Besluit van 22 september 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met de broninhouding van «oud-bejaarden»

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 juli 1997, VPZ/F-972640, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b, en 18, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

Gezien de brieven van de Ziekenfondsraad van 22 november 1996 (VERZ/53455/96), 19 februari 1997 (VERZ/7800/97) en 2 mei 1997 (VERZ/18263/97);

De Raad van State gehoord (advies van 28 augustus 1997, No.W13.97.0475.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 september 1997, VPZ/F-973225, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

In artikel 14 van het >Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet1 vervalt het vijfde lid.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1997. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 1997, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 juli 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 september 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de tweede oktober 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De premie-inning voor een deel van de AOW-gepensioneerde ziekenfondsverzekerden wordt op dit moment door de ziekenfondsen verricht. Dit is geregeld in artikel 14, vijfde lid, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet. Het betreft een groep AOW-gepensioneerden die op 1 april 1986 op grond van de overgangsmaatregelen van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ) vanuit de bejaarden- en vrijwillige ziekenfondsverzekeringen zijn overgegaan naar de verplichte ziekenfondsverzekering. De betreffende groep wordt in de regel aangeduid als de groep «oud-bejaarden».

In tegenstelling tot de situatie bij andere groepen ziekenfondsverzekerden wordt de ziekenfondspremie van de oud-bejaarden niet aan de bron ingehouden maar door de ziekenfondsen geïnd. De Ziekenfondsraad heeft in zijn rapport van 22 juni 1995 (VERZ/24 507/95) over de evaluatie van de Wet Van Otterloo aangegeven dat het gewenst is dat ook voor oud-bejaarden de premie aan de bron wordt ingehouden. In bedoeld rapport geeft de Ziekenfondsraad aan dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die de AOW uitvoert, deze groep AOW-gerechtigden niet als ziekenfondsverzekerden kent. Dit zal op termijn kunnen leiden tot uitvoeringsproblemen wanneer de SVB na inkomensonderzoek op de peildatum personen behorende tot deze groep als ziekenfondsverzekerden aanmerkt en premie gaat inhouden, terwijl ook het ziekenfonds die premie al int. Gezien deze overweging en uit oogpunt van efficiency is het gewenst de premieheffing van oud-bejaarden voortaan aan de bron te laten plaatsvinden. Artikel 14, vijfde lid, van het Aanwijzingsbesluit dient derhalve te vervallen. Artikel I van het onderhavige besluit voorziet in deze wijziging.

De overdracht van de premie-inning naar de SVB en de vergunninghoudende pensioeninstellingen vindt geautomatiseerd plaats. De ziekenfondsen leveren de gegevens aan de SVB, die op haar beurt ervoor zorgt dat de gegevens bij de vergunninghoudende pensioeninstellingen terecht komen. De ziekenfondsen lichten de overige pensioeninstellingen in. De uitwisseling van gegevens is erop gericht dat met ingang van 1 juli 1997 de premie-inning aan de bron zal geschieden. Gezien het vlotte verloop van de voorbereidingen en de verwarring die dreigt te ontstaan indien alsnog een andere datum zou worden vastgesteld voor de met ingang van 1 juli 1997 voorziene overgang op broninhouding van de ziekenfondspremie voor de betreffende groep verzekerden, is ervoor gekozen aan dit besluit terugwerkende kracht te geven tot en met 1 juli 1997.

Op mijn verzoek ziet de Ziekenfondsraad er op toe dat de ziekenfondsen de verzekerden adequaat informeren over de uit dit besluit voortvloeiende verandering in de premie-inning.

In totaal betreft de bedoelde broninhoudingsoperatie een groep van circa 500 000 verzekerden. Naar verwachting zal zich een beperkt aantal gevallen voordoen waarin een volledige gegevensoverdracht tussen de ziekenfondsen en de pensioeninstellingen mislukt of niet tijdig tot stand kan worden gebracht. Een zekere uitval doet zich in dit soort situaties altijd voor. Ten behoeve van de premieheffing bij ziekenfondsverzekerden die de leeftijd van 65 jaar bereiken en bij wie om enigerlei reden niet onmiddellijk aansluitend kan worden voorzien in broninhouding van de premie, is hierin voorzien door middel van een ministeriële regeling op grond van artikel 14, vierde lid, onder a en b, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet (Regeling tijdelijke vrijstelling van de verplichting tot inhouding ziekenfondspremie). In deze ministeriële regeling is bepaald dat indien een inhoudingsplichtig orgaan niet onmiddellijk in staat is de ziekenfondspremie in te houden over de door dat orgaan betaalbaar gestelde uitkering, voor ten hoogste zes maanden niet dat orgaan maar het ziekenfonds wordt belast met het innen van de premie. Zoals opgemerkt betreft deze ministeriële regeling gevallen waarin de verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt. Bij de gevallen waarop het onderhavige besluit betrekking heeft gaat het om verzekerden die reeds voor 1 april 1986 de leeftijd van 65 jaar hadden bereikt. Voor deze groep wordt een met de Regeling tijdelijke vrijstelling van de verplichting tot inhouding ziekenfondspremie vergelijkbare ministeriële regeling getroffen, die gelijktijdig met het onderhavige besluit in werking zal treden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1996, 66, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 juni 1997, Stb. 339.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven