Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1997, 341 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 1997, 341 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 januari 1997, nr. DGSM/S/J 97000275, Directoraat Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 95/64/EG van de Raad van 8 december 1995, betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PbEG L 320), en de artikelen 17 en 31, tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet;
De Raad van State gehoord (advies van 2 april 1997, Nr. W09.97.0029.);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 juni 1997, nr. DGG/J-97005241 Directoraat-Generaal Goederenvervoer;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt onder bevoegde autoriteit verstaan: degene aan wie op de desbetreffende scheepvaartweg een melding krachtens artikel 4, eerste of derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet geschiedt.
1. Degene die een schip voert dat zich krachtens artikel 4, eerste of derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet moet melden, verstrekt ten behoeve van statistische doeleinden, door middel van de verplichte melding en als onderdeel daarvan gegevens aan het Centraal bureau voor de statistiek en aan door Onze Minister aangewezen personen of instellingen.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens zijn die welke krachtens artikel 4, eerste of derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet dienen te worden gemeld of waarom krachtens die bepaling kan worden verzocht.
Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op degene die een schip voert dat zich niet krachtens artikel 4, eerste of derde lid, van de Scheepvaartverkeerswet moet melden, als door de bevoegde autoriteit aan degene die het schip voert om de verstrekking van statistische gegevens wordt verzocht.
1. De in artikel 2 en artikel 3 bedoelde gegevens die worden verstrekt ten behoeve van statistische doeleinden, worden gemeld bij de bevoegde autoriteit.
2. De in het eerste lid bedoelde autoriteit bewerkt de in artikel 2, tweede lid, en artikel 3 bedoelde gegevens zodanig dat deze niet meer herleidbaar zijn tot een persoon of bedrijf.
3. Aan het in het tweede lid gestelde behoeft niet te worden voldaan, indien de in artikel 2, tweede lid, en artikel 3 bedoelde gegevens worden verstrekt aan het Centraal bureau voor de statistiek.
1. Degene die een zeeschip voert als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 95/64/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 december 1995 betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PbEG L 320), draagt er zorg voor dat de gegevens bedoeld in artikel 3 van die richtlijn, die volgens opgave van het Centraal bureau voor de statistiek dienen te worden gemeld, aan het Centraal bureau voor de statistiek worden verstrekt.
2. De verstrekking van statistische gegevens als bedoeld in het eerste lid, geschiedt in schriftelijke vorm of op een andere door het Centraal bureau voor de statistiek toegelaten wijze, binnen een door dat Centraal bureau aan te geven termijn.
Een wijziging van de richtlijn genoemd in artikel 5, eerste lid, gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Uitgegeven de negenentwintigste juli 1997
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Het Besluit statistische gegevens scheepvaartverkeer vervangt het Besluit statistische gegevens Scheepvaartverkeerswet. Het laatstgenoemde besluit behoefde vanwege de implementatie van Richtlijn nr. 95/64/EG van de Raad van 8 december 1995, betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PbEG L 320), verder te noemen de richtlijn, en een uitbreiding van de zich te melden categorie schepen, een zodanige wijziging, dat omwille van de duidelijkheid vervanging wenselijk was.
Door middel van het Besluit statistische gegevens scheepvaartverkeer wordt voorzien in het verstrekken van statistische gegevens ten behoeve van het scheepvaartverkeer door zowel zee-, als binnenschepen. Statistische scheepvaartgegevens liggen ten grondslag aan beleidsvoornemens op korte en lange termijn op onder andere het gebied van de beheersing van de verkeersstromen over de scheepvaartwegen, verkeersveiligheid, bevaarbaarheid en de noodzaak van kunstwerken in die scheepvaartwegen.
Uitgangspunt is dat de scheepvaart zelf in verband met het terbeschikkingstellen van statistische gegevens zo min mogelijk wordt belast. Derhalve is er voor gekozen daar waar mogelijk geen aparte meldingsprocedure voor statistische doeleinden in het leven te roepen, maar gebruik te maken van gegevens die toch al, in het kader van de operationele melding, ter beschikking komen van de bevoegde autoriteit. Artikel 2 van het onderhavige besluit ziet daarop. Dit artikel heeft zowel betrekking op zee-, als binnenschepen.
Een operationele melding geschiedt op basis van het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Scheepvaartreglement Eemsmonding, het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Binnenvaartpolitiereglement, en het Besluit Rijnvaartpolitiereglement 1995.
De behoefte aan statistische gegevens wordt door de gegevens die uit de operationele melding ter beschikking komen echter niet geheel gedekt. Zo worden op deze wijze geen gegevens verkregen van schepen waarvoor geen verplichting tot een operationele melding bestaat. Voor deze laatste categorie schepen blijft dan ook een aparte, op statistische doeleinden gerichte melding noodzakelijk. Hierin wordt door middel van artikel 3 van het onderhavige besluit voorzien.
Aangezien het hier om schepen gaat die geen gevaarlijke of milieuverontreinigende stoffen vervoeren, en om de wat kleinere schepen, is er voor gekozen in het onderhavige besluit ten aanzien van deze categorie van schepen geen actieve meldplicht in het leven te roepen. Slechts dan dienen gegevens aan de bevoegde autoriteit te worden verstrekt, wanneer daar door deze naar wordt gevraagd. De aard van de gegevens waarnaar kan worden gevraagd is daarbij dezelfde als voor wat de schepen betreft waarvoor een operationele meldplicht bestaat.
In de praktijk worden die gegevens reeds deels anderszins, bijvoorbeeld door de rederij, ter beschikking van de bevoegde autoriteit gesteld, zodat daarom door deze niet meer hoeft te worden verzocht.
Het gaat hier bijna uitsluitend om binnenschepen.
De in de artikelen 2 en 3 bedoelde gegevens worden door de desbetreffende bevoegde autoriteit doorgegeven aan het Centraal bureau voor de statistiek, en aan door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen personen of instellingen. De gegevens mogen slechts worden doorgegeven als ze niet meer herleidbaar zijn tot een persoon of bedrijf. De plicht deze gegevens niet herleidbaar te doen zijn tot een persoon of bedrijf geldt niet ten opzichte van het Centraal bureau voor de statistiek, aangezien de vertrouwelijke behandeling van die gegevens voldoende wordt gewaarborgd door artikel 11 van de Wet op het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek.
Artikel 5 dient ertoe de verplichting in het leven te roepen de statistische gegevens te melden overeenkomstig de richtlijn. Het gaat hier uitsluitend om zeeschepen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn. De te verstrekken gegevens worden niet reeds door middel van de operationele melding verkregen. Artikel 5 dient dan ook als een aanvullende bepaling te worden gezien.
In dit artikel ligt de meldplicht, evenals in de artikelen 2 en 3, bij degene die het schip voert. In artikel 5 is dit echter niet meer dan een «vangnetconstructie». Er wordt vanuitgegaan dat de gegevens die overeenkomstig de richtlijn dienen te worden verstrekt reeds anderszins, bijvoorbeeld door de rederij, op een door het Centraal bureau voor de statistiek voorgeschreven wijze ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten, die ze doorgeeft aan het Centraal bureau voor de statistiek.
Degene die het schip voert dient zich hiervan te vergewissen, en in het geval niet aan de verstrekking van de bedoelde gegevens is voldaan, hiervoor alsnog zelf zorg te dragen.
In de praktijk worden de hier bedoelde gegevens reeds merendeels op de hier aangegeven wijze verstrekt. De verplichting uit de richtlijn brengt hierin voor wat de verstrekking van die gegevens betreft nauwelijks verandering.
Ter implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wet- en regelgeving is alleen het genoemde artikel 5 noodzakelijk. Voor het overige heeft de richtlijn betrekking op de wijze waarop de statistische gegevensvoorziening gestalte dient te krijgen, waarin door het Centraal bureau voor de statistiek wordt voorzien.
Het Centraal bureau voor de statistiek zal overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn zorgdragen voor het verstrekken aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen van de resultaten van het verzamelen van de gegevens bedoeld in artikel 3 van de richtlijn, op een wijze als in artikel 6 van de richtlijn is aangegeven.
De onderhavige algemene maatregel van bestuur voorziet mede in het opvullen van de lacune die ontstond tengevolge van het opheffen van de controle door de douane aan de binnengrenzen. De douane immers verkreeg de gegevens bij de controle van het grensoverschrijdend scheepvaartverkeer en stelde deze gegevens vervolgens ter beschikking voor statistische bewerking.
Aangesloten wordt bij de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 18 mei 1994 (protocol 1994-I-20) betreffende de meldplicht op de Rijn. Deze regeling betreft de uitwisseling tussen de Rijnoeverstaten van gegevens die zijn verkregen van het scheepvaartverkeer ingevolge artikel 12.01 van het Rijnvaartpolitiereglement 1995.
II. Artikelsgewijze toelichting
De verwijzing in artikel 5, eerste lid, naar richtlijn nr. 95/64/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 december 1995 betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PbEG L 320), is een dynamische.
Om te weten te komen welke gegevens op grond van de richtlijn moeten worden gemeld, dient in principe bij die richtlijn zelf te rade te worden gegaan.
Welke gegevens in concreto dienen te worden verstrekt wordt door het Centraal bureau voor de statistiek schriftelijk, door middel van een zogenaamd enquête-formulier aangegeven.
Anders dan in het Besluit statistische gegevens Scheepvaartverkeerswet, is in het onderhavige besluit wel een strafbepaling opgenomen.
Voor eerstgenoemd besluit was dat niet noodzakelijk, aangezien de strafbaarstelling van het niet melden van gegevens aan de bevoegde scheepvaartautoriteit, is verankerd in de scheepvaartreglementen op grond waarvan het melden van die gegevens dient plaats te vinden.
Aangezien de strafbaarstelling van het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 3 en artikel 5 van het onderhavige besluit niet op die wijze is verankerd, is een eigen strafbepaling in het Besluit statistische gegevens Scheepvaartverkeer noodzakelijk.
Alhoewel de strafbaarstelling van het melden van gegevens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het onderhavige besluit wel op hogerbedoelde wijze verankerd is, is ook artikel 2, eerste lid, in de strafbepaling opgenomen. Hierdoor wordt, naast het niet verstrekken van de gegevens aan de bevoegde scheepvaartautoriteit, ook het niet verstrekken van de gegevens aan het Centraal bureau voor de statistiek een strafbaar feit.
Het is niet te verwachten dat ten gevolge van het opnemen van de strafbepaling, ten opzichte van de huidige situatie, extra handhavingsinspanning noodzakelijk wordt. Het onderhavige besluit geeft een juridische basis aan handelingen die thans reeds worden verricht en zonder problemen verlopen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 augustus 1997, nr. 152.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1997-341.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.