Besluit van 15 september 1997, houdende de toekenning
van een vaste beloning aan de (plaatsvervangend) voorzitter en de niet-ambtelijke
leden van de commissie, bedoeld in artikel 2 van de Regeling adviescommissie
OCenW bezwaarschriften Awb
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
van 10 september 1997, nr. 1997/20387 (8060), directie Wetgeving en Juridische
Zaken;
Gelet op artikel 3 van het Vacatiegeldenbesluit 1988;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de commissie
voor de bezwaarschriften, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a,
van de Regeling adviescommissie OCenW bezwaarschriften Awb, wordt in plaats
van vacatiegeld een vaste beloning ten bedrage van f 1450,– per
zitting toegekend.
Artikel 2
Aan de leden van de commissie voor de bezwaarschriften, bedoeld in artikel
3, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling adviescommissie OCenW bezwaarschriften
Awb, wordt in plaats van vacatiegeld een vaste beloning van f 1200,–
per zitting toegekend.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
september 1996.
Artikel 4
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaste beloning Adviescommissie
OCenW bezwaarschriften Awb.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast
met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 15 september 1997
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
Uitgegeven de dertigste september 1997
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
NOTA VAN TOELICHTING
Met ingang van 1 september 1996 beschikt het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen over een commissie voor de bezwaarschriften (Regeling
adviescommissie OCenW bezwaarschriften Awb, Stcrt. 1996, 168). De commissie
is er een als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
Met de instelling van één commissie voor het gehele ministerie
heeft de integratie van de behandeling van bezwaarschriften op de beleidsterreinen
onderwijs en wetenschappen enerzijds en cultuur anderzijds vorm gekregen.
Dit koninklijk besluit regelt de toekenning van een vaste beloning aan de
voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en de (niet-ambtelijke) leden.
Gelet op de omvang en zwaarte van de te verrichten werkzaamheden van
de commissie is besloten aan de (plaatsvervangend) voorzitter en de leden
een vaste beloning per zitting toe te kennen. Per zitting varieert, onder
meer door de verscheidenheid in zaken, het aantal adviezen dat door de commissie
wordt uitgebracht. In de regel zijn dit er 6 à 8 per zitting. Met
het doornemen van de stukken voor de zitting en het beoordelen en corrigeren
van de conceptadviezen achteraf, is tenminste één extra dag
gemoeid. Ter compensatie krijgen de (plaatsvervangend) voorzitter en de niet-ambtelijke
leden, per zitting, twee dagen vergoed.
De vaste beloning moet overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het
Vacatiegeldenbesluit, al naar gelang de zwaarte van de werkzaamheden, vastgesteld
worden op een bedrag overeenkomende met een evenredig deel van de jaarwedde
volgens de schalen van de bezoldiging van burgerlijke rijksambtenaren, met
een maximum van 50% van de jaarwedde volgens het eerste niveau na schaal
18. Dit betekent dat thans kan worden toegekend f 725,– per dag.
Gelet op het uitgangspunt dat per zitting twee dagen worden vergoed,
is de vergoeding per zitting voor de (plaatsvervangend) voorzitter vastgesteld
op f 1450,– en voor de leden op f 1200,–.
Naast de vaste beloning ontvangen zij een reiskostenvergoeding gebaseerd
op het Reisbesluit binnenland.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen