Wet van 23 januari 1997, houdende nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene Nabestaandenwet en enige andere wetten (aanpassing in verband met gebleken knelpunten en onbillijkheden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, met het oog op het voorkomen van onbillijkheden, in de wet van 21 december 1995, Stb. 691, de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet de mogelijkheid te openen om nadere en zo nodig afwijkende regels te stellen met betrekking tot de zogenaamde klokureneis en, in verband met enige gebleken knelpunten, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WET VAN 21 DECEMBER 1995, STB. 691

Voor de tekst van artikel XII van de wet van 21 december 1995, Stb. 691, tot nadere wijziging van een aantal sociale zekerheidswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ, alsmede enige andere wijzigingen) wordt de aanduiding «1.» geplaatst, waarna aan:

a. onderdeel a na «op de eerste dag van dat kwartaal volgde» wordt toegevoegd: of aanspraak krijgt op een tegemoetkoming in de studie-kosten als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten;

b. het artikel een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot artikel 26, eerste lid, onderdeel a,van de Algemene Kinderbijslagwet.

ARTIKEL II ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

Aan artikel 7 van de >Algemene Kinderbijslagwet1 wordt een dertiende lid toegevoegd, luidende:

  • 13. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid, onderdeel a.

ARTIKEL III ALGEMENE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWET

In artikel 38, eerste lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet2 wordt na «nabestaandenuitkering» telkens ingevoegd: of tijdelijke weduwenuitkering.

ARTIKEL IV ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het recht op halfwezenuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die:

    a. waarin niet langer aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een halfwezenuitkering, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, wordt voldaan; of

    b. waarin de halfwees de leeftijd van 18 jaar bereikt.

B

Aan artikel 26 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid, onderdeel a.

C

Aan artikel 69, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Daarbij wordt inkomen bestaande uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet op de tijdelijke uitkering in mindering gebracht.

D

In artikel 70 wordt «artikel 69» vervangen door: de artikelen 67, 69 en 71.

E

Aan artikel 71 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Tot en met 31 december 1997 wordt ingeval van samenloop van een wezenuitkering met een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van de wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba, een volkenrechtelijke organisatie of een andere Mogendheid, – laatstbedoelde uitkering, in afwijking van het bij of krachtens artikel 20 bepaalde, niet op de wezenuitkering in mindering gebracht.

ARTIKEL V INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel a, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel b, terugwerkt tot en met 1 oktober 1995, artikel II tot en met 1 oktober 1996 en de artikelen III en IV, onderdelen A, B, D en E, terugwerken tot en met 1 juli 1996.

  • 2. Artikel I, onderdeel a, treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 1997, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 januari 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F. H. G. de Grave

Uitgegeven de vierde februari 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1990, 128, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 1996, Stb. 248.

XNoot
2

Stb. 1990, 127, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 september 1996, Stb. 478.

XNoot
3

Stb. 1995, 690, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 september 1996, Stb. 478.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 117.

Handelingen II 1996/97, blz. 3071.

Kamerstukken I 1996/97, 25 117 (122, 122a).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 21 januari 1997.

Naar boven