1 augustus van het lopende jaar geldende administratiekoers, zoals deze door Onze Minister van Buitenlandse Zaken wordt vastgesteld voor de omrekening van Nederlandse bedragen in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt. De omgerekende bedragen worden op 5/100 gulden dan wel 5/100 florin afgerond. Bij de omrekening wordt uitgegaan van de voor het volgende kalenderjaar aangepaste bedragen in Nederlandse valuta.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba.

C. Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komen de bedragen voor de genoemde onderdelen als volgt te luiden:

onder a:NLG96,15 
 ANG82,90 
 AWG82,90  
onder b:NLG69,00  
 ANG59,50 
 AWG59,50  
onder c:NLG120,25  
 ANG103,65 
 AWG103,65  
onder d:NLG55,95  
 ANG48,25 
 AWG48,25  
onder e:NLG35,70  
onder f:NLG55,95  
 ANG48,25  
 AWG48,25 
onder g:NLG54,30  
 ANG46,80  
 AWG46,80 
onder h:NLG5,55  
 ANG4,80  
 AWG4,80 

2. Onder vernummering van het tweede, derde, vierde en vijfde lid tot respectievelijk derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt na het eerste lid een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Jaarlijks worden bij ministeriële regeling de in het eerste lid genoemde bedragen in Nederlandse valuta voor het volgende kalenderjaar aangepast. Daartoe worden de voor het lopende jaar geldende bedragen geïndexeerd met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar zoals die door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd. De nieuwe bedragen worden op 5/100 gulden afgerond.

3. In het nieuwe vijfde lid wordt de zinsnede «artikel 2, derde lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (Stb. 1986, 611)» vervangen door: artikel 2, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.

4. In het nieuwe zesde lid wordt de zinsnede «Artikel 6, vierde en vijfde lid,» vervangen door: Artikel 6, vijfde en zesde lid,.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 september 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

J. J. C. Voorhoeve

Uitgegeven de zestiende oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Sedert de inwerkingtreding op 1 januari 1992 van het Besluit paspoortgelden zijn de in dit besluit opgenomen tarieven in Nederlandse valuta niet gewijzigd. Bij Besluit van 3 augustus 1994, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden, in werking getreden op 1 januari 1995, zijn de bestaande tarieven uitgebreid met een bedrag voor de af te dragen kosten en rechten voor de nieuwe Europese identiteitskaart.

De tarieven worden thans aangepast, enerzijds met een structurele verhoging en anderzijds met een jaarlijks terugkerende aanpassing.

De structurele verhoging van de tarieven wordt veroorzaakt doordat in de modellen van de reisdocumenten verbeteringen zijn aangebracht. Zowel de paspoorten als de Europese identiteitskaart hebben een aantal extra beveiligingskenmerken gekregen om fraude met en misbruik van reisdocumenten beter tegen te kunnen gaan. Tevens worden de tot verstrekking van reisdocumenten bevoegde autoriteiten eenmalig kosteloos in het bezit gesteld van de zogenaamde fototang waarvan het gebruik in de verbeterde reisdocumenten eveneens fraude kan bemoeilijken. Deze verbeteringen brengen voor het Rijk kosten met zich mee in de relatie met de leverancier van de reisdocumenten. Omdat de verbeteringen ook ten goede komen aan de burger is besloten de tarieven van de reisdocumenten structureel met de verbeteringskosten te verhogen. Concreet leidt de invoering van deze verbeterde reisdocumenten, voorzien op 1 oktober 1997, tot een verhoging van fl. 1,65 voor de paspoorten en fl. 0,50 voor de Europese identiteitskaart.

Daarnaast noopt de jaarlijkse stijging van de kosten in verband met de uitgifte van reisdocumenten tot aanpassing van de in het Besluit paspoortgelden vastgelegde tarieven. Om deze jaarlijke kostenstijging zo doelmatig mogelijk in de tarieven te kunnen verwerken, zonder telkenmale het Besluit paspoortgelden zelf te moeten wijzigen, is in het besluit een jaarlijks aanpassingsmechanisme op basis van indexering opgenomen. De nieuwe regeling is neergelegd in artikel 6, vierde lid, en in artikel 12, tweede lid.

De nieuwe bepalingen betekenen een uitbreiding van de eerder in het besluit opgenomen indexeringsregeling voor het gemeentelijk deel in de maximum-afgifteprijs van de Europese identiteitskaart. Het in die regeling gebruikte indexcijfer (de prijsmutatie van de overheidsconsumptie) vindt thans toepassing voor de jaarlijkse aanpassing van alle bedragen in Nederlandse valuta, genoemd in artikel 6, eerste en derde lid, en in artikel 12, eerste lid. De nieuwe bedragen worden bij ministeriële regeling bekendgemaakt.

