Besluit van 26 augustus 1997, houdende wijziging van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet (gereduceerde jaarcijns)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 3 maart 1997, No. J. 971636, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 18, tweede lid, en artikel 38 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1997, No. W.11.97.0126);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 augustus 1997, No. J.974999, Directie, Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

b. communautair kwekersrecht: een kwekersrecht verleend door het Communautair Bureau voor Planterassen op grond van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 april 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L227).

B

Na artikel 5 wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 5a

  • 1. Vanaf het tijdstip waarop de Raad voor het Kwekersrecht van de houder van het kwekersrecht een door het Communautair Bureau voor Planterassen gewaarmerkt uittreksel uit het register van communautaire kwekersrechten heeft ontvangen, waaruit blijkt dat en op welk tijdstip voor het ras een communautair kwekersrecht is verleend, bedraagt de jaarcijns 25% van het in artikel 5 genoemde bedrag, met dien verstande dat geen restitutie plaatsvindt over het op dat tijdstip nog niet verstreken gedeelte van de lopende periode van 12 maanden bedoeld in artikel 3.

  • 2. Op het moment dat de duur van het communautaire kwekersrecht is verstreken of op het moment dat in het register van communautaire kwekersrechten aantekening is gedaan van afstand, verval of vernietiging van het kwekersrecht, is de in artikel 5 genoemde jaarcijns van rechtswege verschuldigd, met dien verstande dat geen navordering plaats vindt over het op dat tijdstip nog niet verstreken gedeelte van de lopende periode van 12 maanden bedoeld in artikel 3.

  • 3. De houder van het kwekersrecht stelt de Raad voor het Kwekersrecht binnen vier weken na het verstrijken van de duur van het communautaire kwekersrecht of na het tijdstip van afstand, verval of nietigheid van het communautaire kwekersrecht, hieromtrent schriftelijk in kennis.

  • 4. Op een daartoe strekkend verzoek van de Raad voor het Kwekersrecht verstrekt de houder van het kwekersrecht een verklaring omtrent de inschrijving van het ras in het register van communautaire kwekersrechten, dan wel een recent uittreksel uit dit register waaruit de inschrijving blijkt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 augustus 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de elfde september 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Met ingang van 27 april 1995 is het ingevolge verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 april 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L227) (nader: verordening) mogelijk voor een plantenras een communautair kwekersrecht aan te vragen. Het communautaire stelsel en de nationale stelsels van kwekersrecht staan naast elkaar. Dit betekent dat de kweker de keuze heeft tussen een bescherming op communautair of op nationaal niveau.

Artikel 92, eerste lid, van de verordening bepaalt dat, indien een communautair recht is verleend, geen nationaal kwekersrecht meer kan worden verleend. Het omgekeerde geval is wel mogelijk: eerst kan een nationaal kwekersrecht worden verleend en vervolgens kan, ervan uitgaande dat aan de desbetreffende voorwaarden (met name de nieuwheid van het ras) is voldaan, een communautair kwekersrecht worden verleend. Artikel 92, tweede lid, van de verordening bepaalt echter dat aan het nationale recht geen bescherming kan worden ontleend zolang op het ras een communautair kwekersrecht rust; het nationale recht is gedurende de looptijd van een communautair kwekersrecht in feite een slapend recht dat pas «herleeft» op het moment dat het communautaire recht vervalt.

Tussen 27 april en 1 september 1995 konden kwekers ingevolge artikel 118 van de verordening gebruik maken van een overgangsregeling waardoor het mogelijk was voor bestaande rassen een communautair kwekersrecht te verkrijgen. Vele Nederlandse kwekers hebben hiervan gebruik gemaakt.

Zoals hiervoor is vermeld, kan bij verlening van een communautair kwekersrecht de inschrijving in het Nederlandse Rassenregister gehandhaafd blijven. Een dubbele inschrijving brengt echter de nodige kosten voor de kweker met zich mee omdat hij naast de nationale jaarcijns ook de communautaire jaarcijns moet betalen. Teneinde te voorkomen dat hij zich hierdoor genoodzaakt ziet om de inschrijving in het Nederlandse rassenregister niet langer te handhaven, waardoor hij de mogelijkheid verspeelt om in een later stadium weer op de nationale bescherming terug te vallen, wordt het wenselijk geacht de jaarcijnzen voor deze «slapende rechten» te verlagen tot 25% van de normale jaarcijnzen. In het Verenigd Koninkrijk is een dergelijke kortingsregeling inmiddels al ingevoerd.

Verwacht wordt dat door deze faciliteit de Nederlandse kwekers ook makkelijker de overstap naar het communautaire systeem zullen maken, doordat zij eerst een Nederlands kwekersrecht kunnen aanvragen en bij de communautaire aanvraag ingevolge artikel 52 van de verordening een beroep op voorrang kunnen doen. Mocht later blijken dat de bescherming van het ras op EU-niveau niet interessant genoeg is, dan kunnen zij bovendien weer terugvallen op de nationale bescherming.

Om voor betaling van de verlaagde jaarcijns in aanmerking te komen dient de kwekersrechthouder een gewaarmerkt uittreksel uit het register van communautaire kwekersrechten aan de Raad voor het Kwekersrecht over te leggen.

Van de verlaagde jaarcijns wordt door de Raad ingevolge artikel 9, vierde lid, onderdeel b, van het Reglement van de Raad voor het Kwekersrecht aantekening in het Nederlandse Rassenregister gedaan. De verlaagde jaarcijns geldt met ingang van het tijdstip waarop het uittreksel door de Raad voor het Kwekersrecht is ontvangen. Omdat de jaarcijns ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Jaarcijnsbesluit bij vooruitbetaling is verschuldigd en er over het nog niet verstreken gedeelte van de lopende jaarcijnsperiode geen restitutie plaats vindt, is de verlaagde jaarcijns voor de kwekersrechthouder pas van toepassing is op de op het moment van overlegging van het uittreksel nog niet vervallen jaarcijnsperiode.

Op het moment dat de duur van het communautaire kwekersrecht is verstreken of op het moment dat in het register aantekening is gedaan van afstand, verval of vernietiging van het kwekersrecht, is de kwekersrechthouder met ingang van de eerstvolgende jaarcijnsperiode weer de normale jaarcijns verschuldigd. De kwekersrechthouder is verplicht de Raad voor het Kwekersrecht van een en ander binnen vier weken schriftelijk in kennis te stellen, opdat de noodzakelijke administratieve wijzigingen kunnen worden doorgevoerd.

Teneinde de Raad voor het Kwekersrecht in staat te stellen de onderhavige kortingsregeling periodiek te controleren, is de houder van het kwekersrecht verplicht op een daartoe strekkend verzoek een verklaring omtrent de communautaire inschrijving, dan wel een recent uittreksel uit het register van communautaire kwekersrechten, te verstrekken.

Indien blijkt dat de kwekersrechthouder ten onrechte de verlaagde jaarcijns heeft betaald, zal de Raad voor het Kwekersrecht het verschil tussen de verschuldigde (normale) jaarcijns en de betaalde (verlaagde) jaarcijns alsnog in rekening brengen, waarbij het verschuldigde bedrag ingevolge de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de houder van het kwekersrecht met de betaling van dit bedrag in verzuim is.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1967, 222, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 januari 1993, Stb. 61.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 oktober 1997, nr. 197.

Naar boven