Besluit van 19 september 1997 tot uitsluiting van
strafbare feiten van het aanhangig maken door oproeping op grond van artikel
385 van het Wetboek van Strafvordering (Besluit uitsluiting oproepingsprocedure)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 januari 1997,
directie wetgeving, sector straf- en sanctierecht nr. 603033/97/6,
Gelet op artikel 384, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering,
De Raad van State gehoord, advies van 17 maart 1997, no. WO3.97.0036,
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 9 september
1997, nr. 651951/97/6,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Van de oproepingsprocedure bedoeld in artikel 385 van het Wetboek van
Strafvordering wordt geen gebruik gemaakt na het constateren van
a. vermoedelijke overtreding van artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht;
b. feiten die niet eenvoudig van aard zijn en waarvan de toedracht niet
duidelijk is;
c. feiten waarbij tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd;
d. feiten waarbij sprake is van schade, niet zijnde lichte schade;
e. feiten waarbij sprake is van letsel, niet zijnde gering letsel.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Artikel 3
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit uitsluiting oproepingsprocedure.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 19 september 1997
Beatrix
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
Uitgegeven de dertigste september 1997
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
NOTA VAN TOELICHTING
1. Bij gelegenheid van het indienen van het voorstel tot wijziging van
enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (de dagvaardingstermijn
voor de politierechter, de oproeping in kantongerechtszaken en het instellen
van hoger beroep), kamerstukken II 1995/96, 24 510, nrs. 1–2,
is artikel 384, eerste lid, eveneens gewijzigd. In de oude situatie was sprake
van een ministeriële regeling op grond waarvan een aantal strafbare
feiten van toepassing van de oproepingsprocedure werd uitgesloten. Het betrof
hier de beschikking van mijn toenmalige ambtsvoorganger van 28 april 1959,
Stcrt. 82.
In het advies van de Raad van State (kamerstukken II 1995/96, 24 510,
B) over het wetsvoorstel werd in overweging gegeven deze regeling bij algemene
maatregel van bestuur vast te stellen. Aan deze suggestie is gevolg gegeven.
2. Over de feiten die voor uitsluiting in aanmerking komen heb ik advies
gevraagd aan het openbaar ministerie. De opsomming van de thans in het besluit
opgenomen feiten is in haar geheel uit dit advies overgenomen. Het voorstel
van het openbaar ministerie is besproken met de Kring van Kantonrechters
die zich met de inhoud ervan kon verenigen.
3. Voor zover de opsomming afwijkt van de lijst die was opgenomen in
de beschikking uit 1959 merk ik het volgende op.
Door het opnemen van de omschrijving onder b tot en met e is het ook
mogelijk geworden om bij eenvoudige aanrijdingen een oproeping uit te reiken.
Zodra hierbij evenwel onduidelijkheid ontstaat over de feitelijke toedracht
of omdat de betrokkenen het niet eens zijn over de omvang van de schade of
de aard van het letsel, leent een dergelijke zaak zich niet meer voor eenvoudige
vastlegging in een (verkort) proces-verbaal en evenmin voor afdoening met
behulp van de oproepingsprocedure.
Niet meer opgenomen zijn beperkingen die voortvloeien uit de omstandigheid,
dat de opsporingsambtenaar tot een bepaalde instantie behoort. Veel van deze
opsporingsinstanties maken thans gebruik van de geautomatiseerde bekeuringsafhandelingssysteem
van de politie (TOBIAS). Dit systeem verzorgt ondermeer de geautomatiseerde
afhandeling van oproepingen.
Ten slotte worden geen feiten meer uitgesloten op basis van de leeftijd
van de verdachte. Dit is een gevolg van een wijziging van artikel 74c van
het Wetboek van Strafrecht, waardoor het mogelijk is aan een verdachte die
de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, een politietransactie aan te bieden.
Daarnaast is relevant dat tengevolge van de wijziging artikel 504, tweede
lid, van het Wetboek van Strafvordering, de raadsman, de ouders of de voogd
niet meer afzonderlijk van de oproeping in kennis behoeven te worden gesteld.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.