Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1997, 357 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 1997, 357 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 november 1996, nr. AB96/U1390, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, gedaan mede namens Onze Ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede de Staatssecretaris van Defensie;
Gelet op artikel 125 en 134 van de Ambtenarenwet; artikel 16 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren; artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993; artikel 9, zesde lid, van de LSOP-wet; artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 38a, tweede lid, en 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs; artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs; de artikelen 4.1.2, tweede lid, 4.1.4, en 4.3.2, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; de artikelen 4.5, 4.6, 10.10, derde lid, 11.12, eerste lid, 13.1, vijfde lid, en 13.3, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 14, eerste lid, en 35 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor het Wetenschappelijk onderzoek, alsmede artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;
De Raad van State gehoord (advies van 17 februari 1997, nr.WO4.96 0057);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juni 1997, nr. AB97/233, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidszaken Overheid, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede de Staatssecretaris van Defensie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Naar de regelen van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. «Onze Minister»: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
b. «inkomsten»:
1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;
2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat
a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en
b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,
is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.
1. Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:
a. degenen die op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of ingevolge artikel 17 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam zijn;
b. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a, dan wel gewezen personeel dat op basis van het Arbeidsovereenkomstenbesluit werkzaam was, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend krachtens of op de voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, de Uitkeringsregeling 1966, de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, of een vutovereenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel;
c. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a of onderdeel b;
d. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel c, weduwen- of weduwnaarspensioengenietende niet hertrouwde weduwen of weduwnaars van degenen die op de dag van overlijden betrokkene waren in de zin van dit besluit, of betrokkene zouden zijn geweest indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;
e. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a aan wie een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 31 van de Wet privatisering ABP is toegekend;
f. degenen die als betrokkenen in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel zijn aangewezen bij:
1°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 5 januari 1981, AB81/U3, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 2), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
2°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 juni 1982, AB82/U1185, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 123), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
3°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 oktober 1982, AB82/U1889, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 205), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
4°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 25 maart 1992, AB92/U343, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 99), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
5°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 15 februari 1995, AB95/U224, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 38), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
6°. het Besluit van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 april 1981 respectievelijk 14 december 1981, AB81/U2154, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling, zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
2. Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.
1. Geen recht op een tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, heeft degene:
a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;
b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Algemene Bijstandswet;
d. die als bewoner van een bejaardenoord in de zin van de Wet op de bejaardenoorden geen bijdrage verschuldigd is, dan wel een bijdrage lager dan de kosten van verblijf als bedoeld in het Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden.
2. Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.
Medebetrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot het huishouden van betrokkene en
a. in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;
b. niet zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. niet zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige regeling, noch direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren,
terwijl de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van dat huishouden.
1. Onder «te zijnen laste blijvende ziektekosten» wordt verstaan het bedrag van
a. de premie van een ziektekostenverzekering, aan een verzekeringsmaatschappij verschuldigd op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis en
b. de kosten van geneeskundige verzorging, indien en voor zover die voorkomen op een vergoedingenlijst, door Onze Minister nader vast te stellen, met inachtneming van de daarbij aan te geven beperkingen,
een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover betrokkene deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, en voor zover deze te zijnen laste blijven.
2. Tot «te zijnen laste blijvende ziektekosten» worden niet gerekend de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van met name genoemde ziekten of aandoeningen die bij een overeenkomst van de ziektekostenverzekering zijn uitgesloten, tenzij deze kosten zijn gemaakt tijdens een door de verzekeringsmaatschappij gestelde wachttijd.
1. Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak is gelegen.
2. In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3. Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.
4. De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.
5. Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;
b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;
c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.
2. Bij de berekening van het effect, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gerekend met het tarief van de laagste belastingschijf, bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vermeerderd met het heffingspercentage ingevolge artikel 10 van de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak.
3. Voor zover een aanvraag om een tegemoetkoming betrekking heeft op het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid komen de kosten van de tegemoetkomingen ingevolge dit besluit ten laste van hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.
2. De kosten van tegemoetkomingen verleend aan betrokkenen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, komen voor rekening van het hoofdstuk van de Rijksbegroting, ten laste waarvan de bezoldiging van betrokkenen in het door hen gekozen tijdvak kwam.
Naar de regelen van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. «Onze Minister»: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
b. «inkomsten»:
1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;
2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat
a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en
b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,
is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.
1. Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:
a. degenen wier rechtspositie is geregeld op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie;
b. degenen die hier te lande in bezoldigde burgerlijke dienst werkzaam zijn bij de Dienst geneeskundige verzorging politie;
c. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a en b, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend krachtens of op de voet van artikel 88 van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Rijkswachtgeldbesluit 1959, de Uitkeringsregeling 1966, of een vut-overeenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel;
d. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a, b of c;
e. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel d, weduwen- of weduwnaarspensioengenietende niet hertrouwde weduwen of weduwnaars van degenen die op de dag van overlijden betrokkene waren in de zin van dit besluit, of betrokkene zouden zijn geweest indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;
f. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a aan wie een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 31 van de Wet privatisering ABP is toegekend.
2. Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.
1. Geen recht op een tegemoetkoming bedoeld in artikel 1, heeft degene:
a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;
b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Algemene Bijstandswet;
d. die als bewoner van een bejaardenoord in de zin van de Wet op de bejaardenoorden geen bijdrage verschuldigd is, dan wel een bijdrage lager dan de kosten van verblijf als bedoeld in het Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden.
2. Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.
Medebetrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot het huishouden van betrokkene en
a. in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;
b. niet zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. niet zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige regeling, noch direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren,
terwijl de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van dat huishouden.
1. Onder «te zijnen laste blijvende ziektekosten» wordt verstaan het bedrag van
a. de premie van een ziektekostenverzekering, aan een verzekeringsmaatschappij verschuldigd op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis en
b. de kosten van geneeskundige verzorging, indien en voor zover die voorkomen op een vergoedingenlijst, door Onze Minister nader vast te stellen, met inachtneming van de daarbij aan te geven beperkingen,
een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover betrokkene deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, en voor zover deze te zijnen laste blijven.
2. Tot «te zijnen laste blijvende ziektekosten» worden niet gerekend de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van met name genoemde ziekten of aandoeningen die bij een overeenkomst van de ziektekostenverzekering zijn uitgesloten, tenzij deze kosten zijn gemaakt tijdens een door de verzekeringsmaatschappij gestelde wachttijd.
1. Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak is gelegen.
2. In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3. Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.
4. De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.
5. Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;
b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;
c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.
2. Bij de berekening van het effect, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gerekend met het tarief van de laagste belastingschijf, bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vermeerderd met het heffingspercentage ingevolge artikel 10 van de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak.
3. Voor zover een aanvraag om een tegemoetkoming betrekking heeft op het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.
Naar de regelen van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. «Onze Minister»: Onze Minister van Justitie;
b. «inkomsten»:
1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;
2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat
a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en
b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,
is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.
1. Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:
a. degenen wier rechtspositie is geregeld op grond van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
b. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend krachtens of op de voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, de Uitkeringsregeling 1966, een vutovereenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, of krachtens een andere overeenkomstige regeling;
c. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a of b;
d. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel c, weduwen- of weduwnaarspensioengenietende niet hertrouwde weduwen of weduwnaars van degenen die op de dag van overlijden betrokkene waren in de zin van dit besluit, of betrokkene zouden zijn geweest indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;
e. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a aan wie een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 31 van de Wet privatisering ABP is toegekend.
2. Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.
1. Geen recht op een tegemoetkoming bedoeld in artikel 1, heeft degene:
a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;
b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Algemene Bijstandswet;
d. die als bewoner van een bejaardenoord in de zin van de Wet op de bejaardenoorden geen bijdrage verschuldigd is, dan wel een bijdrage lager dan de kosten van verblijf als bedoeld in het Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden.
2. Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.
Medebetrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot het huishouden van betrokkene en
a. in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;
b. niet zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. niet zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige bepaling, noch direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren,
terwijl de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van dat huishouden.
1. Onder «te zijnen laste blijvende ziektekosten» wordt verstaan het bedrag van
a. de premie van een ziektekostenverzekering, aan een verzekeringsmaatschappij verschuldigd op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis en
b. de kosten van geneeskundige verzorging, indien en voor zover die voorkomen op een vergoedingenlijst, door Onze Minister nader vast te stellen, met inachtneming van de daarbij aan te geven beperkingen,
een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover betrokkene deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, en voor zover deze te zijnen laste blijven.
