Besluit van 5 juli 1997, houdende wijziging van het
Destructiebesluit 1996
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van 28 april 1997, nr. GZB/VVB 972447 gedaan mede namens Onze Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op beschikking 96/449/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 18 juli 1996 inzake de goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen
voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op de inactivering van
de agentia van spongiforme encefalopathie, alsmede op artikel 9, eerste lid
van de Destructiewet;
De Raad van State gehoord, (advies van 4 juni 1997, no. W13.97.0236);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van 30 juni 1997, nr. GZB/VVB/973725, uitgebracht mede namens
Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Artikel 18 van het >Destructiebesluit 19961 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
2. In het tweede lid wordt na «hoog-risico-materiaal» toegevoegd:
en van categorieën van laag-risico-materiaal als bedoeld in het eerste
lid.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting
in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 5 juli 1997
Beatrix
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de negenentwintigste juli 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
NOTA VAN TOELICHTING
Richtlijn nr. 90/667/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
27 november 1990 betreffende de vaststelling van de gezondheidsvoorschriften
voor de verwijdering en de verwerking van dierlijke afvallen, voor het in
de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid
van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder
begrepen) en tot wijziging van richtlijn nr. 90/425/EEG (PbEG L 363) –
verder aangeduid als: de richtlijn – is geïmplementeerd in de Wet
van 29 september 1994 tot wijziging van de Destructiewet en de Vleeskeuringswet
(in verband met EG-richtlijn inzake destructie) (Stb. 1994, 784) en in het
Destructiebesluit 1996. Bijlage ll, hoofdstuk ll, punt 6, van de richtlijn
bevat voorschriften voor warmtebehandeling van hoog-risico-materiaal. In artikel
18 van het Destructiebesluit zijn deze voorschriften voor warmtebehandeling
van hoog-risico-materiaal geïmplementeerd. Artikel 18, tweede lid geeft
de minister de bevoegdheid ten aanzien van de warmtebehandeling van hoog-risico-materiaal
regels te stellen.
Beschikking 96/449/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 18 juli 1996 inzake de goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen
voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op de inactivering van
de agentia van spongiforme encefalopathie (PbEg L 184) bevat in afwijking
van de richtlijn niet alleen voorschriften voor warmtebehandeling van hoog-risico-materiaal,
maar ook voorschriften voor warmtebehandeling van bepaalde categorieën
laag-risico-materiaal. Deze voorschriften voor warmtebehandeling van bepaalde
categorieën laag-risico-materiaal vereisen derhalve wijziging van artikel
18 van het Destructiebesluit. Het onderhavige besluit voorziet in de beoogde
wijziging.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend luidt.