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Met het oog hierop zijn de in de gewijzigde artikelen 6 en 12 opgenomen tarieven reeds verhoogd met de bovengenoemde structurele verbeteringskosten en vervolgens geïndexeerd. De overige wijzigingen in het besluit betreffen enige technische aanpassingen, waarop in de artikelsgewijze toelichting nader zal worden ingegaan.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

De vaststelling van het bedrag van de kosten die aan het Rijk moeten worden afgedragen, vindt plaats doordat de door de leverancier aan de gemeente geleverde reisdocumenten worden verrekend met de door de gemeente aan de leverancier toegezonden schriftelijke verantwoordingen. Deze vaststelling wordt neergelegd in een specificatie die aan de betrokken gemeente wordt gezonden. De procedure is thans duidelijker in artikel 3, tweede lid, verwoord.

De vaststelling van de af te dragen kosten geschiedt nadat een eerstvolgende bestelopdracht van de gemeente voor een nieuwe levering reisdocumenten door de leverancier is ontvangen. De uitzondering die in artikel 3, tweede lid, was opgenomen, inhoudende dat vaststelling achterwege bleef indien de eerstvolgende bestelling een spoedbestelling was, is komen te vervallen. In de praktijk is namelijk gebleken dat dergelijke spoedbestellingen altijd kunnen worden afgehandeld als gewone bestellingen, die echter versneld worden afgeleverd. Aan deze bepaling bestaat dan ook geen behoefte meer.

De kosten die de gemeente niet dan wel gedeeltelijk is verschuldigd naar rato van de aan de aanvrager verleende kwijtschelding maken geen onderdeel uit van de bovengenoemde vaststelling. Zij worden apart gerestitueerd aan de gemeente.

Dit is thans duidelijker in het besluit tot uiting gebracht door de procedure betreffende de kwijtschelding apart te regelen in artikel 3, derde lid.

Onderdeel B

In artikel 6, vierde lid, wordt bepaald welke bedragen worden geïndexeerd met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie.

De reden dat de prijsmutatie van het voorafgaande kalenderjaar als uitgangspunt voor de indexering van de tarieven voor het komende kalenderjaar is gekozen, is gelegen in het feit dat op het moment van de indexering nog niet beschikt kan worden over de definitieve prijsmutatie van het lopende jaar.

Uit het Centraal economisch plan 1997 blijkt dat de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het jaar 1996 0,5% bedraagt.

De indexering van de maximum-afgifteprijs voor de Europese identiteitskaart (artikel 6, derde lid) vindt in het vervolg over het gehele bedrag plaats. Naast het gemeentelijk deel omvat de indexering nu immers ook het complementaire rijksdeel in dit tarief, waarbij hetzelfde indexcijfer wordt gebruikt. Hieruit vloeit voort, dat artikel 6, zesde lid (oud), is komen te vervallen.

Het tarief met betrekking tot de noodverlenging (artikel 6, eerste lid, onder f) is eveneens vervallen, omdat de autoriteiten die kosten terzake van reisdocumenten aan het Rijk moeten afdragen, niet langer bevoegd zijn om noodverlengingen te plaatsen.

De vaststelling van de nieuwe tarieven in Nederlandse valuta heeft tot gevolg dat de overeenkomstige bedragen in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse valuta eveneens wijziging hebben ondergaan. Daartoe is gebruik gemaakt van het reeds in het besluit opgenomen koersaanpassingsmechanisme. Dit houdt in, dat de nieuwe tarieven in Nederlandse valuta zijn omgerekend in Nederlands-Antilliaanse gulden en Arubaanse florin aan de hand van de door de Minister van Buitenlandse Zaken vastgestelde administratiekoers, zoals deze op 1 augustus 1997 gold. Deze administratiekoers luidt als volgt: ANG 100 per NLG 116,00, respectievelijk AWG 100 per NLG 116,00.

Onderdeel C

In artikel 12, eerste lid, zijn de nieuwe bedragen inzake de door het Rijk te heffen rechten vermeld. De gewijzigde tarieven zijn ook in dit geval, conform het tweede lid van dit artikel, berekend aan de hand van de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het jaar 1996, zoals deze is opgenomen in het Centraal economisch plan 1997.

Artikel 12, vijfde lid, bevatte een verwijzing naar artikel 2, derde lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken van 1986. Deze regeling is in 1994 evenwel vervangen door een nieuw reglement. De onderhavige bepaling is hierop aangepast.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

J. J. C. Voorhoeve


XNoot
1

Stb. 1991, 563, gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 augustus 1994, Stb. 639.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 1997, nr. 217.

Naar boven