Besluit van 3 oktober 1997, houdende regels voor het etiketteren van rundvlees (Landbouwkwaliteitsbesluit etikettering rundvlees)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 juni 1997, No J.97.5746, Directie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr 820/97 van de Raad van de Europese Unie van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117), alsmede de artikelen 2 en 4 van de Landbouwkwaliteitswet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 augustus 1997, No. W11.97.0340);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 23 september 1997, No. J.97.8654, Directie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

ln dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. verordening 820/97: verordening (EG) nr 820/97 van de Raad van de Europese Unie van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117);

b. rundvlees: rundvlees als bedoeld in artikel 13 van verordening 820/97;

c. vereniging: vereniging als bedoeld in artikel 13 van verordening 820/97;

d. etiketteren: etiketteren als bedoeld in de begripsomschrijving van «etikettering» in artikel 13 van verordening 820/97;

e. Produktschap: Produktschap voor Vee en Vlees.

Artikel 2

Het is de handelaar of vereniging verboden in een verkooppunt rundvlees op zodanige wijze te etiketteren dat informatie wordt verstrekt over de oorsprong, bepaalde kenmerken of productieomstandigheden van het geëtiketteerde vlees of van het dier waarvan het vlees afkomstig is, tenzij is voldaan aan titel ll van verordening 820/97 en het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel 3

  • 1. Onze Minister is bevoegd:

    a. te beslissen omtrent de aanvraag tot goedkeuring van een productspecificatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van verordening 820/97;

    b. te beslissen omtrent de erkenning van een controledienst als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van verordening 820/97, alsmede

    c. tot het nemen van de bij of krachtens verordening 820/97 gestelde maatregelen om de naleving van verordening 820/97 te bewerkstelligen.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister kan voor de toepassing van de in artikel 3 gestelde regels de medewerking vorderen van het bestuur van het Produktschap.

  • 2. Onze Minister kan bepalen dat de in artikel 3, tweede lid, bedoelde nadere regels met betrekking tot artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, door het bestuur van het Produktschap bij verordening worden gesteld.

  • 3. Onze Minister kan met betrekking tot het verlenen van de medewerking van het Produktschap regelen stellen of aanwijzingen geven en kan daarbij bepalen dat de krachtens verordening, bedoeld in het tweede lid, vastgestelde nadere voorschriften en genomen besluiten de goedkeuring behoeven van een door hem aangewezen autoriteit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsbesluit etikettering rundvlees.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 3 oktober 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Uitgegeven de negende oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige besluit is vastgesteld ter implementatie van titel II van verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PbEG L 117) (hierna: verordening). Uit de overwegingen van de verordening blijkt dat met de maatregel wordt beoogd om de ten gevolge van de BSE-crisis gedestabiliseerde Europese rundvleesmarkt te herstellen door de transparantie van de omstandigheden van de productie en het in de handel brengen van deze producten te verbeteren, met name ten aanzien van de traceerbaarheid. In dit verband wordt enerzijds voorzien in een betere identificatie- en registratieregeling voor runderen in de productiefase en, anderzijds, voorzien in een op objectieve criteria gebaseerde specifieke communautaire etiketteringsregeling voor rundvlees in de afzetfase. Titel I van de verordening bevat het daarvoor benodigde identificatie- en registratiesysteem voor runderen. De regelgeving voldoet op dit punt reeds aan de verordening. Titel II van de verordening schrijft voor op welke wijze de traceerbaarheid van het in een verkooppunt geëtiketteerde rundvlees moet zijn gewaarborgd.

lngevolge de verordening vindt in de Europese Unie etikettering van rundvlees tot 1 januari 2000 op vrijwillige basis plaats. Daarna zal de etikettering, op voorwaarde dat de Raad van de Europese Unie de daarvoor benodigde regels heeft vastgesteld, verplicht worden. De lid-staten die over een voldoende operationeel identificatie- en registratiesysteem voor runderen beschikken, kunnen er echter voor kiezen om reeds voor deze datum een verplicht etiketteringssysteem in te voeren voor rundvlees van dieren die op hun grondgebied zijn geboren, gehouden en geslacht. Vanwege de mogelijke gevolgen voor het intracommunautaire handelsverkeer is daarvoor wel voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie vereist.