2. Tot «te zijnen laste blijvende ziektekosten» worden niet gerekend de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van met name genoemde ziekten of aandoeningen die bij een overeenkomst van de ziektekostenverzekering zijn uitgesloten, tenzij deze kosten zijn gemaakt tijdens een door de verzekeringsmaatschappij gestelde wachttijd.
1. Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak is gelegen.
2. In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3. Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.
4. De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.
5. Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;
b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;
c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.
2. Bij de berekening van het effect, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gerekend met het tarief van de laagste belastingschijf, bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vermeerderd met het heffingspercentage ingevolge artikel 10 van de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het in artikel 8, eerste lid, bedoelde tijdvak;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het in artikel 8, eerste lid, bedoelde tijdvak de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak.
3. Voor zover een aanvraag om een tegemoetkoming betrekking heeft op het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.
Naar de regelen van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. «Onze Minister»: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b. «inkomsten»:
1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;
2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat
a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en
b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,
is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.
1. Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:
a. degenen die in een of meer betrekkingen werkzaam zijn bij openbare of uit openbare kas bekostigde instellingen voor onderwijs of onderzoek, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs en onderzoekspersoneel;
b. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een uitkering is toegekend op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoekspersoneel of de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden;
c. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a of b;
d. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel c, weduwenof weduwnaarspensioengenietende niet hertrouwde weduwen of weduwnaars van degenen die op de dag van overlijden betrokkene waren in de zin van dit besluit, of betrokkene zouden zijn geweest indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;
e. gewezen personeel als bedoeld onder a aan wie een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 31 van de Wet privatisering ABP is toegekend;
f. degenen die als betrokkenen in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel zijn aangewezen bij:
1°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen en de Minister van Landbouw en Visserij, van 28 oktober 1981, AB81/847, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 1982, 100), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit; of
2°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 28 oktober 1982, AB81/444, en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 7 januari 1983, HW/P 393248, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 1983, 52), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
2. Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.
1. Geen recht op een tegemoetkoming bedoeld in artikel 1, heeft degene:
a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;
b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Algemene Bijstandswet;
d. die als bewoner van een bejaardenoord in de zin van de Wet op de bejaardenoorden geen bijdrage verschuldigd is, dan wel een bijdrage lager dan de kosten van verblijf als bedoeld in het Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden.
2. Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.
Medebetrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot het huishouden van betrokkene en
a. in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;
b. niet zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. niet zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige regeling, noch direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren,
terwijl de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van dat huishouden.
1. Onder «te zijnen laste blijvende ziektekosten» wordt verstaan het bedrag van
a. de premie van een ziektekostenverzekering, aan een verzekeringsmaatschappij verschuldigd op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis en
b. de kosten van geneeskundige verzorging, indien en voor zover die voorkomen op een vergoedingenlijst, door Onze Minister nader vast te stellen, met inachtneming van de daarbij aan te geven beperkingen,
een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover betrokkene deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, en voor zover deze te zijnen laste blijven.
2. Tot «te zijnen laste blijvende ziektekosten» worden niet gerekend de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van met name genoemde ziekten of aandoeningen die bij een overeenkomst van de ziektekostenverzekering zijn uitgesloten, tenzij deze kosten zijn gemaakt tijdens een door de verzekeringsmaatschappij gestelde wachttijd.
1. Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak is gelegen.
2. In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3. Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.
4. De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.
5. Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;
b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;
c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.
2. Bij de berekening van het effect, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gerekend met het tarief van de laagste belastingschijf, bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vermeerderd met het heffingspercentage ingevolge artikel 10 van de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het in artikel 8, eerste lid, bedoelde tijdvak;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak.
3. Voor zover een aanvraag om een tegemoetkoming betrekking heeft op het tijdvak bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.
Naar de regelen van dit besluit heeft de betrokkene die in voldoende mate is verzekerd tegen het risico van ziektekosten recht op een tegemoetkoming in te zijnen laste blijvende ziektekosten van zichzelf en van zijn medebetrokkenen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. «Onze Minister»: Onze Minister van Defensie;
b. «inkomsten»:
1. alle door Onze Minister nader te bepalen inkomsten uit of in verband met arbeid daartoe mede gerekend pensioenen en uitkeringen ingevolge sociale regelingen, onder welke benamingen dan ook;
2. inkomsten uit of in verband met de uitoefening van een vrij beroep of eigen bedrijf, zijnde winst uit onderneming als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
Degene die een ziektekostenverzekering heeft gesloten die tenminste omvat
a. volledige vergoeding van kosten van behandeling, verzorging en verpleging in een ziekenhuis gedurende een jaar met klinische specialistenhulp en bijkomende kosten, eventueel met een eigen risico aan de voet; en
b. tenminste 80% vergoeding van niet-klinische (ambulante) specialistenhulp dan wel volledige vergoeding met een eigen risico aan de voet,
is voor de toepassing van deze regeling in voldoende mate verzekerd tegen het risico van ziektekosten.
1. Betrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot een van de volgende categorieën van personen:
a. degenen die in een of meer betrekkingen op basis van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie of het Algemeen militair ambtenarenreglement werkzaam is;
b. gewezen personeel als bedoeld in onderdeel a, waaraan wegens ontslag uit de betrekking een wachtgelduitkering, een werkloosheidsuitkering, een uitkering ter zake van leeftijdsontslag dan wel een uitkering ter zake van vrijwillig vervroegd uittreden is toegekend krachtens een wet of een door Onze Minister vastgestelde regeling;
c. degenen aan wie een pensioen is toegekend krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP dan wel de Algemene militaire pensioenwet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet, en in de maand voorafgaande aan de pensionering behoorden tot de categorieën, bedoeld in onderdeel a of b;
d. de krachtens het reglement, genoemd in onderdeel c, of een van de pensioenwetten, bedoeld in onderdeel c, weduwen- of weduwnaarspensioengenietende niet hertrouwde weduwen of weduwnaars van degenen die op de dag van overlijden betrokkene waren in de zin van dit besluit, of betrokkene zouden zijn geweest indien dit besluit op die dag van kracht zou zijn geweest;
e. gewezen personeel als bedoeld onder a aan wie een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 31 van de Wet privatisering ABP is toegekend;
f. degenen die als betrokkenen in de zin van de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel zijn aangewezen bij:
1°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie van 17 juni 1985 respectievelijk 15 april 1985, AB85/U1335, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 123), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit; of
2°. het Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Defensie van 8 juni 1988, AB87/23/U8, ter uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de Z.v.o.-regeling (Stcrt. 131), zoals dat besluit luidde op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
2. Onze Minister kan ook andere categorieën van personen, wier bezoldiging, uitkering of pensioen direct of indirect komt ten laste van de algemene middelen van het Rijk, aanwijzen als betrokkenen in de zin van dit besluit.
1. Geen recht op een tegemoetkoming bedoeld in artikel 1, heeft degene:
a. die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet;
b. die op grond van een verplichte verzekering medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. wiens premie van een ziektekostenverzekering dan wel wiens ziektekosten komen ten laste van de Algemene Bijstandswet;
d. die als bewoner van een bejaardenoord in de zin van de Wet op de bejaardenoorden geen bijdrage verschuldigd is, dan wel een bijdrage lager dan de kosten van verblijf als bedoeld in het Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden.
2. Het eerste lid geldt niet voor de betrokkene die verplicht verzekerd is in de zin van de Ziekenfondswet ten aanzien van de te zijnen laste blijvende ziektekosten van zijn medebetrokkenen.
Medebetrokkene in de zin van dit besluit is degene die behoort tot het huishouden van betrokkene en
a. in voldoende mate verzekerd is tegen het risico van ziektekosten;
b. niet zelfstandig verplicht verzekerd of medeverzekerde is in de zin van de Ziekenfondswet;
c. niet zelfstandig aanspraak ontleent aan deze of een overeenkomstige regeling, noch direct deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren,
terwijl de inkomsten van betrokkene meer bedragen dan de helft van de totale inkomsten van alle leden van dat huishouden.
1. Onder «te zijnen laste blijvende ziektekosten» wordt verstaan het bedrag van
a. de premie van een ziektekostenverzekering, aan een verzekeringsmaatschappij verschuldigd op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis en
b. de kosten van geneeskundige verzorging, indien en voor zover die voorkomen op een vergoedingenlijst, door Onze Minister nader vast te stellen, met inachtneming van de daarbij aan te geven beperkingen,
een en ander na aftrek van een door het Rijk of door derden toegekende of toe te kennen tegemoetkoming in ziektekosten, voor zover betrokkene deze kosten noodzakelijkerwijs heeft gemaakt voor zichzelf en voor zijn medebetrokkenen, en voor zover deze te zijnen laste blijven.
