Besluit van 30 juni 1997, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet en het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 april 1997, VPZ/V-971265, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Economische Zaken, en Defensie en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onder b, en negende lid en 18, eerste lid, van de Ziekenfondswet;

De Raad van State gehoord (advies van 23 mei 1997, No. W13.97.0207);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 juni 1997, VPZ/V-972318, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Economische Zaken, en Defensie en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het >Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c, onder 3, wordt «voor hoger onderwijs» vervangen door: voor hoger beroepsonderwijs.

2. In onderdeel c worden onder vernummering van onder 4 tot onder 8 na onder 3, vier onderdelen ingevoegd, die luiden:

4. bij een door het Rijk bekostigde bijzondere school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, behoort tot het onderwijzend personeel of tot de leden van de directie of tot de centrale directie, dan wel

5. bij een door het Rijk bekostigde bijzondere instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.3.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel een daarmee in titel 3 van hoofdstuk 12 van genoemde wet gelijkgestelde bekostigde instelling, behoort tot het onderwijzend personeel of tot de leden van het college van bestuur of tot de centrale directie, dan wel

6. bij een instelling als bedoeld in artikel 1.3.4. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behoort tot het onderwijzend personeel of tot de leden van het college van bestuur of tot de centrale directie, dan wel

7. bij een landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, behoort tot de consulenten of de directie, dan wel.

3. Onderdeel k vervalt.

4. In onderdeel o vervalt «de Dienstplichtwet dan wel ingevolge».

5. Onderdeel q vervalt.

6. Onderdeel y vervalt.

7. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel gg door een punt-komma, wordt een onderdeel hh toegevoegd, luidende:

hh. degene die als werknemer in de zin van artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds op 31 december 1993 een werkloosheidsuitkering dan wel wachtgeld wegens werkloosheid genoot ten laste van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, en die ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, onderdeel 1e, van de Ziekenfondswet gedurende het jaar 1994 niet verplicht verzekerd zou zijn, vanaf het tijdstip waarop hij met inbegrip van de wachttijd ingevolge artikel 2, tweede lid, eerste volzin, gedurende een jaar aaneensluitend recht heeft gehad op een uitkering dan wel wachtgeld wegens werkloosheid.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. In het vierde lid wordt «Artikel 1, onder o–r,» vervangen door:

Artikel 1, onder o, p en r,.

3. In het achtste lid wordt «onder k, n, r, t, v en w,» vervangen door: onder n, r, t, v en w,.

4. In het negende lid wordt «Artikel 1, onder g, s, x, y, z, aa en bb,» vervangen door: Artikel 1, onder g, s, x, z, aa en bb,.

5. In het tiende en het elfde lid wordt «artikel 1, onder k, r of w,» vervangen door: artikel 1, onder r of w,.

C

In artikel 5a, vijfde lid, vervalt de derde zin.

D

In artikel 6, vierde lid, wordt «De Bedrijfsvereniging voor overheidsdiensten» vervangen door: Het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

E

Artikel 8 vervalt.

F

Artikel 11a vervalt.

G

Artikel 13b vervalt.

H

In artikel 14, tiende lid, wordt «de Bedrijfsvereniging voor Overheidsdiensten» vervangen door: het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

I

In artikel 14d wordt «de Organisatiewet sociale verzekeringen» vervangen door: de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

J

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt onderdeel h onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel g door een punt.

2. In het tweede lid wordt «onder e–h» telkens vervangen door: onder e–g.

K

Artikel 15a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Degenen, die:

    a. een WAO-conforme uitkering ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP ontvangen, dan wel

    b. een invaliditeitspensioen ingevolge de Algemene militaire pensioenwet genieten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%

    en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen verzekerd waren op grond van artikel 1, onder r of w, zoals die onderdelen tot vorenbedoeld tijdstip luidden, blijven verzekerd onder de voorwaarden zoals die op dat tijdstip golden. Met betrekking tot de vaststelling, de invordering en de afdracht van de premie zijn de artikelen 11b en 12b van overeenkomstige toepassing.

L

In artikel 16, eerste lid, wordt «onder e–h» vervangen door «onder e–g» en vervalt de laatste volzin.

M

In artikel 16a, eerste lid, wordt «artikelen 1, onder c, d, f, g, h, i, k, n, r, s, t, v, w, x, sub 1, y, z,» vervangen door: artikelen 1, onder c, d, f, g, h, i, n, r, s, t, v, w, x, onderdeel 1, z,.