Omdat het onderhavige besluit uitsluitend strekt ter uitvoering van dwingende communautaire besluiten die de aanneming van technische voorschriften tot gevolg hebben, behoeft deze ingevolge artikel 10 van richtlijn nr. 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1, niet te worden genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van genoemde richtlijn. Het onderhavige besluit wordt na inwerkingtreding wel gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 5, tweede lid, van verordening 1141/97, waarin is bepaald dat de lid-staten de Commissie zo spoedig mogelijk de nadere uitvoeringsbepalingen mededelen en met name die welke op het gebied van controles en sancties zijn vastgesteld.

2. Hoofdlijnen van de verordening

De in artikel 12 van de verordening neergelegde hoofdregel is dat, indien de handelaar in een verkooppunt rundvlees op zodanige wijze wenst te etiketteren dat informatie wordt verstrekt over de oorsprong, bepaalde kenmerken of productieomstandigheden van het geëtiketteerde vlees of van het dier waarvan het vlees afkomstig is, hij de bepalingen van titel II van de verordening in acht dient te nemen. Door deze ruime omschrijving valt ook de detaillist onder de verplichtingen van de verordening.

Onder etikettering wordt ingevolge artikel 13 van de verordening niet alleen het aanbrengen van een etiket verstaan, doch ook de in een verkooppunt door de detaillist aan de consument verstrekte informatie over het vlees, zoals folders.

Op deze regel bestaat wel een aantal uitzonderingen. De etiketten die alleen informatie bevatten die gemakkelijk in het verkooppunt kan worden gecontroleerd, zoals de vermelding van het gewicht of de benaming van het stuk vlees, vallen buiten de reikwijdte van de onderhavige verordening. Ook de verplichte vermeldingen uit hoofde van richtlijn 79/112/EEG inzake de etikettering van levensmiddelen (PbEG L 33) en de beschermde vermeldingen uit hoofde van verordening (EEG) nr 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG L 208) en verordening (EEG) nr 2082/92 inzake de specificiteitscertificering van landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG L 208) vallen buiten de onderhavige verordening.

De handelaar die het rundvlees wil etiketteren in de zin van de verordening, moet daarvoor voorafgaande goedkeuring vragen. Deze dient daartoe ingevolge artikel 14 van de verordening een zogenaamde productspecificatie in te dienen bij de bevoegde autoriteit. In deze specificatie moet aangegeven worden welke informatie op het etiket wordt vermeld en hoe de controle op de juistheid van deze informatie in de gehele keten wordt gewaarborgd en gecontroleerd. De aanvraag kan ook door een vereniging van handelaren, werkzaam in een of verschillende stadia van de rundvleeshandel, worden ingediend. In dat geval moet tevens worden aangegeven op welke wijze tegen een lid van de vereniging dat zich niet aan de goedgekeurde productspecificatie houdt, wordt opgetreden.

Op het etiket moet de handelaar in ieder geval een referentienummer vermelden zodat het vlees naar het betreffende dier of de betreffende dieren kan worden getraceerd. Indien de productie of verkoop van het geëtiketteerde rundvlees plaatsvindt in twee of meer lid-staten is de handelaar voorts verplicht zijn naam of logo op het etiket te vermelden. Deze voorschriften zijn neergelegd in de artikelen 14 en 16 van de verordening.

Indien de etikettering betrekking heeft op rundvlees dat in twee of meer lid-staten wordt geproduceerd of verkocht, dient de productspecificatie ingevolge artikel 14, derde lid, van de verordening door de bevoegde autoriteit van alle betrokken lid-staten te worden goedgekeurd. Deze goedkeuring beperkt zich uiteraard slechts tot de activiteiten die op het grondgebied van de desbetreffende lid-staat plaatsvinden.

