Wet van 2 juli 1997 tot wijziging van de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Met ingang van de datum van herindeling wordt de grens tussen de gemeenten Elst en Nijmegen gewijzigd als aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.

Artikel 2

  • 1. Ingevolge artikel 52, tweede lid, onder b, van de Wet algemene regels herindeling worden tussentijdse raadsverkiezingen gehouden voor de gemeente Elst.

  • 2. Indien de datum van herindeling valt binnen een jaar voor de datum waarop de reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge de Kieswet moeten worden gehouden, vinden deze verkiezingen niet plaats in de gemeente Elst.

  • 3. Indien de situatie bedoeld in het tweede lid zich voordoet, eindigt de zittingsperiode van de leden van de raad van de gemeente Elst gelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.

Artikel 3

  • 1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt op de wijze als aangegeven in de artikelen 56, tweede lid, 107a en 107b, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen voor basisonderwijs vast voor de bij deze wet betrokken gemeenten onderscheidenlijk delen van gemeenten.

  • 2. Indien de raad van een bij deze wet betrokken gemeente binnen drie maanden na de datum van herindeling een besluit neemt tot splitsing van de gemeente, stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vast. Artikel 107b, eerste lid, eerste, tweede en vierde volzin, tweede lid, eerste en derde volzin, derde lid, eerste, derde en vierde volzin, en vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het vierde lid voor «6 maanden» telkens wordt gelezen: 3 maanden.

  • 3. De ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde stichtings- en opheffingsnormen treden in de plaats van de voor de betrokken gemeenten op grond van artikel 56, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 107, tweede lid, 107b en 107c van de Wet op het basisonderwijs vastgestelde normen. De nieuwe normen gelden met ingang van 1 januari volgend op de datum van herindeling. Tot en met 31 december volgend op de datum van herindeling blijven op de scholen in de bij deze wet betrokken gemeenten de normen van toepassing die golden op de dag voorafgaande aan de datum van herindeling.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

stb-1997-313-1.gif

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juli 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de zeventiende juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 169.

Handelingen II 1996/97, blz. 5863–5911; 6012.

Kamerstukken I 1996/97, 25 169 (276, 276a).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 30 juni 1997.

Naar boven