2. Tot «te zijnen laste blijvende ziektekosten» worden niet gerekend de kosten van geneeskundige verzorging ter zake van met name genoemde ziekten of aandoeningen die bij een overeenkomst van de ziektekostenverzekering zijn uitgesloten, tenzij deze kosten zijn gemaakt tijdens een door de verzekeringsmaatschappij gestelde wachttijd.
1. Voor het verlenen van een tegemoetkoming kunnen in aanmerking worden gebracht de te zijnen laste blijvende ziektekosten die betrokkene als zodanig heeft gemaakt gedurende een aaneengesloten tijdvak van twaalf maanden, met dien verstande dat de kosten, bedoeld in artikel 7, betrekking moeten hebben op dit tijdvak. Voor de vraag of de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, betrekking hebben op het tijdvak is bepalend of de datum van de nota in dat tijdvak is gelegen.
2. In geval van overlijden van de betrokkene binnen een jaar na het verstrijken van een tijdvak als bedoeld in het eerste lid, waarover krachtens deze regeling een tegemoetkoming is verleend, kunnen de ziektekosten met betrekking tot het tijdvak gelegen tussen het einde van evenbedoeld tijdvak en de datum van overlijden eveneens voor het verlenen van een tegemoetkoming aan diens nagelaten betrekkingen in aanmerking worden gebracht.
3. Degene die na ontslag in verband met de privatisering van een overheidsdienst waarbij hij werkzaam was niet langer betrokkene is kan de te zijnen laste blijvende ziektekosten met betrekking tot het aaneengesloten tijdvak dat korter is dan twaalf kalendermaanden en eindigt vóór de datum van ontslag, voor het verlenen van een tegemoetkoming in aanmerking brengen.
4. De aanvraag om toekenning van de tegemoetkoming geschiedt binnen drie maanden na het einde van het tijdvak, waarop zij betrekking heeft of, in geval van overlijden van betrokkene, binnen zes maanden.
5. Een beschikking op de aanvraag wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen de termijn van zestien weken kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder opgave van redenen en onder vermelding van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Deze termijn bedraagt ten hoogste acht weken.
6. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen indien de betrokkene niet tevens heeft verklaard ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1, wordt aan de betrokkene verleend voor zover de te zijnen laste blijvende ziektekosten hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag is gelijk aan de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag dat overeenkomt met het werknemersdeel van de ziekenfondspremie, berekend over het inkomen van betrokkene op basis van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet;
b. een bedrag dat overeenkomt met het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie zoals deze is vastgesteld ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet, berekend over het inkomen van de betrokkene;
c. een bedrag dat overeenkomt met de nominale premie ingevolge artikel 17 van de Ziekenfondswet voor betrokkene en zijn medebetrokkenen.
2. Bij de berekening van het effect, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gerekend met het tarief van de laagste belastingschijf, bedoeld in artikel 53a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vermeerderd met het heffingspercentage ingevolge artikel 10 van de Wet financiering volksverzekeringen.
1. Voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, wordt uitgegaan van
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten in het kalenderjaar waarin de eerste maand valt van het tijdvak, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien betrokkene niet gedurende het gehele kalenderjaar als zodanig kan worden aangemerkt, of indien in dat kalenderjaar of in de loop van het in artikel 8, eerste lid, bedoelde tijdvak de inkomsten van betrokkene uit of in verband met arbeid een verlaging hebben ondergaan als gevolg van de daling van een uitkeringspercentage of als gevolg van een wijziging in de aard of het karakter van bedoelde inkomsten, wordt uitgegaan van zijn inkomsten, genoten in dat tijdvak. tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid, wordt voor de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 9, uitgegaan van:
a. de gemiddelde procentuele premie en de gemiddelde nominale premie naar rato die gelden over het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid;
b. de inkomsten die betrokkene heeft genoten het tijdvak, bedoeld in artikel 8, tweede respectievelijk derde lid.
De Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling
Uitgegeven de negentiende augustus 1997
De Minister van Justitie a.i.,
H. F. Dijkstal
In het kader van het streven naar normalisering van de arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden bij de overheid is in 1993 het zogenoemde sectorenmodel ingevoerd (het Protocol Sectoralisatie van het overleg 1993 en 1994 van 10 februari 1993; zie ook Stcrt. 1993, 29). Met de invoering daarvan wordt over de arbeidsvoorwaarden van het overheids- en onderwijspersoneel niet langer op centraal niveau tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de centrales van overheidspersoneel onderhandeld. De onderhandelingen zijn gedecentraliseerd naar acht sectoren: Rijk, Provincies, Gemeenten, Waterschappen, Onderwijs, Defensie, Politie en Rechterlijke Macht. Centrale en uniforme arbeidsvoorwaardenvorming heeft dus plaats gemaakt voor arbeidsvoorwaardenvorming per overheidssector.
Er waren evenwel nog enkele onderwerpen waarover de onderhandelingen toch nog op centraal niveau plaatsvonden, bijvoorbeeld ten aanzien van pensioenen en vut. Daaraan is echter ook een einde gekomen met de totstandkoming van de Wet privatisering ABP en Wet kaderregeling vut overheidspersoneel. Wel is nog sprake van een situatie dat over pensioenen door de sectorwerkgevers gezamenlijk met de centrales van overheidspersoneel onderhandeld dient te worden.
Ook de Regeling ziektekostenvoorziening overheidspersoneel (Z.v.o.-regeling) was een onderwerp waarover nog centraal door de Minister van Binnenlandse Zaken en de centrales van overheidspersoneel werd onderhandeld. Deze regeling had van oudsher betrekking op het personeel van vijf sectoren, te weten: Rijk, Defensie, Politie, Rechterlijke Macht en Onderwijs.
Ten einde ook op het terrein van de ziektekostenvoorziening te kunnen komen tot sectorale arbeidsvoorwaardenvorming wordt de Z.v.o.-regeling – met instemming van de centrales van overheidspersoneel – ingetrokken onder gelijktijdige totstandbrenging van vijf sectorale regelingen. Die sectorale regelingen zijn thans inhoudelijk gelijk aan de Z.v.o.-regeling.
Na inwerkingtreding van het onderhavige besluit kunnen per sector nadere afspraken worden gemaakt over eventuele aanpassing of herinrichting van de sectorale regeling.
De centrales van overheidspersoneel hebben met het onderhavige besluit ingestemd.
De regeling geeft aan personen die als betrokkene in de zin van de regeling zijn aangemerkt, recht op een tegemoetkoming in ziektekosten die ten eigen laste zijn gebleven.
De regeling heeft een aanvullend karakter. Aan het recht op een tegemoetkoming is daarom de voorwaarde verbonden dat de betrokkene in voldoende mate tegen de zwaarste risico's verzekerd moet zijn. Hoewel een eigen risico een verzekering niet onvoldoende maakt voor de toepassing van de regeling» dient de betrokkene erop bedacht te zijn dat kosten waartegen hij verzekerd behoort te zijn, nimmer voor vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten zijn de kosten van ziekenhuisbehandeling, -verpleging en -verzorging gedurende een jaar met klinische hulp en bijkomende kosten, alsook 80% van de kosten van niet-klinische specialistenhulp.
De regeling is gebaseerd op de gedachte dat een ieder vanuit zijn eigen (voormalige) arbeidsverhouding eigen rechten heeft; voorts dat de regeling geen toepassing behoort te vinden wanneer er al op een andere passende wijze een voorziening in de ziektekosten is getroffen. Vanuit deze optiek hebben bepaalde groepen van betrokkenen geen recht op een tegemoetkoming.
Het gaat daarbij om degenen die verzekerde of meeverzekerde zijn op grond van de Ziekenfondswet, degenen wier ziektekostenpremie en ziektekosten ten laste komen van de Algemene Bijstandswet en bewoners van bejaardenoorden die geen bijdrage verschuldigd zijn dan wel een bijdrage verschuldigd zijn die lager is dan de kosten van verblijf. Voor deze personen bestaat al een passende voorziening in de ziektekosten.
Een ziekenfondsverzekerde betrokkene heeft evenwel recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten van zijn medebetrokkene wanneer er op geen enkele wijze een voorziening is getroffen voor de ziektekosten van de medebetrokkene terwijl deze ziektekosten tot last zijn gebleven van de betrokkene.
De ziektekosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn in twee soorten te onderscheiden: de premie voor de ziektekostenverzekering en de kosten van geneeskundige verzorging.