ARTIKEL II

Na artikel 2b van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet2 wordt een artikel 2c toegevoegd, luidende:

Artikel 2c

Van de verzekering ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van de Ziekenfondswet is uitgezonderd degene die onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 1994 een invaliditeitspensioen in de zin van artikel 7, eerste lid, onder b, van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds genoot en die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel ingevolge artikel 2, achtste, tiende of elfde lid, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet niet verzekerd was ingevolge de Ziekenfondswet.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:

a. artikel l, onder A, onderdeel 1, terugwerkt tot en met 1 augustus 1993;

b. artikel l, onder A, onderdeel 2, terugwerkt tot en met 1 augustus 1996;

c. artikel l, onder A, onderdelen 3 en 7, onder B, onderdelen 1, 3 en 5, onder E, J, K en L, en artikel ll terugwerken tot en met 1 januari 1994;

d. artikel l, onder A, onderdelen 4 en 5, onder B, onderdeel 2, en onder F, terugwerkt tot en met 1 mei 1997;

e. artikel l, onder C, D, H en l terugwerkt tot en met 1 maart 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 juni 1997

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de zeventiende juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

Dit besluit voorziet in een vijftal wijzigingen van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet (hierna te noemen Aanwijzingsbesluit) en in wijziging van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet.

De wijzigingen houden verband met:

1. een wijziging van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

2. de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds en als gevolg daarvan het brengen van het NS-personeel onder de werknemersverzekeringen;

3. de invoering van een uit vrijwilligers bestaande krijgsmacht en daarmee samenhangend de opschorting van de opkomstplicht van dienstplichtigen en de opschorting van vervangende dienstplicht;

4. het niet meer toekennen van uitkeringen op grond van een regeling voor bedrijfsbeëindigingshulp (BBH-uitkeringen) door of vanwege het Ministerie van Economische Zaken op grond waarvan de aanwijzing van BBH-gerechtigden, jonger dan 65 jaar, als verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet een overbodige aanwijzing is geworden;

5. de invoering van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

Hieronder wordt op voornoemde wijzigingen ingegaan.

1. Wijziging rechtspositiebesluit onderwijspersoneel

De rechtspositie van het personeel in het Voortgezet Onderwijs (VO) en in de Beroeps- en Volwasseneneducatie (BVE) is niet meer geregeld in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO), maar in het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE. Zonder nadere regeling zou deze wijziging tot gevolg hebben dat de positie ten aanzien van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van VO- en BVE-werknemers die thans op grond van artikel 1, onder c, van het Aanwijzingsbesluit zijn uitgezonderd van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet, zou veranderen. Dit is niet de bedoeling. Daarom is de in artikel 1, onder c, van het Aanwijzingsbesluit opgenomen verwijzing naar het RPBO uitgebreid met een verwijzing naar het Kaderbesluit rechtspositie VO en het Kaderbesluit rechtspositie BVE.

De rechtspositie van VO- en BVE-personeel is met ingang van 1 augustus 1996 gewijzigd bij voornoemde besluiten (Stb. 1996, 407 en Stb. 1996, 408). Bij circulaire van 17 juli 1996, nummer ZFW/43/96, heeft de Ziekenfondsraad de uitvoeringsorganen op mijn verzoek geadviseerd om bij de uitvoering van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet te anticiperen op de totstandkoming van de onderhavige wijziging van het Aanwijzingsbesluit. Aangezien de uitvoeringsorganen reeds dienovereenkomstig handelen, is besloten aan de totstandkoming van Artikel l, onderdeel A, onder 2, terugwerkende kracht te verlenen tot en met de inwerkingtreding van vorengenoemde Kaderbesluiten, te weten 1 augustus 1996.

2. Verzelfstandiging Spoorwegpensioenfonds

Met ingang van 1 januari 1994 is de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds in werking getreden. Als gevolg daarvan is het personeel van de NV Nederlandse Spoorwegen (NS-personeel) onder de werknemersverzekeringen gebracht.

a. Overgang van een wachtgeld naar een WW-uitkering

De verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van gewezen NS-personeel dat wachtgeld toegekend heeft gekregen, werd beoordeeld aan de hand van artikel 1, aanhef en onder f, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van het Aanwijzingsbesluit. Per 1 januari 1994 maken de betrokken wachtgelders aanspraak op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). De beoordeling van de verzekeringsplicht geschiedt dan aan de hand van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, en ten eerste, van de Ziekenfondswet.

Deze wijziging van rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet leidt ertoe dat volgens de geldende bepalingen de verzekeringsplicht van wachtgelders, die bij de toekenning van het wachtgeld wegens loongrensoverschrijding niet verzekerd waren ingevolge de Ziekenfondswet, bij de overgang naar de WW op 1 januari 1994 moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van de Ziekenfondswet. In tegenstelling tot artikel 2, tweede lid, van het Aanwijzingsbesluit geldt dan voor hen een «wachttijd» van één jaar in plaats van een «wachttijd» van 26 weken. Zonder wijziging van de regelgeving zou gewezen NS-personeel bij de overgang van het wachtgeld naar een WW-uitkering maximaal één jaar en 26 weken van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet zijn uitgesloten. Het wordt wenselijk geacht dit te vermijden. De toevoeging van artikel 1, onder hh, strekt er toe deze periode te beperken tot maximaal een jaar. De hiervoor geschetste consequenties konden zich voordoen in de periode vanaf de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds tot één jaar nadien.

De verschuldigde premie voor verzekerden ingevolge artikel 1, onderdeel hh, van het Aanwijzingsbesluit is geheven over de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, die bij de inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds in de plaats is getreden van de in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds genoemde ten laste van de N.S. komende werkloosheidsuitkering of een herplaatsingswachtgeld krachtens de Spoorwegpensioenwet.

b. Overgang van invaliditeitspensioen naar een WAO-uitkering

Een ander gevolg van de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds is dat personen die voor inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet ontvingen, vanaf de inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds per 1 januari 1994 een WAO-uitkering ontvangen. Ten gevolge daarvan is per genoemde datum de rechtsgrond ontvallen aan de op artikel 15a, eerste lid, onder b, van het Aanwijzingsbesluit steunende verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van degenen die een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet genieten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45% en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen op 1 april 1986 verzekerd waren op grond van artikel 1, onder k, zoals dat onderdeel tot laatstgenoemd tijdstip luidde.

In beginsel leidt het ontvangen van een WAO-uitkering tot verzekering ingevolge de Ziekenfondswet. Een aantal personen die een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet ontvingen, had voor inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds een tijdelijke ontheffing van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet. Zonder nadere regeling zou de ontheffing zijn vervallen, omdat de regelgeving ingevolge de Ziekenfondswet deze mogelijkheid voor WAO-uitkeringsgerechtigden niet kent. Dit wordt een ongewenst gevolg geacht van het onder de werknemersverzekeringen brengen van NS-personeel. Overeenkomstig het terzake uitgebrachte advies van de Ziekenfondsraad (advies van 20 oktober 1993, kenmerk VERZ/30145/93) blijft de tijdelijke ontheffing van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet voor personen die een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet ontvingen, die vòòr 1 januari 1994 reeds op grond van het invaliditeitspensioen krachtens de Spoorwegpensioenwet die ontheffing verkregen, gelden. De wijziging van het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet strekt hiertoe.

c. Nabestaandenpensioen ten laste van de Stichting Spoorwegpensioenfonds

In artikel 15, eerste lid, onder h, van het Aanwijzingsbesluit wordt de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet geregeld van degene, die een weduwenpensioen geniet ten laste van het Spoorwegpensioenfonds bedoeld in de Spoorwegpensioenwet. Het voorgaande is ingevolge artikel 15, tweede lid, van het Aanwijzingsbesluit slechts van toepassing op degene, die op de dag voorafgaande aan het in werking treden van het Aanwijzingsbesluit verplicht verzekerd was ingevolge het Ziekenfondsenbesluit op grond van zijn aanspraak op voormeld weduwenpensioen. Dit gold voor de duur van de aanspraak op een weduwenpensioen ten laste van het Spoorwegpensioenfonds, mits die persoon bij het in werking treden van het Aanwijzingsbesluit niet krachtens enige andere bepaling verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet was, en tot aan het tijdstip waarop hij krachtens enige andere bepaling verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet wordt dan wel van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet wordt uitgezonderd.

Het blijkt dat er geen personen meer verzekerd zijn ingevolge artikel 15, eerste lid, onder h, van het Aanwijzingsbesluit. Dit betekent dat de aanwijzing van deze categorie van personen kan vervallen. De wijziging van artikel 16, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit betreft de premieheffing van genoemde categorie van personen.

3. Opschorting opkomstplicht dienstplichtigen

Vanaf 1 februari 1996 worden er geen dienstplichtige militairen meer opgeroepen en is de opkomstplicht voor erkende gewetensbezwaarden opgeschort. De meeste dienstplichtigen is de mogelijkheid geboden per 1 augustus 1996 af te zwaaien. Er zijn echter categorieën dienstplichtigen die daarvan zijn uitgezonderd. Bij het tot stand komen van de Kaderwet dienstplicht zullen er geen dienstplichtigen meer in feitelijke dienst zijn. Als gevolg hiervan kan overeenkomstig de desbetreffende brief van de Ziekenfondsraad van 17 juni 1996, kenmerk VERZ/26791/96, het Aanwijzingsbesluit worden aangepast.

4. Beëindiging uitkering ingevolge een regeling voor bedrijfsbeëindigingshulp (BBH-uitkering)

In artikel 1, onderdeel y, van het Aanwijzingsbesluit wordt de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet geregeld van degenen die jonger zijn dan 65 jaar en een uitkering ontvangen ingevolge een regeling voor bedrijfsbeëindigingshulp door of vanwege het Ministerie van Economische Zaken (BBH-uitkering). Het blijkt dat na inwerkingtreding op 1 januari 1987 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen geen nieuwe BBH-uitkeringen meer zijn toegekend. Verder blijkt dat ook alle BBH-uitkeringsgerechtigden inmiddels de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Dit betekent dat de aanwijzing van BBH-gerechtigden, jonger dan 65 jaar, als verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet een overbodige aanwijzing is en derhalve kan vervallen.

5. Invoering Organisatiewet sociale verzekeringen 1997

Doordat de Organisatiewet sociale verzekeringen met ingang van 1 maart 1997 is vervangen door de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 dienen de verwijzingen in het Aanwijzingsbesluit naar eerstgenoemde wet te worden aangepast.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel l

Onder A, onderdeel 1

De wijziging van artikel 1, onder c, onder 3, van het Aanwijzingsbesluit betreft het herstellen van een omissie. Deze omissie is ontstaan bij Besluit van 4 juli 1994, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet in verband met voortzetting uitzondering verplichte ziekenfondsverzekering HBO-personeel (Stb. 1994, 536).

Onder A, onderdeel 2

Tot dusver werd het personeel, bedoeld in de hoofdstukken l-Q en l-R van het RPBO dat werkzaam was in het voortgezet onderwijs, uitgezonderd van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet. Omdat per 1 augustus 1996 het RPBO niet meer van toepassing is op het personeel in het voortgezet onderwijs, dient een technische aanpassing van artikel 1, onder c, van het Aanwijzingsbesluit plaats te vinden om de bestaande situatie te handhaven. De uitzondering van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet in artikel 1, onder c, onder 5 (nieuw), van het Aanwijzingsbesluit betreft het personeel dat werkzaam is in de twee verschijningsvormen van regionale opleidingencentra (ROC's) – de institutioneel geïntegreerde regionale opleidingencentra en de regionale opleidingencentra in een samenwerkingsverband –, de agrarische opleidingscentra (AOC's), en de instellingen die (voorlopig) op grond van overgangsrecht met ROC's worden gelijkgesteld en/of bekostigd: dit zijn nog niet gefuseerde instellingen, vakscholen, ROC's met ontheffing, scholen in afbouw, regionale of landelijke ondersteuningsinstellingen. Artikel 1, onder c, onder 6 en 7 (nieuw), van het Aanwijzingsbesluit betreffen de uitzondering van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van het personeel van agrarische innovatie- en praktijkcentra respectievelijk het personeel bij de landelijke organen. Materieel betreffen deze aanpassingen geen wijziging in de regelgeving. Voor de inwerkingtreding van artikel 1, onder c, onder 4 tot en met 7 (nieuw), van het Aanwijzingsbesluit is aangesloten bij de inwerkingtreding van het Kaderbesluit rechtspositie BVE en het Kaderbesluit rechtspositie VO op 1 augustus 1996.

Onder A, onderdeel 3, B, onderdeel 1, E en M

In verband met de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds en daarmee het onder de werknemersverzekeringen brengen van NS-personeel, wordt geen invaliditeitspensioen meer toegekend krachtens de Spoorwegpensioenwet dan wel een periodieke uitkering als bedoeld in artikel 40 van het Reglement Dienstvoorwaarden van de NS.

Op grond daarvan kan de rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet genoemd in artikel 1, onder k, van het Aanwijzingsbesluit vervallen.

Op dezelfde grond kan de uitzondering van de verzekeringsplicht vermeld in artikel 2, derde lid, van het Aanwijzingsbesluit vervallen. Het vervallen van artikel 8 en van de verwijzing naar artikel 1, onderdeel k, van het Aanwijzingsbesluit in artikel 16a betreft de premieheffing van genoemde categorie van personen.

Onder A, onderdelen 4 en 5, B, onderdeel 2, en onder F

Wijziging van artikel 1, onderdeel o, en het vervallen van artikel 1, onderdeel q, van het Aanwijzingsbesluit betreft het vervallen van verzekeringsplicht voor dienstplichtige kostwinners voor de eerste oefening en voor de herhalingsoefening alsmede van civiel te werk gestelde dienstweigeraars. Met het vervallen van onderdeel q, van het Aanwijzingsbesluit kan de uitzondering van de verzekeringsplicht voor de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet zoals opgenomen in artikel 2, vierde lid, van het Aanwijzingsbesluit voor zover het betreft de verwijzing naar artikel 1, onderdeel q, van het Aanwijzingsbesluit vervallen. Het vervallen van artikel 11a van het Aanwijzingsbesluit betreft de premieheffing van de in artikel 1, onderdeel q, van het Aanwijzingsbesluit bedoelde categorie van personen.

Onder A, onderdeel 6, B, onderdeel 4, G en M

Het vervallen van artikel 1, onderdeel y, van het Aanwijzingsbesluit betreft het vervallen van de rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van personen jonger dan 65 jaar die een BBH-uitkering ontvangen door of vanwege het Ministerie van Economische Zaken.

Aangezien er geen BBH-uitkeringen meer worden toegekend en inmiddels alle BBH-uitkeringsgerechtigden de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, zijn er geen BBH-uitkeringsgerechtigden meer die ingevolge artikel 2, negende lid, van het Aanwijzingsbesluit ontheffing van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet hebben. De verwijzing naar artikel 1, onderdeel y, van het Aanwijzingsbesluit in artikel 2, negende lid, van het Aanwijzingsbesluit kan derhalve vervallen.

Het vervallen van artikel 13b en van de verwijzing naar artikel 1, onderdeel y, van het Aanwijzingsbesluit in artikel 16a betreft de premieheffing met betrekking tot de in artikel 1, onderdeel y, van het Aanwijzingsbesluit genoemde categorie van personen.

Onder A, onderdeel 7

Om zeker te stellen dat voor rechthebbenden op wachtgeld wegens werkloosheid ten laste van de NS die ten gevolge van de privatisering van het Spoorwegpensioenfonds daarna recht hebben gekregen op een WW-uitkering, de periode gedurende welke toetsing aan de loongrens achterwege blijft, niet meer dan een jaar bedraagt, is bepaald dat de periode voorafgaande aan 1 januari 1994 waarin NS-wachtgeld is genoten, mede in aanmerking wordt genomen.

Onder C, D, H en I

De wijzigingen in de onderdelen C, D, H en I van Artikel I houden verband met de inwerkingtreding per 1 maart 1997 van de nieuwe Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. De artikelen 5a, vijfde lid, 6, 14, tiende lid en 14d, van het Aanwijzingsbesluit zijn naar aanleiding daarvan aangepast. Materieel betreffen deze aanpassingen geen wijziging in de regelgeving.

Onder B, onderdelen 3 en 5, en Artikel II

De toevoeging van artikel 2c aan het Besluit beperking kring verzekerden Ziekenfondswet betreft de continuering van de ontheffing van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van personen die een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet ontvingen, die bij inwerkingtreding van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds op 1 januari 1994 een tijdelijke ontheffing van de verzekering ingevolge de Ziekenfondswet hadden ingevolge artikel 2, achtste, tiende of elfde lid van het Aanwijzingsbesluit.

Onder J en L

Het vervallen van artikel 15, eerste lid, onder h, van het Aanwijzingsbesluit betreft het vervallen van de rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van personen die een weduwenpensioen genoten ten laste van het Spoorwegpensioenfonds als bedoeld in de Spoorwegpensioenwet en die op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van het Aanwijzingsbesluit verplicht verzekerd waren ingevolge het Ziekenfondsenbesluit op grond van zijn aanspraak op voormeld weduwenpensioen.

De wijziging van artikel 16, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit betreft de premieheffing van genoemde categorie van personen.

Onder K

In artikel 15a van het Aanwijzingsbesluit vervalt de rechtsgrond voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet van degenen die een invaliditeitspensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet genieten, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen op 1 april 1986 verzekerd ingevolge de Ziekenfondswet waren op grond van artikel 1, onder k, zoals dat onderdeel tot voormeld tijdstip luidde.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1996, 66, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 30 juni 1997, Stb. 303.

XNoot
2

Stb. 1986, 694, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juli 1996, Stb. 418.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven