Besluit van 19 juli 1997, houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. in verband met het vereenvoudigen van rapportage over toetsen basisvorming

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 28 februari 1996, nr. 96002723/3697, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 28a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 6 mei 1996, nr. W.05.96.0097);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 4 juli 1997, nr. 1997/11752 (3697), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING INRICHTINGSBESLUIT V.W.O.-H.A.V.O.M.A.V.O.-V.B.O.

In artikel 20 van het >Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het zevende lid en het achtste lid vervallen.

2. Het negende lid wordt vernummerd tot zevende lid.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd en niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Het in de eerste volzin bedoelde koninklijk besluit voorziet erin dat het onderhavige besluit wat betreft het vervallen van artikel 20, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-.m.a.v.o.-.v.b.o. terugwerkt tot en met 1 augustus 1995, onderscheidenlijk wat betreft het vervallen van artikel 20, achtste lid, van het genoemde besluit tot en met 1 augustus 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 19 juli 1997

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen a.i.,

W. Kok

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zevende augustus 1997

De Minister van Justitie a.i.,

G. Zalm

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij het Besluit van 15 juni 1994 (Stb. 456) is het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. aangevuld met een bepaling omtrent de toetsen ter afsluiting van de basisvorming. Het betreft hier artikel 20 van het genoemde Inrichtingsbesluit, dat onder meer voorschriften bevat inzake de wijze waarop en de gegevens waarover het bevoegd gezag dient te rapporteren aan de inspectie en aan het Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO). De voor de rapportage te hanteren modellen zijn vastgesteld bij de Regeling modellen toetsing basisvorming (Uitleg OCenW-Regelingen 1995, nr. 6).

De bedoelde rapportageverplichting heeft voor de eerste maal betrekking gehad op het schooljaar 1994–1995.

Over de ervaringen die met de toetsen van de basisvorming en de rapportage daarover zijn opgedaan, heeft de eerste ondergetekende bij brief van 18 augustus 1995 de Tweede Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd (Kamerstukken ll 1994/95, 23 085, nr. 11). In de loop van het eerste toetsjaar 1994–1995 is gebleken dat het verzamelen en het verwerken van de gegevens voor de rapportage over alle beschikbare toetsen de scholen veel tijd en inspanning hebben gekost.

Met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van de Tweede Kamer is over deze materie vervolgens overleg gevoerd op 7 september 1995. Als onderdeel van een aantal maatregelen ter verbetering van de gang van zaken rond de toetsen van de basisvorming, is aangekondigd dat de verplichtingen voor het bevoegd gezag om aan de inspectie en het CITO te rapporteren zullen worden vereenvoudigd. Dat past ook in het streven om de uitvoeringslasten voor scholen daar waar mogelijk te reduceren.

Mede op grond van de ervaringen in het eerste toetsjaar, alsmede naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer heeft de eerste ondergetekende op 15 december 1995 de Adviescommissie toetsing basisvorming ingesteld om te adviseren over de toetsing van de basisvorming vanaf het schooljaar 1997–1998. In haar rapport «De toets der kritiek» geeft de commissie verschillende mogelijkheden aan om de problemen rond de toetsen basisvorming op te lossen. De commissie heeft geadviseerd om de voor alle scholen geldende rapportageverplichting aan de inspectie en het CITO te laten vervallen.

Op 3 oktober 1996 is de beleidsreactie op het rapport van de commissie naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. In de beleidsreactie heeft de eerste ondergetekende aangekondigd om de rapportageverplichting aan het CITO te schrappen, alsmede om de rapportageverplichting aan de inspectie te laten vallen onder de reguliere toezichthoudende taak van de inspectie. Dit laatste komt overeen met het eerder toegezegde schrappen van de rapportageverplichting aan de inspectie zoals die in het Inrichtingsbesluit is opgenomen. Over het rapport van de commissie en de beleidsreactie is op 22 mei 1997 met de Tweede Kamer gesproken. De voorstellen konden daarbij op steun van de Kamer rekenen.

Met het onderhavige besluit tot wijziging van artikel 20 van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. vervalt derhalve de gedetailleerde aanlevering van informatie aan de inspectie en aan het CITO, die waren opgenomen in het zevende en achtste lid van artikel 20 van het genoemde besluit. De voor deze informatiestroom te gebruiken modellen, zoals vastgesteld in de hiervoor genoemde Regeling modellen toetsing basisvorming, zijn hiermee eveneens komen te vervallen.

Met dit besluit is naar het oordeel van de ondergetekenden tegemoet gekomen aan de bezwaren van het betrokken onderwijsveld.

Artikelsgewijze toelichting

De verplichting om over het verloop van de toetsen ter afsluiting van de basisvorming aan de inspectie en het CITO te rapporteren aan de hand van een door de minister vastgesteld model, komt te vervallen.

Van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. kan dientengevolge artikel 20, zevende en achtste lid, worden geschrapt (artikel l).

Zoals de eerste ondergetekende tijdens het overleg met de Tweede Kamer op 7 september 1995 heeft opgemerkt, zullen de verschillende maatregelen – waaronder de onderhavige wijziging van het Inrichtingsbesluit wat betreft het laten vervallen van de rapportageverplichting aan de inspectie – ingaan met ingang van het schooljaar 1995–1996. Het laten vervallen van de rapportageverplichting aan het CITO zal ingaan met ingang van 1 augustus 1997. Dit is tijdens het overleg met de Tweede Kamer op 22 mei 1997 besproken.

Om aan deze toezeggingen gestand te doen, voorziet het onderhavige besluit in artikel ll erin dat het inwerkingtredingsbesluit – dat wordt vastgesteld na voorhang bij beide kamers der Staten-Generaal – terugwerkende kracht bepaalt tot en met 1 augustus 1995 respectievelijk tot en met 1 augustus 1997. Gegeven de omstandigheid dat sprake is van een voor de scholen begunstigende maatregel, te weten een verlichting en vereenvoudiging van de rapportageverplichting, behoeft naar het oordeel van de ondergetekenden tegen terugwerkende kracht geen bezwaar te bestaan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Stb. 1993, 207, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juli 1996, Stb. 414.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 september 1997, nr. 172.

Naar boven