Besluit van 5 juli 1997 tot verdeling van de in het Provinciefonds opgenomen uitkeringen inzake de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 1 april 1997, FO97/U499, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 247 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1997, WO4.97.0182);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A. G. M. van de Vondervoort, van 30 juni 1997, FO97/625 uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. De middelen in het Provinciefonds inzake de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting worden in het uitkeringsjaar 1997 als volgt verdeeld:

    ProvincieBedrag in guldens 
    Groningen732 731 
    Friesland1 552 081  
    Drenthe1 020 150 
    Overijssel1 760 031  
    Gelderland2 013 939 
    Utrecht794 662  
    Noord-Holland1 040 094 
    Zuid-Holland1 787 936  
    Zeeland1 530 520 
    Noord-Brabant1 947 897  
    Limburg1 338 250 
    Flevoland781 709  
    Totaal16 300 000 
  • 2. De middelen, bedoeld in het eerste lid, worden in het uitkeringsjaar 1998 toegevoegd aan de algemene uitkering van het Provinciefonds door aanpassing van de bedragen die behoren bij een aantal verdeelmaatstaven van de algemene uitkering.

    MaatstafMutatie bedrag per eenheid ten opzichte van uitkeringsjaar 1997 (in guldens, in basis)
    Per hectare land en binnenwater2,74
    Per hectare buitenwater– 0,79
    Per kilometer gewogen vaarweg654,00
    Vast bedrag per provincie268592,00

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 juli 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de twaalfde augustus 1997

De Minister van Justitie a.i.,

G. Zalm

NOTA VAN TOELICHTING

Doel van het besluit

Dit besluit is gebaseerd op artikel 247, eerste en tweede lid, van de Provinciewet. Het besluit strekt ertoe voor het uitkeringsjaar 1997 een deel van de uitkeringen uit het Provinciefonds te verdelen, zonder gebruik te maken van de algemene verdeelmaatstaven die zijn aangegeven in artikel 240 van de Provinciewet. Het betreft de structurele toevoeging vanaf 1997 aan het Provinciefonds van een bestaande (eenmalige) specifieke uitkering in verband met de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting.

Achtergronden van het besluit

Het Rijk heeft in 1993 een akkoord bereikt met de provincies over de decentralisatie van taken op het gebied van landinrichting, grondverwerving, beheersovereenkomsten, natuurbeleid en openluchtrecreatie.

In het akkoord en bij de uitwerking daarvan zijn afspraken neergelegd over de programmering en de bekostiging van het beleid inzake landinrichting, beheersovereenkomsten en grondverwerving in het landelijk gebied. Het akkoord voorziet daarnaast in de instelling van een gemeenschappelijke uitvoeringsdienst, de Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden, en in de overdracht van formatieplaatsen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij naar de provincies gericht op landinrichting en natuur, de Natuurbeschermingswet en handhaving van natuurbeschermings- en boswettaken. Vooruitlopend op de wettelijke implementatie van de programmering, bekostiging en instelling van de verzelfstandigde dienst, werken Rijk en provincies op proefbasis volgens de nieuwe werkwijze. De wettelijke implementatie van deze afspraken is in voorbereiding.

In 1996 is de overgang van personeel van het Rijk naar de provincies gerealiseerd; met ingang van 1997 heeft de overdracht van boten plaatsgevonden. De beschikbare middelen zijn voor 1996 in de vorm van een eenmalige specifieke uitkering aan de provincies ter beschikking gesteld.

Met ingang van 1997 zijn de middelen structureel overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij naar de begroting van het Provinciefonds.

De middelen worden in het uitkeringsjaar 1997 in de vorm van een integratie-uitkering over de provincies verdeeld. Hiervoor is gekozen op grond van de volgende overwegingen. In 1994 zijn structureel middelen aan het Provinciefonds toegevoegd in verband met de Decentralisatie-impuls (DI). Deze middelen zijn in 1994 nog als integratie-uitkering verdeeld op grond van de historische verdeling van de overgehevelde specifieke uitkeringen. In 1995 is begonnen met de geleidelijke opname van de middelen in de algemene uitkering. Uit praktische overwegingen zijn bij de integratie tevens de middelen betrokken die in 1995 naar het Provinciefonds zijn overgeheveld voor de financiering van de uitvoering van het Nationaal Milieubeleidsplan (de FUN-middelen).

Indien de middelen inzake de Decentralisatie-impuls in één keer volledig in de algemene uitkering zouden zijn opgenomen, zou dit voor een aantal provincies hebben geleid tot omvangrijke negatieve herverdeeleffecten. In het Bestuursakkoord Rijk-IPO is echter vastgelegd dat negatieve herverdeeleffecten van overhevelingen naar het Provinciefonds per provincie per jaar in principe beperkt blijven tot 1% van de algemene uitkering.

Daarom is besloten gedurende ieder jaar een zodanig gedeelte van de nog te integreren uitkeringen in de algemene uitkering op te nemen dat aan de voorwaarde uit het Bestuursakkoord werd voldaan. Op deze wijze besloeg het integratieproces een periode van vier jaar, te weten 1995 tot en met 1998.

De geleidelijke opname van de integratie-uitkering in de algemene uitkering is vastgelegd in het Besluit integratie diverse uitkeringen Provinciefonds 1994–1998.

De provincies worden op grond van eerdergenoemd besluit in 1997 geconfronteerd met de herverdeeleffecten van de integratietranche van de DI- en FUN-middelen.

Naast de integratie van deze middelen, ondervinden de provincies in 1997 nog herverdeeleffecten in verband met de overheveling naar het Provinciefonds van de apparaatskosten vrijwillige bodemsanering en de inpassing daarvan in de algemene uitkering. Het totale negatieve herverdeeleffect van deze twee mutaties in de algemene uitkering blijft per provincie juist onder de grens van 1%.

Indien bovendien de middelen voor de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting in 1997 ook via de algemene uitkering zouden worden verdeeld, zou het cumulatieve negatieve herverdeeleffect van de drie mutaties uitkomen boven de grens van 1% uit het Bestuursakkoord. Daarom worden de middelen Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting in 1997 op grond van artikel 247, eerste lid, van de Provinciewet als integratieuitkering verdeeld. De verdeling is in overleg tot stand gekomen tussen het IPO en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

In het geval dat gebruik wordt gemaakt van artikel 247, eerste lid, van de Provinciewet, dient op grond van het tweede lid van het betreffende artikel tevens te worden vastgelegd gedurende welke periode de middelen als integratie-uitkering worden verdeeld en de wijze waarop de middelen in de algemene uitkering worden opgenomen. Dit integratiepad is weergegeven in artikel 1, tweede lid, van het onderhavige besluit.

De cumulatieve negatieve herverdeeleffecten per provincie voor het uitkeringsjaar 1998 van de integratietranche van de DI- en FUN-middelen en de middelen voor de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting blijven onder de grens van 1% van de algemene uitkering van de betreffende provincie.

Nieuw verdeelstelsel Provinciefonds

Op dit moment is een nieuw verdeelstelsel voor het Provinciefonds in voorbereiding. Het wetsvoorstel waarin het nieuwe stelsel is vastgelegd, is op 10 januari 1997 ingediend bij de Tweede Kamer (kamerstukken II, 1996/97, 25 185, nrs. 1–3). Het betreft een wijziging van de Financiële-verhoudingswet. Het nieuwe verdeelstelsel zal, indien de Staten-Generaal met het wetsvoorstel kunnen instemmen, naar verwachting per 1 januari 1998 van kracht kunnen worden. Tot dat moment blijft de huidige regelgeving uit de Provinciewet van toepassing voor de verdeling van de uitkeringen uit het Provinciefonds. Bij de inwerkingtreding van de wijziging van de Financiële-verhoudingswet zal de regelgeving in de Provinciewet voor het huidige verdeelstelsel worden ingetrokken. De integratie in de algemene uitkering in 1998 die in artikel 1, tweede lid, van het onderhavige besluit is aangegeven, is nog gebaseerd op de huidige regelgeving en zal derhalve bij de inwerkingtreding van het nieuwe verdeelstelsel van rechtswege vervallen.

Naar de huidige inzichten zal het in het nieuwe verdeelstelsel mogelijk zijn de beschikbare middelen voor de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting te verdelen met behulp van de verdeelmaatstaven van de algemene uitkering. Deze verdeelmaatstaven wijken ten dele af van de verdeelmaatstaven uit het huidige verdeelstelsel en hebben bovendien andere gewichten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In het eerste lid van dit artikel is voor het uitkeringsjaar 1997 de verdeling over de provincies vastgelegd van de middelen die in het kader van de Decentralisatie-impuls Natuur en Landinrichting zijn overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij naar de begroting van het Provinciefonds. De verdeling is tot stand gekomen in overleg tussen de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het IPO.

Het tweede lid van dit artikel bevat de wijze waarop de middelen in 1998, uitgaande van het huidige verdeelstelsel, in de algemene uitkering worden opgenomen. Bij de berekeningen is de randvoorwaarde gehanteerd dat de negatieve herverdeeleffecten per provincie, tezamen met de herverdeeleffecten van de tranche 1998 van de integratie van de DI- en FUN-middelen de grens van 1% van de algemene uitkering niet overschrijden.

Artikel 2

Aan het besluit wordt terugwerkende kracht verleend, omdat de verdeling van de middelen dient te worden vastgelegd met ingang van het uitkeringsjaar 1997. Dit was het jaar waarin de overheveling naar het Provinciefonds heeft plaatsgevonden. Het is niet bezwaarlijk terugwerkende kracht aan het besluit te verlenen, omdat in de circulaires over de uitkeringen uit het Provinciefonds de provincies steeds mededeling is gedaan over de wijze waarop de bedragen in het betreffende jaar wordt verdeeld. Daar komt bij dat de verdeling van het bedrag plaatsvindt overeenkomstig de verdeling die de provincies in onderling overleg met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn overeengekomen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven