Besluit van 18 september 1997, houdende onder meer
wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW betreffende onder meer aanwijzing
van opleidingen waarvoor aanvullende eisen gelden met het oog op de inschrijving
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
van 14 juli 1997, nr. 1997/8309 (4740), directie Wetgeving en Juridische
Zaken;
Gelet op de artikelen 7.26, tweede lid, en 7.67, tweede volzin,
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Raad van State gehoord (advies van 12 augustus 1997, nr. W05.97.0450);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen van 12 september 1997, nr. 1997/18861 (4740), directie Wetgeving
en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het >Uitvoeringsbesluit WHW1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, onder 1 wordt «of opleidingscommissie»
vervangen door: , het bestuur van een opleiding of de opleidingscommissie,
en vervalt de zinsnede «bedoeld in artikel 9.18 van de wet,».
B
Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a ten 12° vervalt «en», en in dat onderdeel
ten 13° wordt de puntkomma vervangen door: , en.
2. In onderdeel a wordt na ten 13° ingevoegd:
14°. opleiding tot leraar van de tweede graad in Nederlandse gebarentaal/doventolk;.
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. binnen het onderdeel gedrag en maatschappij:
1°. opleiding creatieve therapie, en
2°. opleiding sport en bewegen;.
ARTIKEL II
In artikel 7.67, eerste volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek wordt «f 50» vervangen door: f 55.
ARTIKEL III
1. Dit besluit treedt met uitzondering van artikel II in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 18 september 1997
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
Uitgegeven de dertigste september 1997
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel I onder A
Deze wijzigingen vloeien voort uit de inwerkingtreding van de wet van
27 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met de bestuursorganisatie van en medezeggenschap
in universiteiten (Stb. 1997, 117).
Artikel I onder B
Aan artikel 3.6 van het Uitvoeringsbesluit WHW worden twee opleidingen
toegevoegd. Ten aanzien van deze opleidingen kunnen vervolgens bij ministeriële
regeling aanvullende eisen worden gesteld aan aanstaande studenten, naast
de in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) opgenomen
vooropleidingseisen.
Het gaat om de opleiding sport en bewegen en de opleiding tot leraar
van de tweede graad in Nederlandse gebarentaal/doventolk, die beide in het
studiejaar 1998–1999 van start gaan. De opleidingen worden bij dit
besluit aangewezen om de volgende redenen.
Ten aanzien van de opleiding sport en bewegen is het gewenst aanvullende
eisen te stellen, omdat de student die wordt opgeleid tot sport- en bewegingsontwikkelaar
zelf actief moet kunnen deelnemen aan bewegingsactiviteiten. Voor de inhoud
van de aanvullende eisen zal waar mogelijk worden aangesloten bij de aanvullende
eisen voor de opleiding bewegingsagogie/psychomotorische therapie, zoals
opgenomen in de Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs (Uitleg OCenW-Reg.
1996, 7).
Voor de opleiding tot leraar van de tweede graad in Nederlandse gebarentaal/doventolk
geldt dat bij de aanvang daarvan studenten dienen te beschikken over de benodigde
spreekvaardigheid, motoriek en mimiek. Hier is sprake van enige verwantschap
met de opleiding voor logopedie waarvoor eveneens aanvullende eisen gelden.
Artikel II
Dit artikel strekt tot verhoging van het griffierecht, genoemd in de
eerste volzin van artikel 7.67 van de WHW; het griffierecht dat voor het
instellen van beroep bij het College van beroep voor het hoger onderwijs
wordt geheven, bedraagt thans f 50. Ingevolge de tweede volzin van genoemd
artikel is artikel 8.41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat het griffierecht bij algemene
maatregel van bestuur kan worden gewijzigd voor zover het prijsindexcijfer
van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft. Van deze mogelijkheid is
bij dit besluit gebruikgemaakt.
Met de wijziging van het griffierecht is aangesloten bij de verhoging
van een aantal tarieven, genoemd in de Wet tarieven in burgerlijke zaken
en in enige andere wetten waaronder de Wet op de studiefinanciering (griffierecht
College van beroep studiefinanciering). Bedoelde tarieven zijn verhoogd met
het percentage waarmee het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie sinds
1 juni 1994 is gestegen (5,1%); het bedrag is afgerond op het naastbijliggende
veelvoud van vijf gulden. Deze verhoging is gerealiseerd middels het besluit
van 28 februari 1997 tot wijziging van de Wet tarieven in burgerlijke zaken
en van enige andere wetten (Stb. 1997, 112).
Artikel III
De inwerkingtreding van dit besluit vindt met uitzondering van artikel
II plaats bij koninklijk besluit. De reden hiervan is dat artikel I van
dit besluit, alvorens in werking te kunnen treden, eerst nog voor een termijn
van dertig dagen aan de beide Kamers der Staten-Generaal dient
te worden overgelegd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
XNoot
1Stb. 1993, 487, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 oktober
1996, Stb. 559.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.