Beschikking van de Minister van Justitie van 30 september 1997, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit overheidsaanbestedingen (Stb. 1994, 380), zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 18 september 1997, Stb. 435

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel III van het besluit van 18 september 1997, Stb. 435;

Besluit:

de tekst van het Besluit overheidsaanbestedingen (Stb. 1994, 380), zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 18 september 1997, Stb. 435 in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

's-Gravenhage, 30 september 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Uitgegeven de veertiende oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

TEKST VAN HET BESLUIT OVERHEIDSAANBESTEDINGEN (STB. 1994, 380), ZOALS DIT LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ BESLUIT VAN 18 SEPTEMBER 1997, STB. 435

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

b. richtlijn 92/50/EEG: richtlijn 92/50/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PbEG L 209), naar de tekst zoals deze laatstelijk voor de toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is gewijzigd bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER Nr. 7/94 van

21 maart 1994 tot wijziging van Protocol 47 en sommige bijlagen bij de EER-Overeenkomst (PbEG L 160);

c. richtlijn 93/37/EEG: richtlijn 93/37/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PbEG L 199), naar de tekst zoals deze laatstelijk voor de toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is gewijzigd bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER

Nr. 7/94 van 21 maart 1994 tot wijziging van Protocol 47 en sommige bijlagen bij de EER-Overeenkomst (PbEG L 160);

d. richtlijn 71/304/EEG: richtlijn 71/304/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1971, betreffende de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en van de gunning van overheidsopdrachten door bemiddeling van agentschappen of filialen (PbEG L 185);

e. richtlijn 93/36/EEG: richtlijn 93/36/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen

( PbEG L 199), naar de tekst zoals deze laatstelijk voor de toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is gewijzigd bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER Nr. 7/94 van 21 maart 1994 tot wijziging van Protocol 47 en sommige bijlagen bij de EER-Overeenkomst (PbEG L 160);

f. richtlijn 89/665/EEG: richtlijn 89/665/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PbEG L 395), naar de tekst zoals deze is gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (PbEG 1994 L 1);

g. een aanbestedende dienst: een dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de richtlijnen, genoemd onder b, c en e;

h. de Commissie: de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 2

Aanbestedende diensten wenden zich zonder discriminatie en onder dezelfde voorwaarden als die welke zij voor gegadigden in Nederland stellen, tot aannemers, leveranciers en dienstverleners in andere lid-staten van de Europese Gemeenschap en in overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die voldoen aan de vereisten, gesteld krachtens respectievelijk de richtlijnen 93/37/EEG, 93/36/EEG en 92/50/EEG.

Artikel 3

In de overeenkomsten die behoren bij opdrachten voor de uitvoering van werken, voor leveringen en voor het verrichten van diensten, worden geen technische specificaties opgenomen die produkten van een bepaald fabrikaat of een bepaalde herkomst dan wel bijzondere werkwijzen vermelden, waardoor bepaalde ondernemingen worden begunstigd of uitgeschakeld, tenzij dergelijke specificaties door het voorwerp van de opdracht worden gerechtvaardigd, in welk geval daaraan de vermelding «of daarmee overeenstemmend» wordt toegevoegd.

Artikel 4

  • 1. Als instantie die bevoegd is tot het afgeven van een bewijsstuk waaruit blijkt dat een gegadigde voor een overheidsopdracht niet verkeert in een van de omstandigheden, bedoeld in artikel 29, onder a en b, van richtlijn 92/50/EEG, artikel 20, eerste lid, onder a en b, van richtlijn 93/36/EEG en artikel 24, onder a en b, van richtlijn 93/37/EEG, geldt de griffier van de rechtbank die op grond van artikel 2 van de Faillissementswet bevoegd is tot het uitspreken van de faillietverklaring van de gegadigde.

  • 2. Als instantie die bevoegd is tot het afgeven van een verklaring waaruit blijkt dat een gegadigde voor een overheidsopdracht niet verkeert in de omstandigheid, bedoeld in artikel 29, onder e, van richtlijn 92/50/EEG, artikel 20, eerste lid, onder e, van richtlijn 93/36/EEG en artikel 24, onder e, van richtlijn 93/37/EEG, geldt, voor zover het betreft bijdragen ten behoeve van werknemersverzekeringen, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en geldt, voor zover het betreft de bijdragen ten behoeve van de volksverzekeringen, de inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de gegadigde.

  • 3. Als instantie die bevoegd is tot het afgeven van een bewijsstuk waaruit blijkt dat een gegadigde voor een overheidsopdracht niet verkeert in de omstandigheid als bedoeld in artikel 29, onder f, van richtlijn 92/50/EEG, artikel 20, eerste lid, onder f, van richtlijn 93/36/EEG en artikel 24, onder f, van richtlijn 93/37/EEG, geldt de inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de gegadigde.

Artikel 5

Indien de Commissie toepassing geeft aan de procedures, bedoeld in artikel 3 van richtlijn 89/665/EEG, verlenen de betrokken aanbestedende diensten hun medewerking daaraan overeenkomstig artikel 3, derde tot en met vijfde lid, van deze richtlijn.

Hoofdstuk 2. Overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken

Artikel 6

  • 1. Voor het plaatsen van opdrachten voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van richtlijn 93/37/EEG, die voldoen aan het bepaalde in artikel 6 van de richtlijn en niet in de artikelen 4 en 5 van de richtlijn van toepassing zijn uitgesloten, passen de aanbestedende diensten de artikelen 7, tweede tot en met vierde lid, 8, 9, 10, eerste tot en met vijfde lid, 11, eerste tot en met zevende lid, elfde en twaalfde lid, 12 tot en met 14, 18 tot en met 21, 22, eerste tot en met derde lid, 23, tweede lid, 24 tot en met 28, 29, tweede tot en met vierde lid, en 30 van de richtlijn toe.

  • 2. Een aanbestedende dienst zorgt ervoor dat de in het eerste lid vermelde artikelen van richtlijn 93/37/EEG ook worden toegepast voor een opdracht voor de uitvoering van werken als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn, die door een instantie, niet zijnde een aanbestedende dienst, wordt geplaatst, indien de aanbestedende dienst de opdracht voor meer dan 50 procent rechtstreeks subsidieert.

  • 3. Ten aanzien van de begunstigden, bedoeld in artikel 1 van richtlijn 71/304/EEG, worden overeenkomstig het in die richtlijn bepaalde geen beperkingen opgelegd of toegepast.

Artikel 7

  • 1. Voor het sluiten van concessie-overeenkomsten voor openbare werken als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van richtlijn 93/37/EEG, die voldoen aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de richtlijn passen de aanbestedende diensten de artikelen 3, tweede lid, 11, derde, zesde, zevende, elfde en twaalfde lid, en 15 van de richtlijn toe.

  • 2. Voor opdrachten voor de uitvoering van werken die voldoen aan het bepaalde in artikel 6 van de richtlijn en die worden geplaatst bij derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de richtlijn 93/37/EEG, passen concessiehouders van openbare werken die geen aanbestedende dienst zijn, de artikelen 11, vierde, zesde, zevende, elfde en twaalfde lid, en 16 van de richtlijn toe. Publikatie op grond van artikel 11, vierde lid, van de richtlijn, kan echter achterwege blijven wanneer de opdracht voor de uitvoering van werken voldoet aan artikel 7, derde lid, van de richtlijn.

Artikel 8

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister de gegevens die deze nodig heeft voor de in artikel 9 bedoelde informatieverstrekking aan de Commissie.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister op diens verzoek de gegevens, bedoeld in artikel 10, vierde lid, van richtlijn 93/37/EEG.

  • 3. De aanbestedende diensten nemen daarbij, voor zover van toepassing, de nadere voorschriften in acht, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen.

Artikel 9

Onze Minister zendt uiterlijk op 31 oktober 1995 en vervolgens om de twee jaar aan de Commissie het statistisch overzicht, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van richtlijn 93/37/EEG.

Artikel 10

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie op haar verzoek de informatie, bedoeld in de artikelen 7, derde lid, onder a, 8, derde lid, en 10, vierde lid, van richtlijn 93/37/EEG.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie de informatie, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, en 30, vierde lid, derde volzin, van richtlijn 93/37/EEG.

Hoofdstuk 3. Overheidsopdrachten voor de levering van produkten

Artikel 11

  • 1. Voor het plaatsen van opdrachten voor leveringen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van richtlijn 93/36/EEG, die voldoen aan het bepaalde in artikel 5 van de richtlijn en die niet in de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 van de richtlijn van toepassing zijn uitgesloten, passen de aanbestedende diensten de artikelen 6, tweede tot en met vierde lid, 7, 8, eerste tot en met vijfde lid, 9, eerste tot en met vijfde lid en negende en tiende lid, 10 tot en met 13, 15 tot en met 18, 19, eerste tot en met derde lid, 20 tot en met 24, 25, tweede tot en met vierde lid, 26, 27 en 30 van de richtlijn toe.

  • 2. De toepassing van het eerste lid geschiedt met inachtneming van het in artikel 5, eerste lid, onder a, van richtlijn 93/36/EEG gemaakte onderscheid tussen aanbestedende diensten die niet en aanbestedende diensten die wel zijn genoemd in bijlage I van de richtlijn.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid houden de in bijlage I van richtlijn 93/36/EEG genoemde aanbestedende diensten zich bij het plaatsen van opdrachten voor leveringen aan de bepalingen van artikel 28 van de richtlijn.

  • 4. Bij het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 93/36/EEG tussen een aanbestedende dienst en een concessiehouder, niet zijnde een aanbestedende dienst, wordt bepaald dat het plaatsen van opdrachten voor leveringen ter uitvoering van die overeenkomst door de concessiehouder geschiedt op niet-discriminerende wijze.

Artikel 12

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister de gegevens die deze nodig heeft voor de in artikel 13 bedoelde informatieverstrekking aan de Commissie.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister op diens verzoek de gegevens, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van richtlijn 93/36/EEG.

  • 3. De aanbestedende diensten nemen daarbij, voor zover van toepassing, de nadere voorschriften in acht, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen.

Artikel 13

  • 1. Onze Minister zendt met betrekking tot de aanbestedende diensten, vermeld in bijlage I bij richtlijn 93/36/EEG, uiterlijk op 31 oktober van elk jaar aan de Commissie het statistisch overzicht, bedoeld in artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, van de richtlijn.

  • 2. Onze Minister zendt met betrekking tot andere dan de in het eerste lid bedoelde aanbestedende diensten uiterlijk op 31 oktober 1995 en vervolgens om de twee jaar aan de Commissie het statistisch overzicht, bedoeld in artikel 31, eerste lid, aanhef en onder b, van richtlijn 93/36/EEG.

Artikel 14

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie op haar verzoek de informatie, bedoeld in de artikelen 7, derde lid, en 8, vierde lid, van richtlijn 93/36/EEG.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie de informatie, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onder a, 7, tweede lid, en 27, derde volzin, van richtlijn 93/36/EEG.

Hoofdstuk 4. Overheidsopdrachten voor het verrichten van diensten

Artikel 15

  • 1. Voor het plaatsen van opdrachten voor dienstverlening als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van richtlijn 92/50/EEG, die voldoen aan het bepaalde in artikel 7 van de richtlijn en niet in de artikelen 4 tot en met 6 van de richtlijn van toepassing zijn uitgesloten, passen de aanbestedende diensten de artikelen 2, 3, tweede lid, 7, tweede lid, 8 tot en met 12, 14, eerste tot en met vijfde lid, 15, eerste en tweede lid, 16, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, 17, eerste, tweede, zesde en zevende lid, 18 tot en met 21, 23 tot en met 26, 27, eerste tot en met derde lid, 28, tweede lid, 29 tot en met 34, 35, tweede tot en met vierde lid, en 36 tot en met 38 van de richtlijn toe.

  • 2. Voor het uitschrijven van prijsvragen voor ontwerpen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van richtlijn 92/50/EEG, die voldoen aan het bepaalde in artikel 13, eerste en tweede lid, van de richtlijn, passen de aanbestedende diensten de artikelen 13, derde tot en met zesde lid, 15, derde lid, 16, eerste en tweede lid en 17 van de richtlijn toe.

  • 3. Een aanbestedende dienst zorgt ervoor dat de in het eerste lid vermelde artikelen van richtlijn 92/50/EEG ook worden toegepast voor een opdracht voor dienstverlening die door een instantie, niet zijnde een aanbestedende dienst, wordt geplaatst, indien de aanbestedende dienst de opdracht voor meer dan 50 procent rechtstreeks subsidieert en deze opdracht verband houdt met een opdracht voor de uitvoering van werken in de zin van artikel 2, tweede lid, van richtlijn 93/37/EEG.

Artikel 16

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister de gegevens die deze nodig heeft voor de in artikel 17 bedoelde informatieverstrekking aan de Commissie.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken Onze Minister op diens verzoek de gegevens, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van richtlijn 92/50/EEG.

  • 3. De aanbestedende diensten nemen daarbij, voor zover van toepassing, de nadere voorschriften in acht, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen.

Artikel 17

Onze Minister zendt uiterlijk op 31 oktober 1995 en vervolgens om de twee jaar aan de Commissie het statistische overzicht, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van richtlijn 92/50/EEG.

Artikel 18

  • 1. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie op haar verzoek de informatie, bedoeld in de artikelen 11, derde lid, onder a, 12, derde lid, en 14, vierde lid, van richtlijn 92/50/EEG.

  • 2. De aanbestedende diensten verstrekken de Commissie de informatie, bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, en 37, derde volzin, van richtlijn 92/50/EEG.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 19

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1993.

Artikel 20

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overheidsaanbestedingen.

Naar boven