De premies voor de ziektekostenverzekering komen voor vergoeding in aanmerking ten hoogste tot het bedrag dat verschuldigd is op basis van verpleging in de laagste klasse van een ziekenhuis.
De kosten van geneeskundige verzorging komen voor vergoeding in aanmerking wanneer deze kosten niet zijn gedekt door de ziektekostenverzekering en voorkomen op de vergoedingenlijst.
De aanvraag kan slechts eenmaal per jaar worden ingediend. Zij moet betrekking hebben op een aangesloten tijdvak van twaalf kalendermaanden. De aanvrager kan het tijdvak zelf kiezen. Het gekozen tijdvak mag echter niet het tijdvak van een vorige aanvraag die tot tegemoetkoming heeft geleid, overlappen. De aanvrager moet gedurende het gehele tijdvak betrokkene zijn geweest in de zin van de regeling.
De kosten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd moeten betrekking hebben op het gekozen tijdvak. Bij de kosten van geneeskundige verzorging is de datum van de nota bepalend voor de vraag of deze kosten betrekking hebben op het gekozen tijdvak.
Van het tijdvak van twaalf kalendermaanden kan alleen worden afgeweken ingeval van overlijden van de betrokkene of ingeval van ontslag van de betrokkene wegens privatisering van de dienst waar hij werkzaam was.
De aanvraag voor een tegemoetkoming moet binnen drie maanden na afloop van het gekozen tijdvak worden ingediend. Ingeval van overlijden van de betrokkene geldt een indieningstermijn van zes maanden.
Bij de aanvraag van een tegemoetkoming moeten gegevens worden verstrekt die van belang zijn voor de vaststelling van de tegemoetkoming. Voor een zorgvuldige vaststelling van de tegemoetkoming alsook ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van de regeling moeten deze gegevens worden geverifieerd. Gelet op de Wet persoonsregistraties is voor de verificatie van deze gegevens bij derden toestemming vereist van de geregistreerde. Om bij alle aanvragen de verificatie mogelijk te maken, is bepaald dat aanvragen waarbij niet tevens is ingestemd met de verificatie, niet in behandeling worden genomen.
De regeling heeft als uitgangspunt dat ziektekosten in het algemeen geen hoger beslag horen te leggen op het inkomen van het overheidspersoneel dan het geval is bij ziekenfondsverzekerde werknemers in de marktsector.
Aan een betrokkene wordt een tegemoetkoming verleend voor zover de ziektekosten die voor eigen rekening zijn gebleven een bepaalde drempel overschrijden. Deze drempel is, indachtig het uitgangspunt van de regeling, gebaseerd op het totale bedrag dat een ziekenfondsverzekerde werknemer verschuldigd is voor zijn ziekenfondsverzekering. De drempel is samengesteld uit het werknemersdeel van de procentuele ziekenfondspremie, de loonheffing over het werkgeversdeel van de procentuele ziekenfondspremie en een nominale premie die overeenkomt met de gemiddelde ziekenfondspremie.
De hoogte van de drempel in individuele gevallen wordt enerzijds bepaald door het procentuele deel van de drempel, anderzijds door de inkomsten van de betrokkene.
Het procentuele deel van de ziekenfondspremie (het premiepercentage) zoals vastgelegd ingevolge artikel 15 van de Ziekenfondswet kan van jaar tot jaar verschillen en zij kan ook tussentijds wijzigen. Ook kan het voorkomen dat een gekozen tijdvak over twee jaren is verdeeld.
Om tot een zo zuiver mogelijke maatstaf te komen voor de vaststelling van het procentuele deel van de drempel wordt uitgegaan van het premiepercentage dat over het gekozen tijdvak geldt, en wel zoals dat naar evenredigheid gewogen gemiddeld heeft gegolden.
Voor de vaststelling van de inkomsten van de betrokkene wordt om uitvoeringstechnische redenen uitgegaan van de inkomsten over het afgelopen kalenderjaar. Slechts wanneer de betrokkene bijvoorbeeld in de loop van het jaar in dienst is getreden of wanneer hem in de loop van het gekozen tijdvak na ontslag een uitkering of pensioen is toegekend, waardoor zijn inkomen aanmerkelijk lager kan zijn, wordt uitgegaan van de inkomsten over het gekozen tijdvak.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
De Staatssecretaris van Defensie,
J. C. Gmelich Meijling
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van
9 september 1997, nr. 172.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1997-357.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.