De lid-staten zijn voorts verplicht om elkaars goedkeuringen te erkennen. In artikel 15 van de verordening is bepaald dat, indien de handelaar rundvlees wil etiketteren dat afkomstig is uit een land van buiten de Europese Unie, de productspecificatie ook door de bevoegde autoriteit van het derde land moet worden goedgekeurd. Tevens dient het derde land aan de Europese Commissie informatie te verstrekken over de bevoegde autoriteit en de aldaar geldende goedkeuringsprocedure; de Commissie kan op basis daarvan besluiten dat de door het derde land goedgekeurde productspecificaties in de Europese Unie niet geldig zijn.

Indien blijkt dat een handelaar niet heeft voldaan aan de vereisten van de goedgekeurde productspecificatie, kan de goedkeuring ingevolge artikel 17 van de verordening worden ingetrokken; ook is het mogelijk extra voorwaarden op te leggen.

Door de Europese Commissie, die met de uitvoering van de verordening is belast, worden krachtens artikel 18 van de verordening nog nadere regels vastgesteld, zoals een overgangsregeling voor bestaande labels en een vereenvoudigde goedkeuring voor in een andere lid-staat voorverpakt rundvlees; ook bestaat het voornemen om administratieve sancties vast te stellen.

3. Inhoud van het besluit

Nederland heeft een goed operationeel identificatie- en registratiesysteem voor runderen (hierna: l&R) en kan er derhalve voor kiezen om, vooruitlopend op de op communautair niveau verplichte etikettering van rundvlees met ingang van het jaar 2000, etikettering nu al verplicht te stellen. Bij een verplicht systeem moet de handelaar in ieder geval het l&R-nummer of een daarmee corresponderend referentienummer op het etiket vermelden. Daarnaast kunnen ook andere vermeldingen verplicht worden gesteld. Verplichte etikettering kan alleen worden ingevoerd voor vlees afkomstig van in Nederland geboren, gehouden en geslachte runderen; met ingang van het jaar 2000 zal deze beperking vervallen omdat alsdan alle lid-staten van de Europese Unie over een l&R-systeem moeten beschikken.

In het onderhavige besluit is gekozen voor een vrijwillig systeem. Op deze wijze kan het Nederlandse bedrijfsleven, vooruitlopend op de situatie met ingang van het jaar 2000, zelf het tempo van de voor etikettering benodigde aanpassingen van infrastructurele aard bepalen. Daarnaast biedt een vrijwillig systeem het bedrijfsleven de mogelijkheid om zelf in de praktijk vast te stellen hoe etikettering in de markt het beste kan worden gehanteerd. Op deze wijze worden ongewenste gevolgen voor de concurrentiepositie van de Nederlandse rundvleessector zo veel mogelijk voorkomen. Dit is ook in lijn met het op de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit betrekking hebbende plan van aanpak (kamerstukken II 1994/95, 24 036 nr. 1), waarin onder meer is aangegeven dat het stellen van regels die de ontplooiing van burgers belemmeren en het bedrijfsleven onnodig belasten moet worden voorkomen.

De verordening heeft rechtstreekse werking. Daarom bevat het besluit alleen de voor de tenuitvoeringlegging noodzakelijke bepalingen, zoals de verbodsbepaling en de bevoegdheidsscheppende bepalingen. Daarbij is gekozen voor een raamregeling, waarbij de nadere uitvoeringsbepalingen bij ministeriële regeling of productschapsverordening zullen worden vastgesteld. De bij of krachtens dit besluit gestelde regels worden slechts ter uitvoering van de verordening gesteld.

Het is enerzijds, gelet op de aldaar reeds aanwezige kennis en ervaring op dit gebied, wenselijk de uitvoering van de etiketteringsregeling zo dicht mogelijk bij de sector zelf neer te leggen. Anderzijds wordt het van belang geacht om bepaalde onderwerpen op ministerieel niveau te regelen. Het besluit voorziet daarom in een nadere bevoegdheidsverdeling tussen de minister en het Produktschap voor Vee en Vlees (hierna: PVV) en een daaraan gekoppeld beslissingsniveau.

In artikel 4, eerste lid, van het besluit is derhalve bepaald dat voor de toepassing van de in artikel 3 gestelde regels de medewerking van het PVV kan worden gevorderd. Het is de bedoeling om het PVV in medebewind met de in artikel 3, eerste lid, bedoelde goedkeuring van de productspecificaties, de erkenning van onafhankelijke controlediensten, alsmede het administratieve toezicht op de naleving van de goedgekeurde productspecificaties te belasten; het PVV zal in dat verband bij ministeriële regeling als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 14 van de verordening, worden aangewezen.

Deze medewerking kan ingevolge artikel 4, tweede lid, ook bestaan uit het bij verordening stellen van nadere regels met betrekking tot de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c van het besluit bedoelde onderwerpen. Deze regels zullen met name betrekking hebben op de wijze waarop aanvragen moeten worden ingediend en de aard van de administratieve sancties die bij overtreding van de voorschriften zullen worden opgelegd. Deze verordening behoeft ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet ministeriële goedkeuring. Teneinde elke schijn van een eventuele vermenging van verantwoordelijkheden te voorkomen is er bij de redactie van artikel 4, tweede lid, van het besluit voor gekozen om het stellen van nadere regels met betrekking tot de erkenning van een controledienst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, niet aan het PVV te delegeren. Deze eisen zullen derhalve ingevolge artikel 3, tweede lid, bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 4, derde lid, van het besluit bevat de mogelijkheid om de wijze waarop de medebewindstaak door het PVV wordt uitgevoerd, alsmede het daaraan gekoppelde ministeriële toezicht, nadere invulling te geven. Ook de in deze bepaling opgenomen bevoegdheid om te bepalen dat de krachtens productschapsverordening vastgestelde nadere voorschriften en genomen besluiten van het PVV de goedkeuring behoeven van een door de minister aangewezen autoriteit, waarmee de directeur-generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wordt beoogd, dient in dit licht te worden bezien.

4. Controle en sancties

De etiketteringsregeling staat of valt bij een goede controle. Ingevolge artikel 14 van de verordening wordt de controle verricht door een daartoe door de handelaar aangewezen onafhankelijke controledienst. Deze dienst dient door de bevoegde autoriteit te zijn erkend. De lidstaat kan er ook voor kiezen om zelf een bevoegde controleautoriteit aan te wijzen. De kosten van de controle dienen ten laste te komen van de handelaar die gebruik maakt van de etikettering.

In het onderhavige besluit is niet gekozen voor de aanwijzing van een bevoegde controle-autoriteit omdat het een vrijwillige regeling betreft die in het belang is van de sector zelf. Wel wordt het van belang geacht om de onafhankelijkheid en kwaliteit van de door de handelaar aangewezen controledienst te waarborgen. Daartoe zullen de voor de erkenning door het PVV benodigde randvoorwaarden in een ministeriële regeling worden vastgelegd. Zoals hierboven gesteld, is het de bedoeling om het PVV met het administratieve toezicht te belasten. Daartoe behoort ook het nemen van de in artikel 17 van de verordening genoemde maatregelen.

De Algemene Inspectiedienst (AID) en Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB) zijn belast met het repressieve toezicht in de productie- en handelsfase. De daartoe aangewezen opsporingsambtenaren zijn bevoegd terzake van overtredingen van het bij of krachtens dit besluit bepaalde op te treden aangezien het hier ingevolge artikel 18 van de Landbouwkwaliteitswet strafbare feiten betreft waarop de Wet op de economische delicten van toepassing is.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 november 1997 nr. 217.

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven