Wet van 2 juli 1997 tot samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek samen te voegen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf 1. Opheffing en instelling van gemeenten

Artikel 1

Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek opgeheven.

Artikel 2

Met ingang van de datum van herindeling wordt de nieuwe gemeente Boxmeer ingesteld.

Artikel 3

De nieuwe gemeente Boxmeer bestaat uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek.

Paragraaf 2. Overige bepalingen

Artikel 4

Voor de nieuwe gemeente Boxmeer wordt de op te heffen gemeente Boxmeer aangewezen voor de toepassing van artikel 36 van de Wet algemene regels herindeling, in verband met de toepassing van de instructies en reglementen bedoeld in dat artikel.

Artikel 5

Voor de op te heffen gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek wordt de nieuwe gemeente Boxmeer aangewezen voor de toepassing van de volgende bepalingen van de Wet algemene regels herindeling:

a. artikel 39, tweede lid, in verband met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen;

b. artikel 41, derde lid, in verband met de deelneming aan gemeenschappelijke regelingen;

c. artikel 45, tweede lid, in verband met de overgang van de voorziening van drinkwater, elektriciteit en gas.

Artikel 6

  • 1. Voor de nieuwe gemeente Boxmeer die bij deze wet wordt ingesteld, wordt een tussentijdse raadsverkiezing gehouden als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling.

  • 2. Met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing voor de nieuwe gemeente Boxmeer wordt de op te heffen gemeente Boxmeer belast.

  • 3. Indien de datum van herindeling valt binnen een jaar voor de datum waarop reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge de Kieswet moeten worden gehouden, vinden deze reguliere verkiezingen niet plaats in de nieuwe gemeente Boxmeer.

  • 4. Indien de datum van herindeling valt binnen een jaar voor de datum waarop de reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge de Kieswet moeten worden gehouden, eindigt de zittingsperiode van de leden van de raad van de nieuwe gemeente Boxmeer gelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.

Artikel 7

Artikel 2 van de >Wet op de rechterlijke indeling1 wordt met ingang van de datum van herindeling als volgt gewijzigd:

In het gestelde onder «Kantongerecht Boxmeer» vervalt: Vierlingsbeek.

Artikel 8

De bijlage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Politiewet 19932 wordt met ingang van de datum van herindeling als volgt gewijzigd:

In het gestelde onder «Brabant-Noord» vervalt: Vierlingsbeek.

Artikel 9

  • 1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt op de wijze als aangegeven in de artikelen 56, tweede lid, 107a en 107b, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen voor basisonderwijs vast voor de nieuwe gemeente Boxmeer onderscheidenlijk delen daarvan.

  • 2. Indien de raad van een bij deze wet betrokken gemeente binnen drie maanden na de datum van herindeling een besluit neemt tot splitsing van de gemeente, stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de beide gebiedsdelen een afzonderlijke opheffingsnorm vast. Artikel 107b, eerste lid, eerste, tweede en vierde volzin, tweede lid, eerste en derde volzin, derde lid, eerste, derde en vierde volzin, en vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het vierde lid voor «6 maanden» telkens wordt gelezen: 3 maanden.

  • 3. De ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde stichtings- en opheffingsnormen treden in de plaats van de voor de betrokken gemeenten op grond van artikel 56, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 107, tweede lid, 107b en 107c van de Wet op het basisonderwijs vastgestelde normen. De nieuwe normen gelden met ingang van 1 januari volgend op de datum van herindeling. Tot en met 31 december volgend op de datum van herindeling blijven op de scholen in de bij deze wet betrokken gemeenten de normen van toepassing die golden op de dag voorafgaande aan de datum van herindeling.

Artikel 10

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 juli 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de zeventiende juli 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 404, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 juli 1997, Stb. 308.

XNoot
2

Stb. 1993, 724, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 juli 1997, Stb. 308.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 25 184.

Handelingen II 1996/97, blz. 5863–5911; 6012.

Kamerstukken I 1996/97, 25 184 (277, 277a, 277b).

Handelingen I 1996/97, zie vergadering d.d. 1 juli 1997.

Naar boven